maandag 23 april 2018

Bont zandoogje (Pararge aegeria)

Langzaamaan komen ook de vlinders te voorschijn. De eerste die we zien zijn meestal de koolwitjes. maar vandaag zag ik in het bos dit mooie bonte zandoogje:


Ze viel bijna niet op tussen al die dennenaalden. Er zijn 2 soorten: die met oranje vlekken en die met flets gele vlekken, zoals deze. Ze hebben een spanwijdte van 32-42 mm, zijn dus niet zo groot. Dit is een vrouwtje, mannetjes hebben rondere vleugels.
Het bont zandoogje is een typische bosbewoner. Hij komt voor op open plekken, paden en randen van loofbos, gemengd bos en naaldbos. Deze zag ik in het bosje in ons dorp.


In de territoria wachten ze op langsvliegende vrouwtjes. Het vrouwtje zet haar eitjes een voor een afop half in de schaduw staand gras. De rups leeft van gras. Het bont zandoogje overwintert als rups of als pop. De vrij slanke, lichtgroene rups wordt tot 27 mm lang en heeft een vrij korte beharing. De rups heeft een groene kop en donkere lichtomrande rugstrepen. Het uitsteeksel op het eind van het achterlijf is typisch voor zandoogjes.


De vlinders voeden zich met honingdauw, sap van vruchten en met nectar van onder andere de bloemen van bramen.


De vliegtijd is van februari tot en met oktober. Ze vliegen in twee tot drie generaties per jaar en ze leven maar drie weken. De mannetjes zijn vrij fel tegenover soortgenoten en jagen andere mannetjes van dezelfde soort weg.


Mooi vlindertje dat zijn naam dankt aan de zwarte vlekken met witte kern (‘oogjes’) . Bij het bont zandoogje zie je die vlek nabij de punt van de voorvleugels en een hele rij oogvlekken op de achtervleugel.

Cranendonckse bos: vroege ochtenwandeling

Wat een prachtige dag leek het te worden toen ik opstond: het was zonnig en lekker aangenaam van temperatuur. Mooi weer dus om weer even lekker met mijn camera op pad te gaan: naar het Cranendonckse bos, waar ik laatst ook al was, zie blogpost..........
Het is leuk om te zien hoe de natuur binnen enkele dagen totaal veranderen kan.

De appelboompjes staan nu bol van de bloesems:


De witte bloemetjes steken mooi af tegen al het groen:


Ze zijn een dankbaar onderwerp om een foto van te maken:


Mooi.....


De laatste tijd maak ik ook vaker foto's laag bij de grond:






Ik was niet de enige op het wandelpad: twee naaktslakken zochten langzaam toenadering tot elkaar:


Deze zwarte wegslak is 10 tot 15 centimeter lang. Bij 2,5 cm is hij al geslachtsrijp. De jonge slak is bruin en de volwassen slak gewoonlijk zwart, maar kan ook steenrood, oranjeachtig, grijs tot zelfs wit zijn. Het mantelschild is ovaal en net voor het midden zit de ademopening. Bij verstoring krimpt de slak ineen en vormt een bal, terwijl de huid slijm afscheidt ter verdediging. De huid van het mantelschild lijkt op fijn schuurpapier, de huid erachter is sterk in de lengte gerimpeld en heeft daardoor een regelmatig patroon van langwerpige bultjes. De voet is gespierder dan bij veel andere soorten, en kent een duidelijk golvende beweging bij het kruipen.


De zwarte slak leeft van planten, rottend blad, schimmels, uitwerpselen en sommige insecten. Tijdens het kruipen wordt een dikke laag slijm aangemaakt, en deze soort is gevoeliger voor uitdroging waardoor alleen na de dauw en na regenval gekropen wordt; bij droger weer zit deze slak verstopt onder een object of in een dichte struik.
Het slijm van de zwarte wegslak smaakt voor de meeste dieren niet lekker. Toch heeft deze slak natuurlijke vijanden, zoals de mol, egel, dassen, muizen, spitsmuizen, padden, kikkers, slangen, vleesetende kevers en sommige vogelsoorten. De zwarte wegslak is tweeslachtig maar paart wel en na wederzijdse bevruchting worden de transparante, 5 millimeter grote eitjes afgezet in klei, holletjes in de grond en in composthopen.


De boer had zijn land ook al omgeploegd:


Alles wat ik leuk of bijzonder vond legde ik vast, zoals dit kleine honingbijtje op de pinksterbloem:


Nog steeds geen uilenpaartje aan het werk gezien bij de uilenkast:


maar wat niet is...kan nog komen....


Mooiste foto van vandaag: de Buulder AA:


Al vaker langs deze boom gelopen maar het was me niet eerder opgevallen dat deze een wel heel bijzondere "leger-camouflage-kleur" heeft:


Het is de Plataanboom, deze wordt 30-35 meter hoog en ontwikkelt een zeer brede kruin, soms enkele kruinen, met een diameter van 8-12 meter. De grote bladeren en het dichte bladerdek maken de plataan tot een van de meest toegepaste schaduwbomen. Karakteristiek is de stam, die, doordat er stukken schors afvallen, verschillende kleuren bruin en groen oppervlak vertoont.


Het was maar een korte wandeling. Tot slot nog enkele leuke bloempjes:
het madeliefje:






Het herderstasje:


En de paarse dovenetel:


Allemaal bloempjes die ik nog ken van de lagere school. Van toen ik voor biologieles deze bloempjes moest plukken en drogen tussen vloeipapier in een dik boek, en vervolgens in een schriftje moest plakken en de namen erbij noteren.
Ja.....toen vond ik het al leuk, de natuur.

zondag 22 april 2018

Dode hommelkoningin in mijn tuin

Vandaag vond ik een dode hommel op het terras in mijn tuin. Op straat zie je zo af en toe ook een dode hommel liggen. Dat vind ik altijd een triest gezicht. Maar het is een bekend fenomeen waar uitgebreid onderzoek naar is gedaan. De oorzaak is meestal uitputting.


De hommel moet voor het verzamelen van nectar meer energie besteden dan dat het voor hem opbrengt. Het probleem is dat hij relatief zwaar is en maar kleine vleugels heeft waardoor het vliegen veel energie kost. Heeft hij te weinig energie dan raakt hij verzwakt en komt hij de lucht niet meer in.

Zo'n versufte hommel lijkt niet moe maar half verlamd, gedesorienteerd. Draait rondjes om zijn eigen as, zijn pootjes werken niet of er werkt maar een vleugel. Het is naar om te zien. Als er veel hommels, bijen en zweefvliegen tegelijkertijd op de nectar afstevenen wordt de opbrengst aan nectar per individu minder. De hommel heeft kennelijk een onvoldoende mechanisme dat hem tijdig waarschuwt voor uitputting. Een hommel heeft nl. extra energie nodig voor het opwarmen van zijn vliegspieren. Dit fenomeen kun je waarnemen als een hommel ergens zit te brommen en zijn vleugels aan het warmdraaien is. (Een hommel is niet echt geschikt om te vliegen; alleen de hommel zelf weet dat nog niet!). Hij verbruikt meer energie dan bijv. de bijen en zweefvliegen.

Dat de uitputting vaak de doodsoorzaak is ten tijde van massale hommelterfte is gebleken bij secties die er op ze gedaan zijn. In de hommels werd een te laag suikergehalte aangetroffen. Reddingsacties om uitgeputte hommels te redden, door ze nectar aan te bieden, bleken succesvol.

Hier is een filmpje te zien hoe je zo'n hommel kunt helpen door hem suikerwater te geven:

https://www.youtube.com/watch?v=qRfdHJeJ9p0

Van zo'n moment maak ik dan gebruik om macro foto's van zo'n insect te maken en hem of haar eens goed te bekijken:


Op deze foto is de legbuis goed te zien:


Bij de vrouwtjes is de legbuis of ovipositor omgevormd tot een angel dus alleen de werksters en de koninginnen kunnen steken en de mannetjes niet. De angel kan bij vrouwtjes echter niet meer als eilegapparaat worden gebruikt; de eitjes verlaten het lichaam via een opening aan de basis van de angel en niet- zoals bij insecten met een 'normale' ovipositor- door het uiteinde van de legbuis.

En op deze foto kun je haar mooie gezichtje zien:


De ogen van een hommel zijn langwerpig van vorm en meestal zwart van kleur. De randen van de ogen raken elkaar nooit. Hommels zien net zoals andere bijen kleuren anders dan de mens. Ze zien geen rode kleuren, maar wel de kleuren in het ultraviolette deel van het licht (uv-licht). Veelal weerkaatsen de zogenaamde honingmerken in bloemen uv-licht, waardoor ze voor hommels goed zichtbaar zijn. Een bloem ziet er door deze ultraviolette kleuren voor een hommel uit als een soort landingsbaan.
Boven de ogen liggen op het midden van de kop drie kleine puntoogjes (ocelli), die uit een enkele lens bestaan. Ze hebben een ondergeschikte visuele functie en kunnen alleen grove lichtverschuivingen waarnemen.
In tegenstelling tot de bij heeft de hommel ook stevige kaken; deze worden alleen gebruikt om bloemen stuk te knippen om bij de nectar te komen. De kaken worden dus niet gebruikt om vijanden aan te vallen en te bijten.
De antennes van een hommel zijn zwart en bestaan altijd uit 12 of 13 geledingen, afhankelijk van het geslacht. Mannetjes hebben altijd 13 geledingen en vrouwtjes hebben er altijd 12.

Een hommel is zwaar behaard: heeft wel 5 miljoen haren op zijn lijf:


De hommelkoningin en de werkster hebben speciale achterpoten. Een deel is plat en glad en langs de rand staan stijve haren. Dit noem je een stuifmeelkorfje en hierin wordt het stuifmeel opgeslagen; als een hommel nectar haalt kruipt ze vaak in de bloem. Soms gaat de hommel zelfs hard zoemen en trillen: zo trilt ze het stuifmeel los. Dit noem je “Buzzen”. Hierdoor wordt ze overdekt met stuifmeel uit de bloem. Dit kan ze met haar poten afwrijven. Ze vermengt het stuifmeel met wat nectar tot een balletje en dat plakt ze op haar poot. Als je dus hommels ziet met gele klompjes op de achterpoten, dan weet je dat ze stuifmeel hebben verzameld. Een hommel kan meer dan de helft van haar eigen gewicht aan stuifmeel meenemen.


Ook nog even wat info over de mannelijke hommels.
De paring vindt plaats op de bodem en duurt ongeveer 15 tot 30 minuten. Na de paring sterft het mannetje en de bevruchte koningin gaat op zoek naar een overwinteringsplaats. Bij sommige hommelsoorten is dit al in juli, bij andere pas in oktober.
In het voorjaar gaat de koningin op zoek naar een nest en bevrucht de eieren met zaad van het mannetje waarmee ze gepaard heeft en dat ze de hele winter in haar lichaam heeft bewaard.
Wanneer de kolonie groot genoeg is (ongeveer 80 werksters) gaat de koningin door een verandering in de feromoonproductie onbevruchte eitjes leggen, waaruit na 25 dagen mannetjes ontstaan. De jonge mannetjes eten in het begin veel nectar en stuifmeel uit de voorraden in het nest om energie op te doen voor de balts en de paring. Drie dagen nadat ze uit hun poppen zijn gekomen verlaten ze het nest en keren daar zelden terug.

Heel interessant allemaal.

Op dit moment is de piek van de hommels voorbij. Af en toe komt er nog eentje op bezoek in mijn tuin.

zaterdag 21 april 2018

Lieveheersbeestjes (Coccinellidae) in mijn tuin: het ene lieveheersbeestje is het andere niet

Vandaag zag ik een aantal lieveheerbeestjes in mijn tuin. We kennen allemaal wel de rood met zwarte stippen lieveheersbeestjes. Maar het ene lieveheersbeestje is het andee niet: er zijn heel veel soorten.

Lieveheersbeestjes horen tot de "kevertjes" : klein, rond, meestal rood met zwarte vlekken. De onderverdeling is: bladluiseters (rood met zwart), schimmeleters (geel of oranje) en planteneters. De planteneters zijn erg schaars: de groep bestaat maar uit een paar soorten.
De meeste zijn gemakkelijk te herkennen door het aantal stippen of vlekken te tellen. Die stippen zeggen echter niets over de leeftijd (ze worden allemaal zelden ouder dan één jaar), maar vaak wel over de soort. Ze hebben kleuren (rood of geel met zwart) die in de natuur gelden als waarschuwingskleuren. Als ze zich bedreigd voelen, scheiden veel soorten een oranjegeel, vies en stinkend goedje af, dat de meeste rovers op flinke afstand houdt.

Dit is het tienstippelige lieveheersbeestje (Adalia decempunctata):






Prachtige site met alle lieveheersbeestjes met foto's:

Hulpmiddel voor de stippen te determineren:

mooie veldklapper:

Bij ons komt het Zevenstippelig lieveheersbeestje (Zevenstippel of Zevenstip) het meest voor. Makkelijk herkenbaar door de 7 duidelijke zwarte vlekken op de rode dekschilden. De zevende vlek zit op beide dekschilden en vlak ervoor zitten kleine bijna driehoekige witte vlekken. Het halsschild is zwart met witte vlekken aan de voorrand. Grootte 6 tot 8 mm. Vliegt van maart tot november.

Deze zag ik dus vandaag in mijn tuin. Het is een exoot dwz soorten die niet op eigen kracht Nederland bereiken, maar door de mens worden binnengebracht, opzettelijk of niet opzettelijk. Daarom heb ik ze aangemeld bij wwarnemingen en het is goedgekeurd.



vrijdag 20 april 2018

RZIM Soerendonk: vroege lentewandeling

Na mijn korte wandeling door het Cranendonckse bos besloot ik ook nog even bij het RZIM in Soerendonk te gaan wandelen, het was zo'n heerlijk weer.

Ik kwam meteen een ouder echtpaar tegen die daar een wandeling wilden beginnen. Ze hebben daar vroeger gewoond en altijd midden in de natuur geleefd. Ze wisten te vertellen dat er nu in deze bossen zwijnen en wolven zitten, en buizerds en spechten. En dat vroeger, als ze de koeien aan het melken waren met de hand, er in de weide gewoon patrijzen, fazanten, scholeksters en klapeksters vlakbij zaten. En kievitten. Die zie je nu niet meer. Erg jammer.

Ook hier meteen volop voorjaars bloemen, prachtige volle trossen op lange stengels. Het is de wilde judaspenning:


Wilde judaspenning (Lunaria rediviva) is een grote plant met een behaarde stengel. De bladeren zijn hartvormig en spits getand. De bloem ruikt lekker en is violet. De zaden zitten in platte, spitsvormige hauwtjes. De plant houdt van een vochtige en kalkrijke omgeving. 


Deze foto van paardenbloemen vind ik zelf erg mooi, ik ben daarvoor laag bij de grond gegaan, omdat ik de achtergrond zo mooi vond:


Hier liep ik langs de moerassloten en hoorde overal kikkers in het water plonsen:


Daarop besloot ik er voorzichtiger voorbij te lopen en ja, ik had geluk en kreeg kikkers in het vizier: lekker zonnebadend aan de waterkant zodat ze snel in het water kunnen plonsen bij gevaar:


Het is de groene kikker; er zijn wel 22 soorten...maar ja....welke groene kikker is dit nou?

Ravon heeft een mooie herkenningskaart:


Er zijn 3 verschillende soorten groene kikkers: de poelkikker of kleine groene kikker (Pelophylax lessonae), de meerkikker of grote groene kikker (Pelophylax ridibundus) en duizenden jaren geleden is er door een kruising tussen deze twee soorten een derde soort ontstaan: de bastaardkikker of middelste groene kikker (Pelophylax kl. esculentus).
De drie soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ze hebben alledrie zwarte vlekken en op de rug een lichtgroene streep. De poelkikker is tijdens de paartijd wat geler.
De voortplanting is van april tot juli.
Groene kikkers kunnen met het roepen om een vrouwtje behoorlijk kabaal maken.
Eiklompen zijn nauwelijks te vinden omdat ze verstopt worden tussen de waterplanten.

Ik denk dat dit de bastaardkikker is. De meerkikker is bruiner, en de poelkikker oogt groener, m.n. het achterlijf:




 Om maar even aan te geven wat voor goede schutkleur ze hebben: je ziet ze bijna niet:


Vergroot:


Tips voor fotografen:
Benader een water langzaam en speur de oever goed af. Groene kikkers zitten daar vaak te zonnen. Tijdens de paartijd kun je afgaan op het geluid dat al van ver te horen is. Tijdens de absolute piek van de paartijd kunnen er wel honderd of meer groene kikkers in een poel zitten. Ze verliezen dan ook hun schuwheid, deze piek duurt echter erg kort. Daarbuiten zijn het alerte dieren die met een grote plons het water in vluchten. Rustig blijven wachten kan dan lonen, de kikkers komen weer boven om te ademen en zullen naar verloop van tijd hun activiteiten weer vervolgen.

Deze foto heb ik gemaakt omdat ik denk dat daar een larve van een rups in zit die zich weldra zal verpoppen om er als een mooie vlinder uit tevoorschijn te komen:


Mooiste foto van vandaag: wat een prachtige kleuren: het is echt waar, de kleuren zijn veel natuurlijker dan midden op de dag:


Spinnen met hun ingenieuze webben kom je op de gekste plekken tegen:


En de eerste langpootmug van dit jaar: prachtig in beeld tegen de mooie bruine achtergrond:


Ze hebben een onopvallend uiterlijk om geen aandacht van vijanden te trekken. Ze zijn schemeractief en nachtactief en worden dan aangetrokken door licht. Ze houden zich overdag vaak op in planten en drinken uitsluitend water of sappen. In tegenstelling tot de larven: de emelten, die zijn vraatzuchtig. In juni verpoppen de emelten en komen de langpootmuggen tevoorschijn. De volwassen langpootmuggen leven maar enkele dagen om te paren. Deze is een mannetje, gezien de legboor ontbreekt.

Leuk: weer even met het trekpontje in de moerassloot naar de overkant richting biotoopvijver:


Lisdoddenpluizen langs de waterkant:


Van de grote lisdodde ook wel duuvelstok genoemd is bekend dat het een waterzuiveraar is. 
Niet zozeer omdat hij zelf water zuivert, maar deze plant transporteert zuurstof naar de wortels. Daardoor ontstaat rond de wortels een gebied waarin zich bacteriën kunnen vestigen welke zuurstof nodig hebben. Deze bacteriën breken nitraten, nitrieten en fosfaten af. Misschien dat ze om die eigenschap hier bij het waterzuiveringschap zijn aangeplant.


Nog een mooiste foto van vandaag:


De prachtige bloesem van een bramenstruik:




Esdoornblad?


Ik kijk niet alleen naar de insecten, maar kijk ook vaak omhoog naar de bomen, en dan zie je soms ook hele bijzondere dingen, zoals dit nestkastje. Ik wist pas na googlen dat het een vleermuizen nestkastje was. Hoe leuk is dat!

Vleermuizen zijn heel nuttige dieren, ze kunnen per nacht wel 300 muggen, motjes, kevertjes en andere insecten eten. Ze rusten voornamelijk in groepen en zijn daardoor ook kwetsbaar. Door de steeds betere isolatie van woningen wordt het voor vleermuizen steeds moeilijker om een geschikte woonruimte te vinden. Dit soort vleermuiskastjes  biedt voor verschillende soorten kleine vleermuizen een ideale woonruimte. Door de speciale inkepingen in het hout hebben ze een betere grip, en komen ze eenvoudiger de kast binnen.
 De binnenkant van de kast heeft een ruw oppervlakte waaraan de vleermuis zich met de nagels van zijn achterpoten kan vasthouden. Vleermuizen houden van een warm en behaaglijk onderkomen. De nestkasten worden tegen een boom geplaatst op minimaal 5 meter van de grond aan de zon kant want die houdt de warmte van overdag nog vast. Maar niet in de volle zon! En de ingang op het zuiden. De onderingang is smal zodat kleine vogeltjes niet naar binnen kunnen:


Wat ik allemaal tegenkwam tijdens mijn wandeling bleef me verbazen: ik zag een zwermpje zwartachtige insecten die ik nog nooit eerder had gezien: ze hadden hele lange dunne sprieten, ik dacht meteen aan een mottensoort: 


Ik heb lang moeten zoeken maar ben er achter gekomen welk insect dit is: hij behoort tot de langsprietmotten (Adela reaumurella): 
en wel de smaragdlangsprietmot:


Hij behoort tot de zgn microvlinders. Microvlinders of kortweg Micro´s behoren tot de orde der vlinders, maar worden vaak apart benoemd vanwege hun geringe grootte. Het zijn kleine vlindertjes, het lichaam is iets meer dan een cm lang. Deze soort overwintert als rups en de vlinders vliegen vroeg in het jaar, april, mei of juni. De mannetjes  dansen in groepen aan het eind van de takken. Dat zag ik hier ook! De vrouwtjes hebben minder lange sprieten:


Hij heeft een spanwijdte van 15-17 mm. Hij vertoont gelijkenis met een andere soort: de wilgenlangsprietmot (Adela cuprella). Maar als je goed kijkt zijn er duidelijke verschillen:
Het mannetje van A. reaumurella is veel blauwachtiger zilver van kleur, mannetje van A. cuprella is veel goudachtiger van kleur. Het laatste deel van de poten van A. cuprella zijn wit, bij A. reaumurella veel eenkleuriger donker grijs/zwart. Wijfje van A. reaumurella is van wijfje A. cuprella te onderscheiden, voornamelijk vanwege de kopbeharing, die is van A. reaumurella veel roestbruiner, bij A. cuprella uitbundiger en feller oranje. 
Ook de vindplaats kan helpen bij de onderscheiding van beide soorten. A. reaumurella wordt meestal in bosachtige omgeving waargenomen, A. cuprella meestal aan bosranden of aan randen van sloten waar Salix caprea (boswilg) groeit. A. cuprella is vaak aan te treffen op bloeiende katjes van boswilg. A. reaumurella vliegt vaak in grote zwermen bijeen, in bosachtige omgeving, rustend op het bladeren dek. A. cuprella meestal in lagere aantallen:


 Ja, duidelijk de smaragdlangsprietmot. Ben weer trots op deze waarneming en heb hem, evenals het vrouwtje aangemeld bij waarnemingen:




 Het mannetje heeft tamelijk lange, zeer donkerzwarte haren op de kop en het voorlijf:




Leuk: op 22-04-2018 lees ik dat ze beiden zijn goedgekeurd door waarnemingen :-).

Wat een geluk dat ik ook een vrouwtje zag: zij is wat kleiner en heeft duidelijk een andere kop met minder lange voelsprieten. Ze heeft veel kortere haren en bovendien twee streepjes met oranje-achtige haren tussen de ogen. Ze is ook wat grijer metaliger van kleur:


Ik vind het echt hele bijzondere vlinders en zo'n groepje dansende motten was prachtig om te zien.

Ik zag ook nog n enkele bij, na enig googlen denk ik dat dit de zgn blinde bij is (Eristalis tenax) die behoort tot de zweefvliegen:


 Ik heb haar al in een eerdere blogpost beschreven:
http://natuurfotografieanitasart.blogspot.nl/search?q=blinde+bij


Een vrouwtje, gezien de ogen verder uit elkaar staan:


En op het einde van mijn wandeling nog een mooi zonnebadend zweefvliegje:





Het was een heerlijke wandeling. Mooi zonnig weer, hele aangename temperatuur al was het nog erg vroeg. Ik vond het ook leuk om een locale oudere bewoner van deze plek tegen te komen die me leuke dingen wist te vertellen over dit gebied. Ik was blij verrast over de mooie bijzondere insecten die ik heb gezien en heb kunnen fotograferen. En ik heb nu zelf ervaren wat een verschil het maakt als je vroeg op de dag bij zonnig weer gaat fotograferen. De kleuren zijn dan vele malen mooier. En de kikkers waren natuurlijk ook supergaaf om te zien. Ik ga hier binnenkort weer kijken, er is altijd wel wat anders moois te zien.