donderdag 30 mei 2019

Gele strontvlieg met schimmel Entomophthora muscae

Vandaag zag ik tijdens mijn wandeling met mijn hondje in de berm langs een maisveld een bijzondere verschijning. Het was een gelig insect wat ik dacht nog niet te hebben gezien. Ik maakte er met mijn gsm een foto van om er later op de pc eens goed naar te kijken.

Het bleek een gele strontvlieg die door een schimmel was besmet, en wel de Entomophthora muscae ofwel de insectendodoer van de vlieg:


Toen herinnerde ik mij dat ik hier al eens eerder een blog over heb gemaakt:

Het is een parasitaire schimmel. Parasitaire schimmels van het genus Entomophthora beïnvloeden het gedrag van hun slachtoffer voordat ze die doden. Wereldwijd zijn er ongeveer 150 soorten bekend. Ze parasiteren vele soorten insecten, waaronder vliegen, oorwormen, wantsen, cicaden, sprinkhanen enz....Je ziet ze het meest in de lente en in de herfst.Iedere soort uit het geslacht Entomophthora is aangepast aan zijn eigen gastheer. Zo maakt de soort Entomophthora muscae slachtoffers bij vliegen.
Men noemt deze schimmels ook wel klapkonten, omdat het lichaam van het aangetaste insect openbarst als de schimmel rijp is.

De sporen van de schimmel kiemen en groeien tussen het uitwendige skelet tot binnenin het lichaam. Daar vermenigvuldigt de schimmel zich snel en bereikt uiteindelijk de hersenen. Als het insect bijna helemaal door de schimmel is overwoekerd beïnvloedt de schimmel het gedrag zodanig dat het geparasiteerde insect met zijn laatste krachten zo hoog mogelijk in een plant klimt. Het geïnfecteerde zombie-insect, die dan geen eigen wil meer heeft, sterft vervolgens in een typische houding meestal ondersteboven bovenaan een grasstengel. Deze houding wordt ook aangenomen om de kans op infectie van een volgend insect te verhogen. Zo'n houding zou nl. duiden op sexuele ontvankelijkheid en onweerstaanbaar zijn voor paringspartners. Als het insect overleden is, begint de uitgroei van de schimmel op de zwakke, zachte plekken tussen de platen van het uitwendige skelet, en komen de sporendragende schimmeldraden tevoorschijn. De sporen zijn voorzien van een speciale, zeer kleverige slijmlaag zodat ze heel gemakkelijk aan een volgend geschikt insect blijven kleven. Omdat de vlieg zo hoog in de plant zit worden de sporen van de schimmel heel goed verspreid. Andere vliegen die in de buurt komen raken zo ook besmet. Een optimale manier van verspreiden dus: (info Nature-today)

Ik vind het geen leuk gezicht, dit drama voor deze vlieg: het kan zijn dat het diertje op dat moment nog niet was overleden. Er ontstaan nl. eerst witte banden op het achterlijf die de sporen bevatten.


maandag 20 mei 2019

Wandeling RWZI en de Heide Soerendonk

Vandaag was het eigenlijk helemaal geen fijn weer, maar ik wilde toch graag even gaan wandelen. Het was grijs en grauw, en fris, dus een goed idee om naar de plek te gaan waar ik gelukkig van wordt: op het terrein van de RWZI in Soerendonk en het bos van de Heide in Soerendonk.
Ik heb er al meerde  blogs over gemaakt, zie o.a. deze :

http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/2018/07/de-schoonheid-van-de-buulder-aa-nabij.html

Google maps printje van de Riool water zuiverings installatie in Soerendonk:


De route die ik heb gelopen: de auto bij Scouting Kizito geparkeerd. Dan eerst langs de zuiveringsinstallatie, langs de vlooienvijvers links, dan rechtsaf langs de moerassloten, dan met het trekpontje naar de overkant, langs de biotoopvijver en over de Trurkse brug, en weer terug langs de bosrand, en linksaf langs het weiland waar koeien met kalfjes stonden:


Afgelopen zondag 19 mei was er een open dag op de RWZI. Mensen konden hier een kijkje komen nemen en om alles te weten te komen over wat er allemaal met ons afvalwater gebeurt. De waterzuivering hier is enkele jaren geleden geheel gerenoveerd en voldoet sindsdien aan de normen van de Kaderrichtlijn Water. Het is er wonderschoon en ik wandel er graag. Je kunt er prachtige natuurfoto's maken, in elk seizoen.

De ingang:


Hier kun je alles lezen over het systeem van zuiveren wat daar wordt toegepast: heel interessant

De eerste vlooienvijver:


Enkele van de planten die hier groeien:

De klaproos, nee niet de gewone (grote) maar de bleke, die men Papaver dubium heeft genoemd:


Hij is idd wat bleekjes en niet zo felrood als de grote klaproos. Het verschil met de grote klaproos is dat de haren aan de lange bloemsteel tegen de steel aangedrukt liggen. De doosvrucht is smal tot lang gerekt en zonder naar boven gerichte haren. Je moet het maar weten, ik werd er door Waarneming op geattendeerd. Dat is niet alleen leuk maar ook leerzaam :-).

Dit is de voederwikke (Vicia sativa):


Het is een plant uit uit de vlinderbloemenfamilie. De voederwikke dankt zijn naam aan het feit dat de soort als voedergewas werd verbouwd. Hij bloeit met alleenstaande, kortgesteelde bloemen of met één of twee paar bloemen in de bladoksels. De bloeiperiode loopt van mei tot juli (soms tot september). De bloemen zijn blauwpaars.

De tweede vlooienvijver: rechts een paar meerkoetjes:


De bosrand van de Heide:


Er stonden heerlijk rustig koeien te grazen met hun kalfjes:






Nog meer planten: de hazelaarbraam (Rubus corylifolius), ja ik dacht ook gewoon een braam, maar daar zijn dus ook meer soorten van:


De plant behoort tot de rozenfamilie. Hij wordt 30 tot 100 cm hoog, de bladeren zijn vijftallig. De bloei is van mei tot in juli met witte bloemen. De soort is moeilijk te onderscheiden van de andere soorten van de braam omdat hij is ontstaan door kruisingen en terugkruisingen van een gemeenschappelijke voorouder. De vrucht is een verzamelsteenvrucht. Dwz dat afzonderlijke bessen worden gevormd die dan weer met elkaar tot één vrucht vergroeien.

Dit is de Gelderse roos (Viburnum opulus):


Een plant uit de muskuskruidfamilie, jawel! Een plant die van nature in de Benelux voorkomt. Deze muskuskruidfamilie kent wel 200 soorten met 5 geslachten waar deze er 1 van is. De plant wordt tot wel 3 m hoog. De bloei is in  mei en juni met witte bloemetjes in platte tuilen. De randbloemen lokken insecten met hun nectar. Na de bloei komen er trosjes met hangende bessen, die lang aan de struik blijven zitten. Maar de vogels weten dat ze die niet moeten eten (maagklachten krijggen ze ervan), alleen de pestvogels zijn er dol op.

Een lieveheersbeestje smult ervan:


En dit is een Eglantier rosa rubiginosa :


Het is ook een van nature voorkomende plant uit de rozenfamilie. De recht opgaande, gedrongen struik wordt 1,5 - 2,5 m hoog. De bloei is van juni tot in juli. De 3 – 4 cm grote bloemen zijn rozerood tot rood. Ze staan met 1 - 3 bij elkaar. Ze vormt rode eironde rozebottels met nootachtige vruchtjes.


Onderdeel van het zuiveringsproces:


Leven wordt toegevoegd aan het water:




Het pad langs het rietmoeras. Andere keren dat ik was stond het riet metershoog. Ook in de winter. Nu was er alleen jong riet te zien. Blijkbaar hebben ze het oude riet opgeschoond:


Dit was in april 2017: hoog bruin oud riet en groen jong riet:


Even in het kort. De Waterharmonica hier in Soerendonk is opgebouwd uit drie secties: een vlooienvijver, moerassloten met riet en ondergedoken waterplanten en een biotoopvijver. Alle drie helpen ze het water te zuiveren: zowel afvalwater als regenwater. Het rietmoeras met ondergedoken waterplanten fungeert als filter. Tussen deze moerassen en de verderop liggende biotoopvijver liggen regelbare overlaten waarmee men het waterpeil kan regelen bv voor onderhoud. Ze zijn laag aangelegd om het water van het beekdal te kunnen bergen. De biotoopvijver kan bij hoge beekafvoer een paar keer per jaar overstromen. De kades van dit rietmoeras zullen echter alleen bij extreem hoge afvoer onderlopen. Bij een lage beekafvoer zorgt een vistrap tussen de biotoopvijver en de beek voor de ecologische verbinding. Dat hebben ze toch maar mooi bedacht.
Naast de waterzuiverdende functie heeft het moeras ook grote waarde voor de natuur. Het riet mag de waterafvoer echter ook niet belemmeren. Als er meerdere jaren niet wordt geschoond treedt verlanding op en gaat de watervoerende functie verloren. Het waterschap houdt in de gaten of een sloot haar watervoerende functie behoudt. Voor vogels is het belangrijk dat er overjarig riet staat. De leeftijd van dit overjarige riet is voor de vogels niet van belang. Wordt er minder vaak geschoond dan staat er meer overjarig riet. Rietvogels maar ook nachtvlinders (sommige soorten overwinteren erin als pop) en insecten profiteren daarvan. Rietvogels die in het vroege voorjaar uit Afrika terugkeren kunnen alleen in de sloten met oud riet hun nestjes maken. In de sloten zonder oud riet lukt dat dan nog niet. Sommige dieren zoeken swinters beschutting in het riet.


Rietvogels zag ik hier niet, maar wel opvallend veel over het water scherende echte zwaluwen  (Hirundinidae), die had ik hier eigenlijk niet verwacht:


Maar dat komt omdat ik eigenlijk niet wist dat er meerdere soorten zwaluwen zijn. Ik ken alleen de huiszwaluw. Er komen in onsland verschillende soorten zwaluwen voor tijdens het broedseizoen: de boerenzwaluw, de huiszwaluw en de oeverzwaluw. Ze waren zo snel dat ik niet goed heb kunnen zien hoe ze er uitzien. Maar ik denk dat het boerenzwaluwen waren. Die jagen op insecten in de lucht en zijn de enigen die zo laag vliegen bij het jagen op voedsel. Ze waren ook donker van kleur.

Ik heb geprobeerd ze te fotograferen maar met die snelheid...nee dat is me niet gelukt, alleen aan het gevorkte staartje is te zien dat het om een zwaluw gaat:


Op de mooie kade sprong een grote bruine kikker voor me weg, ook die was me te snel af:


Dansmug in een oksel van een rietstengel; ik was blij dat ie daar bleef zitten ipv op mijn hoofd haha: ohnee, dansmuggen steken niet, gelukkig:


Hier stond ook eenzaam en alleen dit kleine lila plantje wat een moeilijke naam heeft: phacaelia phacaelia tanacetifolica, maar gelukkig een leuke Nederlandse naam heeft: het is het zgn bijenbrood:


Zo genoemd omdat het een echte bijenplant is; hij wordt veel door honingbijen en hommels bezocht. Als hij voldoende vocht krijgt, wordt er veel nectar geproduceerd. Hoewel hij goed tegen droogte kan, produceert de plant onder droge omstandigheden alleen stuifmeel. Hij komt oorspronkelijk uit Californië, waar hij op stenige berghellingen groeit. Het natuurlijke verspreidingsgebied ligt in Californië, Arizona, Nevada en Noord-Mexico. In ons land komt hij op sommige plaatsen verwilderd voor. Zoals hier. Hoe bijzonder! Naast dat deze plant ook gebruikt wordt voor groenbemesting kan er uit de bloemen stoffen voor parfum gewonnen worden.


Wat een geluk: hier stond een mooie groepje klavertjes van de witte klaver (Trifolium repens):


Ik heb nog even goed gekeken of er misschien een klavertje 4 tussen zat, dan kon mijn geluk niet meer op haha...maar dat was helaas niet het geval. Het klavertje 4 is een mutant van de witte klaver. Ze heeft bladeren die uit 4 deelblaadjes bestaan ipv 3. Vooral door de zeldzaamheid, maar ook door de vorm, die doet denken aan een kruis, wordt het vinden of het krijgen van een "klavertjevier" sinds de middeleeuwen beschouwd als een geluksbrenger. Volgens de legende stelt elk deelblad iets voor: het eerste de hoop, het tweede vertrouwen, het derde liefde en het vierde geluk. De kans dat je er een vindt wordt geschat tussen de 0,01% en 0,1%. Hele kleine kans dus! De oorzaak van het ontstaan van dit klavertje wordt gezocht in milieufactoren zoals vervuiling, bodemsamenstelling en beschadiging van de jonge klaver.
Nog veel zeldzamer dan klavertje 4 zijn  het klavertje 1,2,5,6,7,18 en 21. De Zwitserse klaverbladverzamelaar Ramon Mayer bezat er wel 1027! Volgens het Guinness Book of Records is 56 het hoogste aantal deelblaadjes gevonden op één blad van de witte klaver.

De witte klaver is een plant uit de vlinderfamilie. Heeft de naam gekregen vanwege zijn witte bloemen. Er zijn ook andere klaversoorten zoals de aardbeiklaver en basterdklaver die meer roze bloemen hebben. Je herkent de witte klaver ook aan de witte halvemaanvormige band op de blaadjes. De bloei is van mei-juni tot de herfst.  Hij wordt veel bezocht door honingbijen en hommels.

Op sommige plekken kon je op de kade bijna zo het water inlopen:


Kon ik mooi even op mijn hurken door het heldere water op de bodem kijken, op zoek naar bodemleven. Soms vind je daar de mooiste insecten. Nu zag ik er geen, maar wel iets raars: waarschijnlijk een stukje wortel van eoa plant:


Maar wat me meer verbaasde was een opborrelende luchtbel komend vanuit een klein rond hoopje zand in de zandbodem onder water, ik zag er geen insect bij, wat het is, daar ben ik nog niet achter. Het zouden de zgn methaanbubbels kunnen zijn, al zou ik die hier niet direct verwachten vanwege de zuivering van het water: methaangas komt voor waar veel rottend plantenmateriaal op de bodem ligt:


Voor de methaan-registratie tellen we wel de methaanproductie van de veehouderij mee maar niet die van de natuurgebieden en de insecten. en dat terwijl uit onderzoek gebleken is dat de hoeveelheid ‘natuurlijk’ moerasgas is wel 454 keer de aan de Nederlandse veestapel toegeschreven methaan-emissie per jaar is. Ook is de methaan-productie van plant-etende insecten even groot als die van de wereldveestapel. De mestkevers hebben daarin het grootste aandeel, bijna net zoveel als alle andere insecten samen. Maar moeras neemt maar 5-8 procent van het landoppervlak op aarde in. Toch is de jaarlijkse methaanproductie van alleen al die moerassen anderhalf tot 3 keer zoveel, als wat de wereldveehouderij zou produceren aan methaan.
Zou het dan toch niet zo slim zijn.....al die vernattings-maatregelen?????


Het trekpontje kwam in zicht, met aan de overkant het zonne-energie-park:


Aan de achterkant liggen de gebouwen van de rioolzuivering:


Zo leuk, dit trekpontje:


 Overgestoken en een blik achterom:


Hier langs de waterkant zag ik enkele bloedcicades (Cercopis vulnerata:


Het zijn opvallende insecten uit de familie spuugbeestjes of schuimcicaden. De naam dankt hij aan de zwarte basiskleur en enkele (meestal 6) grote, bloedrode vlekken op de dekschilden. Het lichaam is langwerpig en ongeveer 1 cm lang. Kom je te dichtbij dat gaat hij met zijn dekschilden trillen. Bij verstoring schiet hij weg door met zijn krachtige achterpoten omhoog te springen. Met de vleugels, die onder de dekschilden zitten zweeft hij vervolgens enkele meters om te ontsnappen. Van vliegen is meestal geen sprake, hoewel hij wel vliegt als bv het voedsel op is.

Hij eet plantensappen (liefst van grassen) die hijmet de monddelen opzuigt. De schuimnesten bevinden zich ondergronds waardoor je de nimfen bijna nooit zult zien. Het schuimnest is wat steviger van structuur om de nimf te beschermen tegen ondergrondse predatoren. Ook de nimf zuigt plantensappen, maar zuigt deze uit de wortels. Het vrouwtje legt tegen het eind van de zomer eitjes in planten en bomen die overwinteren voordat ze uitkomen. De nimf komt in de lente naar boven om te verpoppen tot imago.

De biotoopvijver met op de achtergrond een mooi groot insectenhotel:


Ik volgde het pad links langs de biotoopvijver, richting Truskse brug:


Het was hier nogal nat en drassig, en er waren veel muggen, maar mooie struiken en veel oeverbeplanting:

Leuk: een meerkoet met jongen:


Al zijn haar jongen niet echt moeders mooisten (afb. internet):


80 procent van de meerkoetkuikens sterft in het eerste jaar na de geboorte. Van de jongen die het wel redden, overleeft slechts de helft het daaropvolgende jaar. 


Wist je dat meerkoeten vanwege hun witte bles (voorhoofdsplaat) ook wel bleshoenders worden genoemd? Ze zitten graag op plekken waar een flinke oeverbegroeeing is. Ze eten vooral waterplanten, maar alser jongen zijn worden ook allerlei waterdieren, zoals slakken en visjes, gevoerd en gegeten. Ze eten ook gras. Meerkoeten duiken vaak naar voedsel. Door de grote hoeveelheid lucht in hun verenkleed moeten ze moeite doen om onder water te komen; ze maken een sprongetje bij het duiken en zetten zich met hun poten af. Kort daarop komen ze als een grote dobber weer naar boven. Ze kunnen slechts 15 sec onder water blijven.


Ook hier bij de vijver staat nog eens een infobord:


Deze vlieg, waarvan ik dacht dat ik hem al eens eerder had gezien was toch weer een andere: het is een Hebecnema spec: het lijkt de umbratica (aubergine-achtige kleur):


Een vliegensoort uit de familie van de echte (huis) vliegen. Ik had al eens eerder laten zien hoeveel soorten er zijn:


Ze lijken soms wel veel op elkaar maar vergis je niet: je kunt zomaar een nieuwe niet eerder geziene soort voor je neus hebben.

Na even op de Trurkse brug gestaan te hebben om de mooie meanderende AA te bekijken liep ik hetzelfde pad weer terug:




Leuk doorkijkje:






Het water wat uit het rechter deel kwam was donker, wat uit het linker deel kwam was zanderig:


Hier is een vistrap aangelegd:




De Buulder AA is bochtiger gemaakt, de oevers zijn geschikter gemaakt voor planten en dieren. Dankzij deze mooie groene stroken langs de beek kunnen dieren zich beter verplaatsen, en door het passeerbaar maken van de stuwen in de beek kunnen vissen nu stroomopwaarts zwemmen om zich voort te planten.


Het veelstippig aziatisch lieveheersbeestje: ja hoe hou je ze uit elkaar:
 het tienstippelig lieveheersbeestje is kleiner, het citroenlieveheersbeestje is veel kleiner en meer citroengeel, het negentienstippelig lieveheersbeestje is kleiner en meer langwerpig van vorm, het harlekijnlieveheersbeestje is minder bol en het oogvleklieveheersbeestje heeft gele randen om de vlekken en is het grootst.


En dan hebben we ook nog het 2 stippig aziatisch lieveheersbeestje:


De roodaarskniptor (Athous haemorrhoidalis)  :


Te herkennen aan zijn langwerpig lichaam; de bruine dekschilden, het verbrede halsschild is donkerder en neigt naar zwart. De dekschilden hebben groef-achtige rijen putjes, en verder heeft hij over het hele lichaam een lichte, witte beharing, vooral op de kop, halsschild en achterzijde van het achterlijf. De pootjes en tasters zijn kort en kunnen volledig worden teruggetrokken. De lengte is ongeveer 10 tot 15 millimeter. Het is een planteneter die leeft van grassen en bloemen van verschillende planten. Bij verstoring laathij zich - zoals alle kniptorren - op de grond vallen en houdt zich voor dood. Als de kever op de rug belandt, wordt met het typische klikgeluid een 'sprongetje' gemaakt en draait de kniptor zich om in de lucht zodat hij op de buik geland wordt.

De grote dansvlieg ( al vaker beschreven), dit is een mannetje:


De geelbandlangsprietmot (ook al vaker beschreven):


Het schuim (nest) van het schuimbeestje:


Dit is een gewone strekspin (tetragnatha extensa):


Ze danken hun naam aan hun uiterlijk: een langgerekt lichaam. Ze zitten ook vaak op een typische manier in het web: de lange voorpoten altijd recht vooruit en de achterpoten meestal zo'n beetje recht achteruit: een echt gestrekte houding dus:


Maar nu dan dus even niet:




Ze zijn dus als familieleden gemakkelijk te herkennen. Er zijn echter meerdere soorten die nauwelijks uit elkaar zijn te houden. De Gewone Strekspin komt het meest voor.De vrouwtjes worden 6,5 tot 11 mm groot, de mannetjes worden 6 tot 9 mm. De spin is geelbruin gekleurd. Heeft een gelig achterlijf met in het midden een bruine band met een glanzend zilveren vlek. De onderkant is donkerbruin met een gele vlek. Leeft in nabijheid van water in bosjes en op gras of riet. Dicht bij water zie je de gewone strekspin en hoe verder je van water afkomt, hoe groter de kans wordt dat je te maken hebt met de schaduwstrekspin.

Mooie site over strekspinnen:

En dit is de rietkruisspin (Larinioides cornutus) :



Een soort uit de familie van de wielwebspinnen. Ze maken net zulke wielwebben als kruisspinnen en zijn ongeveer even groot. Overdag zitten ze meestal verscholen in hun schuilspinsel aan de rand van
hun web bij het water tussen het gras of in lage struiken. Bij onraad trekken ze zich terug in hun schuilspinsel of ze trekken alle poten bij elkaar en doen of ze dood zijn. De vrouwtjes bereiken een lichaamslengte van 13 mm, de mannetjes worden niet groter dan 8 mm. De paring vindt plaats in de herfst of in het voorjaar. Tijdens de paringstijd wonen het mannetje en vrouwtje langere tijd samen in hetzelfde schuilspinsel. De paring vindt daar niet plaats, maar op een speciaal daarvoor gemaakte paringsdraad. Het vrouwtje produceert in de loop van de zomer 3 tot 5 eipakketten, die ze in haar schuilspinsel ophangt. Ze doet niet aan broedzorg, de jonge spinnetjes moeten zichzelf maar zien te redden. En dat doen ze goed want deze spinnen komen overal voor.

Dit was een voorkeursstruik voor de schuimbeestjes: hij zat er vol mee:






Mooie plant, een soort rozenkrans, maar heb hem niet kunnen determineren. Ik kreeg van Waarneming door dat het de bloeiwijze van een Kielduizendknoop - Fallopia spec. is: 


Dat is een geslacht van kruidachtige planten uit de duizendknoopfamilie. Het geslacht is vernoemd naar Gabriello Fallopio, oftewel Fallopius (1523–1563), die beheerder was van de Orto botanico di Padova.
De soorten van dit geslacht werden voorheen geschaard onder Polygonum. Dat geslacht is gesplitst in duizendknoop (Persicaria), varkensgras (Polygonum) en kielduizendknoop (Fallopia).
De Kielduizendknoop japonica is een invasieve en expansieve soort, een gevaarlijke plant afkomstig uit Azie die de biodiversiteit vermindert.

Dit is de gewone snipvlieg: (Rhagio scolopaceus):


Nou ja, gewoon.......ik vind het een prachtige vlieg. Ze behoort tot de zgn snavelvliegen. Is 8 tot 16 mm groot. Ze komen vooral voor in het bos en aan de bosranden. Ze zitten vaak op boomstammen met gespreide poten en met het borststuk omhoog. Meestal wijst de kop daarbij naar beneden. Kun je mooi zien op mijn foto. Ze voeden zich met kleine insecten en waarschijnlijk ook met honingdauw en plantensap. Ze leggen hun eieren afzonderlijk van elkaar op de grond, in mest of dood hout.

Gewoon leuk: een piepklein rupsje, zachtjes bengelend in de wind aan een flinterdun zijden spinnedraadje:


Spontane nieuwe groei van de Gelderse roos:


Ik liep aan de andere kant van de moerassloten weer terug:




Deze prachtige plant is de Robinia:
Met de robinia, acacia, witte acacia of valse acacia wordt in ons land Robinia pseudoacacia bedoeld:


Een plant behorende tot de vlinderbloemenfamilie. Het is een van oorsprong Noord-Amerikaanse boomsoort, genoemd naar vader en zoon Jean en Vespasien Robin, lijfartsen van koning Hendrik IV van Frankrijk. Deze plantten in 1601 een robinia in de tuin van het Louvre in Parijs. De bomen kunnen wel 200 jaar oud worden! De b;loei is van mei, juni en juli, tijdens of vlak na het ontvouwen van de bladen. De bloemen zijn wit en vormen 10 tot 20 cm lange, sterk geurende trossen. De nectar kan 35 tot 59% suiker bevatten waardoor de boom veel bijen lokt. De acaciahoning is vloeibaar en geurig. In het najaar blijven 5 tot 15 cm lange kale peulen met keiharde zaden aan de boom hangen die 30 jaar later nog kunnen kiemen. Mooie verschijning zo.


Ik kwam aan bij het weiland waar de koeien stonden:




De eigenaar van dit land en de runderen liep er ook en keek bezorgd: een deel van zijn weiland stond nl. blank, en hij kreeg maar niet gevonden hoe dat kwam.






De koeien konden zich er niet druk om maken, die stonden zo heerlijk rustig te grazen:


Naast een aantal dames met jonge kalfjes lag ook de stier in de wei: 


De stier heeft een flinke gespierde nek, zoals je kunt zien:



Zo gezellig met al die kalfjes....


Maar die blank staande wei is natuurlijk voor de boer niet zo leuk:




Er werden mensen van Brabant water bij gehaald om te kijken of ze samen het probleem konden oplossen:


Ik ken de boer niet, en dus ook niet zijn koeien, dus ben ik gaan googlen welk ras dit zou kunnen zijn. Ik denk dat het Limousin runderen zijn.

Het Limousin is een koeienras, dat oorspronkelijk van Centraal Massief komt (is een hooggelegen gebied in het centraal-zuidelijke deel van Frankrijk, bestaande uit bergen en plateaus, vnl ontstaan door vulkanisme en opheffing van oudere gesteentes). Sinds eind 17e eeuw in provincie Limousin als werkras gefokt. Charles de Léobardy legde in het midden van de 19e eeuw een basis voor een vlees/werktype. Het vlees/werktype werd in 1900-1930 vastgelegd. Het werd uitgevoerd en gefokt in 60 landen.


Limousin is een van oorsprong groot Frans vleesras, ze worden enkel en alleen om hun vlees gehouden. Het vlees van de Limousin is een stuk malser en heeft een unieke smaak!
Een koe wordt 140-160 cm hoog en een stier 150-170 cm. Limousins zijn egaal rood-bruin van kleur en ze hebben een witte kring rond de ogen en snuit. Een kort breed voorhoofd en een brede blanke snuit. Ze hebben redelijk lange hoorns. Ze hebben veel meer spieren dan melkkoeien (Spierweefsel=vlees).
In de winter staan deze koeien meestal in een stal met de voorkant open. Als ze tussen de twee en vier jaar oud zijn, zijn ze slachtrijp: dan is hun vlees in de beste/lekkerste conditie om te slachten.


Deze koeien worden niet gemolken (het zijn zoogkoeien), de kalveren blijven bij de moeder tot ze een maand of 8 oud zijn. Zo’n kudde Limousins is dan ook niet zo handzaam zoals bijvoorbeeld onze melkkoeien, ze kennen nog echt kuddegedrag.


Het zijn sterke, zelfredzame dieren, die door de boer lange tijd gebruikt werden als krachtdier om te trekken en te dragen. Ze zijn gezond van nature, met stevige poten. Ze vrouwtjes zijn erg vruchtbaar en hebben brede bekkens waardoor ze op een makkelijke manier hun kalveren op de wereld zetten. Zonder hulp van de mens.


Links van mij weer de vlooienvijvers:





Hier is ws een jonge mol uit zijn nest verstoten en naar boven gekomen om een eigen hol te veroveren/maken:


Jammer...ik had graag een jong molletje gefotografeerd, maar de kans dat je er eentje ziet is natuurlijk erg klein.


Ik naderde het pad naar het bos van de Heide wat rechtsaf gaat, linksaf gaat weer naar Kizito:


Dir is wat je noemt een boompuistsoort oftewel om precies te zijn een zilveren boomkussen  (Reticularia lycoperdon), waarmee de zwam wel een heel letterlijke benaming heeft gekregen:


Het is een een vrij algemene slijmzwam. Het plasmodium is kussenvormig en kan tot een centimeter of tien uitgroeien. De inhoud van het organisme is aanvankelijk wit, en wordt later chocoladebruin, de buitenkant is aanvankelijk wit, dan zilverachtig en uiteindelijk ook chocoladebruin. Boomkussens verschijnen meestal in het voorjaar, vlak na de laatste nachtvorst, op rottend hout - meestal rechtopstaande oude stronken van loofbomen. Het is eigenlijk geen paddestoel. Uit de sporen van de slijmschimmel ontstaan vrij bewegende amoeben. Die versmelten tot een zgn.plasmodium, een meercellig organisme. Zowel de amoeben als het plasmodium kruipen rond over de stronk en voeden zich met gisten, sporen, schimmels, en bacteriën. Heel bijzonder!

Op dit verharde pad kon ik dicht bij de koeien in de wei komen en kon ik het niet laten nog een paar mooie foto's van dichterbij te maken:

De stier met zijn dikke billen haha:








De kalfjes waren niet mensenschuw en keken me nieuwsgierig aan:
















De Limousin is een ras dat dichtbij de natuur staat. De dieren zijn dan ook het liefst buiten en genieten van wat de natuur hen biedt. Het was leuk zo dichtbij te te komen.
Dit was weer mijn wandeling van vandaag. Weer veel gezien en genoten van al het moois wat de natuur ons biedt. Ik heb alle plantjes en insecten die ik vandaag heb gezien aangemeld bij Waarneming. en dat waren er heel wat!