maandag 27 april 2020

Insectjes zoeken langs de Buulder AA

Het is lente. Het is al wat langer licht en de zon geeft ons al lekkere temperaturen. Zoals vandaag: een stralende zon en 22 graden warm. De bomen en struiken lopen uit en de bloesems sieren de landschappen. Ook de bodems worden gekleurd door lentebloeiers. Overal staan jonge diertjes in de wei, vogels zingen hun hoogste lied en gaan nestelen en broeden.
Maar voor mij wordt het pas echt feest als de insecten weer uit hun winterslaap of winterrust komen. In het najaar als er steeds minder voedsel is voor de insecten sterven er veel volwassen individuen. Maar voor ze dood gaan hebben ze wel eierpakketjes gelegd om zich te verzekeren van nageslacht. Andere insecten zoeken een beschut plekje op om te overwinteren. Ze hebben daarvoor een vetvoorraad opgebouwd. Nu het warm is komen ze weer tevoorschijn en kan ik als liefhebber van macrofotografie mijn hart weer ophalen.

Daarom was vandaag mijn keuze gevallen op een mooie struinwandeling langs de Buulder AA bij Molenheide. En wat heb ik weer genoten, er was volop beweging in en rond het groen.

Bij de vistrap staan veel elzenbomen en komen andere struiken weer in het blad:








En natuurlijk wemelde het daar weer van de elzenhaantjes:


Het zijn 6-7 mm lange kevertjes die hebben overwinterd tussen organisch materiaal op de grond en vanaf april tot juni zijn te vinden op de bladeren van de els. Het zijn echte vreters zoals je kunt zien: de volwassen kevers knagen aan de bovenkant en de larven aan de onderkant van het blad:


Een hoogzwanger vrouwtje, herkenbaar aan de superdikke oranjegele buik boordevol eitjes die ze met zich meedraagt:


De vrouwtjes leggen na bevruchting 900 oranje eitjes aan de onderkant van de bladeren. Binnen 2 weken komen uit de eitjes olijfgroene, later zwart wordende keverlarven. De larven blijven eerst met z'n allen bijeen, later verspreiden ze zich. Ze vreten het bladmoes weg en skeletteren het blad. Rond juli verpoppen ze zich op de grond onder bladresten. De volwassen kevers verschijnen dan in juli en augustus.
Nou ja....dit zijn er geen 900...haha....


 Bloedcicade:


Een mooie opvallende verschijning. Een zwart 1cm groot  insect, lijkend op een kever maar behorende tot de spuugbeestjes. Hij heeft 6 opvallende rode vlekken.
De larven van spuugbeestjes beschermen zich met een kloddertje op spuug lijkend schuim. Deze kloddertjes bevinden zich op de bladeren en stengels van allerlei planten. De larven van deze cicade doen dat ook, zij het dan dat het kloddertje schuim zich ondergronds bevindt. Daar leeft de larve van plantensappen, die hij met zijn zuigsnuit uit de plantenwortels zuigt.
Hij is te vinden in graslanden in de zon. Hij kan vliegen (zijn echte vleugels zitten verstopt onder de zwart-rode voorvleugels), maar meestal gebruikt hij zijn krachtige achterpoten om weg te springen. Door dit vluchtgedrag heeft hij de engelse naam :black-and-red froghopper gekregen (zwart-rode kikkerspringer).


Dit is een voorbeeld van zo'n schuimklodder: welk schuimbeestje hier in ontwikkeling is, is nog niet te beoordelen:


Dit is een kniptor: de ectinus aterrimus, familie van de kevers. Zijn lichaam is langwerpig en versmalt naar achter toe geleidelijk. Hij is ongeveer 1 cm groot. Hij eet wortels en knollen van planten, maar ook bloemen, nectar en bladeren. Verder is er niet veel over te zeggen:


Er stonden hier veel boterbloemen: vroeger vond ik dat de mooiste wilde bloemen omdat ze zo mooi glimmen:




En paardenbloemen: hier zit er een zandbij op: hij heeft beschadigingen aan zijn vleugels. Vaak ontstaan vleugelbeschdigingen door verkeerd aangeboden nesthulp: zoals allerlei insectenhotels met verkeerd geboorde gangen en verkeerd gekozen hout. De gangen moeten glad zijn omdat de bijen en wespen er zowel vooruit als achteruit doorheen lopen. Ze geven de voorkeur aan holtes die ongeveer net zo.n diameter hebben als hun eigen lichaam. Aan opstaande houtvezels scheuren ze hun vleugels en dus gaan ze in dergelijke gangen niet wonen. Een zandbij maakt zijn nest onder de grond. Dus wat hier de oorzaak is geweest.....ik weet het niet. 


Een andere zandbij, welke is wederom moeilijk te zeggen:


Te weinig goed zichtbare kenmerken op mijn foto helaas:


Mooie zaadpluis van de paardenbloem:



De pinksterbloem:


Een klavertje vier: een zeldzame mutant bij de witte klaver met bladeren die uit vier deelblaadjes bestaan. Wordt beschouwd als een geluksbrenger: volgens een legende stelt elk deelblad iets voor: het eerste de hoop, het tweede vertrouwen, het derde liefde en het vierde geluk:


 De oevers langs de AA zijn afgebrokkeld, dat gebeurt wel vaker bij een meanderende beek of rivier die in de buitenbocht een deel van de oever wegspoelt en ergens anders in de binnenbocht weer afzet:




De Buulder AA ligt hier in een beekdal met broekbos met o.a. populieren en elzen en wilgen. Het is er nu al zo mooi, en het is nog niet eens zomer:




De vuurjuffers zijn één van de eerste libelle soorten die zich in de lente laten zien: ze zijn volop aan het paren. Ze vliegen van april tot augustus:


 Zowel de mannetjes als de vrouwtjes, zijn in uitgekleurde vorm te herkennen aan hun rode achterlijf en vaak rood/gelige tekening op de zijkant van hun borststuk. Dit is een mannetje: bij hem zijn alleen de onderste achterlijfssegmenten zwart en hij heeft zwarte poten:


Dit is de zuringrandwants: ook wel lederwants genoemd door zijn lederachtige uiterlijk. Het is een vrouwtje: de rood-oranje antennes met een zwart uiteinde  zijn korter dan die van een mannetje. Wat verder opvalt zijn de 2 puntige opstaande uitsteeksles aan weerszijden van het halsschild die een beetje op schouders lijken: wel stoer...voor een vrouwtje:


Dit is een bladwespje de tenthredo campestris. Bladwespen hebben geen wespentaille en worden ook wel zaagwespen genoemd omdat de vrouwtjes en zaagvormige legboor op het einde van het achterlijf hebben. Het is een fraai gekleurde bladwesp. De poten en antennes zijn oranjegeel en het achterlijf is deels oranjegeel. De kop is zwart met een geel gezicht. Boven op de borst zijn roodachtige strepen te zien. De rest van het lichaam is zwart:


Dit zou een operold blad kunnen zijn van een bladroller. Er komen wel 360 soorten voor in ons land. Het lichaam van bladrollers (Tortricidae) is meestal bruin, groen of grijs. De naam hebben ze te danken aan de rups die een blad oprolt en daarin leeft. Het zijn de rupsen van micro-vlinders: de kleinere vlinders.

Hier een mooie site: 


Ik heb geen idee welke rups erin schuilt. Het kan zijn de bruine elzenbladroller (Epinotia sordidana) of de vrij algemeen voorkomende gehakkelde bladroller (Acleris emargana). Maar dat was 'm ook niet. Ik had 'm aangemeld bij Waarneming en daar meldde men mij dat het de berkenbladrolkever is (Deporaus betulae):


Dat is toch ook wel weer een bijzonder diertje. Ik ga binnenkort even kijken of ik die kever zelf ook kan vinden en fotograferen. Blijkbaar zitten die kevers soms ook op de elzen. Slechts 5 mm groot en te zien van april tot juli. De kever is glanzend zwart met met regelmatige puntrijen op de dekvleugels. Snuit ongeveer even lang als de rest van de kop.

Voor de eileg wordt een heel vernuftige bladwikkel gemaakt, die vaker gevonden wordt dan de kever zelf. Het vrouwtje begint ongeveer 3 mm van de bladvoet een S-vormig figuur te knagen richting hoofdnerf van het blad. Dan bijt ze het blad ongeveer 2 mm in langs de hoofdnerf richting bladvoet. Op dat punt aangekomen begint ze dan aan de andere kant van de hoofdnerf te knagen zonder hem door te bijten. Dan wordt er bijna een zelfde figuur geknaagd aan de andere kant van het blad, maar nu in omgekeerde richting. Het figuur is niet symmetrisch, omdat de S-vorm zwakker gebogen is: dus geen volledige spiegeling. Bij de bladrand aangekomen duwt ze met de kop de bladdelen op de knaagsnede uit elkaar en gaat langs de snede terug naar de hoofdnerf. Hierbij drukt ze het afgesneden deel van het blad naar onderen en rolt beide zijden over elkaar, zodat er op den duur een sigaarvormige rol ontstaat. 
Niet te geloven dat zo'n klein kevertje dat allemaal kan!
Vervolgens worden hierin 1-6 eieren gelegd in met door de snuit gevormde bekertjes in de opperhuid van het blad. De bladrol sterft geleidelijk af en wordt bruin en breekt af op het punt in de hoofdnerf dat net niet was doorgebeten. De sigaar valt met de larven op de bodem. Tenslotte kruipen de volgroeide larven uit de bladrol om te verpoppen en vervolgens te overwinteren in de bodem. (dank aan info soortenbank).


Hier kun je microvlinders zoeken op waardplant:
https://www.microvlinders.nl/soorten/waardplanten.php




Hier zag ik de grote dansvlieg (Empis tesselata): een prachtige imponerende grote zwarte vlieg met een indrukwekkende steeksnuit. De mannetjes vangen een prooi en gaan dan in kleine groepjes dansen voor de vrouwtjes. Als ze dan paren eten de vrouwtjes de prooi leeg. Vandaar de familienaam: dansvliegen:


Dit is een vrouwtje: de ogen staan verder uit elkaar.




Hier aan de waterkant zag ik in grote getale een andere prachtige vlieg: de elzenvlieg :


Lekker fladderend tussen het gras aan de waterkant. Als ze eenmaal zitten vouwen ze de vleugels als een dakje boven het lijf, waarbij de dikke donkere aders zichtbaar worden. Met de lange antennen speuren ze de omgeving af. De vrouwtjes zetten de eitjes af op bladeren boven het water. Ze leven dan nog maar 2 tot 3 weken. De larven daarentegen leven 2-3 jaar onder water! Het is een interessant insect. Lees meer op mijn blog:

Grappig: pootafdruk van een mens en van een dier: ik denk van een everzwijn:


Toen kwam ik aan bij het hekwerk van RWZI Soerendonk. Hierkun je niet verder. Maar wat is het hier moooooi:








Blik achterom:


Een wolfspin op de ridderzuring:


De naam is afgeleid van het feit dat ze in hoge mate andere spinnen binnen hun territorium accepteren. Iets unieks binnen de orde der spinnen. Vroeger werd daarom wel gedacht dat ze als roedels hun prooien te lijf gingen. Een typische eigenschap van de echte wolf: samen een grote prooi uitputten en vangen.
Ze vangen hun prooi niet door middel van een web. Ze hebben een enorm goed gezichtsvermogen en zijn razend snel. Door middel van een snelle uithaal grijpen ze hun prooi. De giftige beet doet de rest.

En dan een vlieg die je meteen herkent omdat hij zo licht van kleur is: de strontvlieg (Scathophaga stercoraria) die zich kenmerkt door de zwarte antennes:


En nu denk je dat ie zo heet omdat ie stront eet: nee dus. Dat lust ie niet. Hij eet nectar. Soms een klein vliegje. Maar waarom ze dan zo graag op die koeienvlaaien zitten?  Die doen dienst als hangplek voor de mannetjes. Ze zijn te herkennen aan hun kenmerkende lichtbruine kleur. De vrouwtjes zijn grijsachtiger en vliegen rond bij de koeienvlaaien met de bedoeling om hun eitjes te laten bevruchten. Na de paring worden de eitjes op de vlaaien gelegd.
Er zijn wel 40 soorten in ons land maar vrijwel het merendeel komt niet voor op de mest maar bij vochtige habitats zoals hier.

Ook hier veel elzenvliegen: mooi he, de vleugels lijken wel op glas in lood:


Vlinders waren er niet zo heel veel, het was ws niet warm genoeg: hier het klein geaderd witje (Pieris napi):


Dit vlindertje kreeg zijn naam door de groene, soms grijze bestuiving van de aders die door de vleugels lopen. Dit betreft alleen de buitenkant van de vleugels en is alleen bij de voorjaarsgeneratie duidelijk waarneembaar. 


Lastig te fotograferen want ze zitten niet lang op 1 plek: het zijn echte fladderaars:


En natuurlijk de dagpauwoog, de bontst gekleurde vlinder van Europa:


En komen we nu aan bij het leukste beestje dat ik vandaag heb gefotografeerd: een vliegje, maar geen gewone, bij het bekijken op de pc en het determineren bleek het een rare snuiter te zijn: de gewone snuitvlieg (Rhingia campestris): kijk maar eens goed...hij heeft een lange neus: met deze lange snuit (zijn eigenlijk verlengde monddelen) en de nog langere tong die hij daarin verstopt, kan deze vlieg nectar opzuigen die voor andere vliegen onbereikbaar is:


Die snuit maakt hem tot een unieke vlieg binnen de zweefvliegen. Hij is roodbruin en ongeveer 1 cm groot en heeft een grijs bestoven borststuk en ruigbehaarde antenneborstel. Hij heeft een voorkeur voor vochtige biotopen: hij vliegt vaak in schaduwrijke delen dicht bij de grond en is vroeg op de dag zonnend te vinden op bladeren van diverse kruiden en bomen. Vliegt in 2 generaties: van half april tot begin juni en vanaf half juli tot september.


Aan het eind van de 19e eeuw waren in West-Europa twee soorten snuitvliegen wijd verspreid: de gewone snuitvlieg (Rhingia campestris) en de Rode Snuitvlieg (R. rostrata). Om onduidelijke redenen verdween tijdens het begin van de 20ste eeuw bijna overal de Rode Snuitvlieg en nam de Gewone Snuitvlieg een hoge vlucht: momenteel is dit één van onze meest algemene zweefvliegen. Hij leeft als larve in koeievlaaien en kon dus door de groei van onze veestapel daarvan profiteren. Ws is de andere verdwenen door de achteruitgang van het wildbestand.
Waarneming is blij met onze waarnemingen van deze snuitvliegen. Ze zijn vnl te vinden op blauwpaarse lipbloemen, zoals hier op de paarse dovenetel. De vorm van de bloem (diep) zal waarschijnlijker belangrijker zijn dan de bloemkleur.
Ik sta telkens weer versteld hoeveel moois en bijzonders er over elk insect te vertellen is. mooi beestje hoor!


Dit is een ander bladwespje, een uit de Athalia familie...maar ja, welke? Er zijn nl wel 6000 soorten van! Bladwespen horen tot de meest primitieve vliesvleugelige insekten. Hun achterlijf is volledig vergroeid met het borststuk: ze hebben geen wespentaille.Het zijn slechte, trage vliegers, die liever wandelen dan vliegen! Lekker lui zo, in die boterbloem. 
Ze zijn moeilijk te determineren, soms kun je ze herleiden nav de bloem waarop ze voorkomen. Ik ging zoeken op boterbloem en kwam uit bij de Monophadnus Pallescens. Hun larven voeden zich nl met de planten uit de boterbloem familie.familie. Ik heb dit doorgegeven aan Waarneming. 




Grote strook ingezaaid met bloemrijke zaden:


Ik besloot ook nog even aan de overkant van de weg te gaan kijken, daar loopt ook een pad langs de Buulder AA:


Het pad slingert mooi mee met de Buulder AA en wordt ook onderhouden:


Vaak is het ererg nat zo erg dat je er met je laarzen in wegzakt. Nu was die dikke modderlaag opgedroogd. Maar iets of iemand heeft hier zijn sporen in de modder achtergelaten:


Ik kan er niet zoveel van maken, maar vind het wel apart:


Het lijkt wel een pootafdruk, maar daar is ie te groot voor...haha....zal wel eoa machine zijn geweest....




Mooi....




Hier zitten weer andere insectjes, zoals het kleine barnsteenslakje (Succinea putris):


Het is een klein landslakje die rond en in het water leeft. Er zijn niet veel dieren welke dagelijks onder en boven het water leven, maar het Barnsteenslakje wel. Je ziet ze vaak op riet, lisdodde en gele lis. Maar ook zit ze vaak op de brandnetel. Het kan een deel van de zuurstof door de huid binnen krijgen, maar moet toch naar de oppervlakte voor zuurstof. Daarom is ze familie van dezgn longslakken. Ze draagt een zeer dun schild, waarvan de eerste winding opgeblazen is. Het schildje is zo dun dat zonlicht er door heen schijnt, en een barnsteenachtig effect geeft. Hieraan dankt ze haar naam.

Ook hier grote dansvliegen:




En dit is de kleine bijblieg (Eristalis arbustorum)behorend tot de zweefvliegen:
 bij vlieg....ik zie een bij maar de kop lijkt op die van een vlieg: de antennes zijn korter dan die van bijen en omdat ze geen 4 maar 2 vleugels hebben kunnen ze op de plaats rust vliegen. Die houdt ons mooi voor de gek:


Hij lijkt op de kustbijvlieg en de bosbijvlieg. Maar deze heeft geen kale zwarte middenstreep op zijn gezicht. Verder heeft hij een langbehaarde antenneborstel en is de top van de middenscheen over een kwart diepzwartherkenbaar. Bij de mannetjes is er op het achterlijf van segment 2 een grote roodbruine tot oranje zijvlek die verbonden is met eenzelfde type vlek op segment 3. Bij de vrouwtjes is deze vlek enkel op segment 2 aanwezig. De grootte van deze gele vlekken varieert afhankelijk van de temperatuur tijdens de ontwikkeling van de pop. Je vind hem overal op bloemen. Droge plekken worden gemeden, maar hier is het altijd vochtig en drassig.


 Tot slot een paar mooie foto's van de langpootmug (Tipula vernalis):
 wat een prachtige lange poten. Dit is mijn mooiste foto van vandaag! Hoe elegant ze daar aan die bladeren hangt......


Hij wordt zo'n 2 cm lang en is redelijk gemakkelijk te herkennen. De donkere streep over het achterlijf is opvallend zwaar en loopt door tot het einde van het lichaam. Enkele aders zijn zwart aangezet en de donkere aders bij de bovenrand van de vleugels vormen een boogje en geen scherpe hoek. Hij heeft groenachtige ogen. De vrouwtjes hebben een stomp achterlijf. Volwassen dieren zijn te zien  van april tot in juni, het is een echte voorjaarssoort.