zaterdag 30 juni 2018

Franse Veldwesp (Polistes dominula) in mijn tuin

De wespen komen er weer aan. Meestal zie je ze in juli oprukken met een hoogtepunt in augustus. Maar de ene wesp is de andere niet. Als je goed kijkt zijn er toch wel duidelijke verschillen te zien:

plaatje studylib

Als ik nu een wesp zie kijk ik automatisch goed naar de kleuren en de banden-tekening. De afgelopen dagen zie ik regelmatig deze soort opvallende wesp aan mijn bamboeschutting zitten knagen: het is de Franse Veldwesp:


Ze (het is een vrouwtje) valt op omdat ze meer zwart met geel is, en niet zoals de meeste andere wespen meer geel met zwart. Is ze niet prachtig? Als je ze uitvergroot ziet op je PC dan zie je pas hoe mooi ze zijn die wespen.
Het is een wesp uit de familie der plooivleugelwespen (Vespidae). Plooivleugelwespen danken de naam aan de geplooide vleugels, deze worden opgevouwen in rust waardoor het lijkt of de vleugels erg smal zijn. De lichaamslengte varieert van 0,4 tot 3,6 cm. Ze zijn bijna allemaal zwart met gele dwarsbanden en ze kunnen pijnlijk steken. Van de soorten die in gematigde gebieden leven, blijft aan het eind van de zomer alleen een bevruchte koningin achter; de rest van het nest sterft. Ze overwintert op beschutte plaatsen in bomen maar ook wel in huizen.

Deze Franse veldwesp is van andere wespen te onderscheiden door het iets afgeplatte, slankere lichaam, meer oranje voelsprieten en een overwegend zwarte kleur met gele dwarsstrepen. Kopschild is meestal geel. Mannetjes zijn van vrouwtjes te onderscheiden door hun aan de top ingerolde voelsprieten en groene ogen; de vrouwtjes hebben zwarte ogen. Dit is dus een vrouwtje. Deze soort is zeer moeilijk van de Gallische wesp (Polistes gallicus) te onderscheiden, die er sterk op lijkt. Ik heb hem voor de zekerheid maar aangemeld bij Waarnemingen. En ze is goedegkeurd. Leuk! Deze wesp wordt ongeveer 12 tot 18 millimeter lang en is het hele jaar te zien. Het vlieggedrag lijkt een beetje griezelig, met die hangende poten.


Ik vind het een bijzonder mooie wesp, deze Franse veldwesp.
Deze sociale wesp wordt steeds vaker in Nederland gesignaleerd. Zij hebben een sociale levenswijze en leven in een volk van meestal minder dan honderd individuen. Van oorsprong komt deze wesp uit westelijk Europa. Hij profiteert zeer waarschijnlijk van de stijgende temperaturen in ons land.

Franse veldwespen kom je op zeer veel plekken tegen. Ze maken holen op beschutte plaatsen. Het nest heeft geen papieren omhulsing maar is open, waardoor de wespen goed te zien zijn. Je treft nesten vaak aan in vogelkastjes, achter windveren, onder dakpannen, kleine schuurtjes, zandbakken, bomen, e.d.
De wesp jaagt voornamelijk op insecten en is niet geïnteresseerd in zoetigheid, waardoor zelden een confrontatie met mensen plaatsvindt. 

Ook wanneer het nest niet zichtbaar is kun je zien wanneer het om de Franse veldwesp gaat. Franse veldwespen zitten bij gevaar gespitst bij de opening naar buiten en volgen elke beweging met kleine schokjes. Daarbij heeft deze wespensoort uiterst lange achterpootjes die zeer zeker opvallen.

Er is nog een leuk wetenswaardigheidje te vertellen over deze wespen.
Normaal gesproken is een wesp een vleeseter die andere insecten opruimt, en insectendelen aan zijn larven voedt. Dat kun je goed zien als je een wespennest in de gaten hebt, kijk dan maar eens met wat voor vracht de wespen terug het nest in vliegen.Wespen  en  hoornaars eten echter als volwassen insect geen dierlijk voedsel meer. Ze hebben vooral suikers nodig voor zichzelf en om de temperatuur van het broednest op peil te houden (circa 29ºC).Via spiertrillingen wekken  ze  warmte op, waarvoor ze energie verbruiken. Ze krijgen in de nazomer suikers door nectar te verzamelen op bloemen en suikerrijke sappen uit vruchten als pruimen. In de hoofdbroedtijd, die in de zomer valt, produceren de larven als  afscheiding een voedingsstof, bestaande uit suikers, aminozuren en eiwitten, voor koningin en werksters als overschot van het dierlijke voedsel. Hier is dus  een soort omgekeerde ouder-kind relatie. Bij zoogdieren geven de moederdieren melk aan hun jongen; hier geven de jongen complete voeding aan de volwassen  insecten. Dit  verschijnsel noemt men  trofallaxis. Het is mogelijk ook een vorm  van voedselopslag, niet in de raten zoals bij honingbijen, maar in de larven.

  

donderdag 28 juni 2018

Vliegje met parasitaire schimmel (Entomophthora muscae) in mijn tuin

Meestal zie je dit fenomeen pas in de herfst maar ik zag vandaag een heel klein vliegje met de schimmel Entomophthora muscae op zijn lijf. Het vliegje had de specifieke houding: op zijn kop hangend boven in een blad met de vleugeltjes gespreid...maar...dood!


De dode vliegen hebben dikwijls een houding met gespreide vleugels, die op het eerste gezicht aan een nog levende vlieg doet denken. Dat dacht ik dus ook. Na verloop van enige tijd zijn er dan witachtige banden van sporendragende hyfen op het achterlijf te zien. Die hyfen hebben zich uit het dode lichaam van de vlieg naar buiten gewerkt. De rijpe sporen worden krachtig weggestoten en zullen zo weer nieuwe slachtoffers vinden.


Veel huisvliegen en andere soorten zijn in de herfst niet veilig voor de parasitaire schimmel Entomophthora muscae. De sporen van die schimmel zijn kleverig en de vlieg moet door poetsen de buitenkant van zijn lijf schoonhouden. Je ziet vliegen dat ook vaak doen: met de poten ontdoen ze het lijf en de vleugels van allerlei stof en andere ongerechtigheid. De sporen van de schimmel zijn echter heel erg klein en groeien snel. Een overgebleven spore vormt een schimmeldraad (hyfe) en die weet zich dan een weg te banen langs het chitinepantser. Daarin zitten veel delen die redelijk gemakkelijk toegang tot het lijf van de vlieg bieden, bijvoorbeeld via de scheidingen van achterlijfsegmenten (tergieten en sternieten). Zodra de schimmel zich heeft genesteld in de vlieg vermenigvuldigt deze zich in het vliegenbloed (hemolymfe). Uiteindelijk tast de schimmel ook de hersene aan en de vlieg gaat zich dan vreemd gedragen: het geparasiteerde insect klimt met zijn laatste krachten zo hoog mogelijk in een plant. Hij probeert zich met de zuigsnuit op de ondergrond vast te zuigen, maar dat helpt hem niet en na wat stuiptrekkingen gaat hij daar uiteindelijk dood en blijft daar hangen. De geïnfecteerde zombie-insect sterft in een typische houding meestal ondersteboven bovenaan een grasstengel. Hierdoor raken de schimmelsporen optimaal verspreid.

Ik heb het blad even omgedraaid om hem van een andere kant te fotograferen.


Volgens sommige onderzoekers wordt deze houding ook aangenomen om de kans op infectie van een volgend insect te verhogen. Een dergelijke houding zou immers duiden op sexuele ontvankelijkheid en onweerstaanbaar zijn voor paringspartners. Als het insect overleden is, begint de uitgroei van de schimmel op de zwakke, zachte plekken tussen de platen van het uitwendige skelet, en komen de sporendragende schimmeldraden tevoorschijn. De sporen van Entomophthora zijn voorzien van een speciale, zeer kleverige slijmlaag zodat ze heel gemakkelijk aan een volgend geschikt insect blijven kleven. Een geïnteresseerde partner die met het dier in aanraking komt, raakt zo dus ook op zijn beurt besmet.

Ook binnenshuis kan deze schimmel optreden en dan met name bij de kamervlieg (Musca domestica). Die zal soms het licht opzoeken en tegen de binnenkant van een raam omhoog lopen. Daar plakt ze zich vast en kun je de schimmelsporen op het raam vinden rondom de vlieg. Alles uiteraard alleen als de ramen niet te dikwijls worden schoongemaakt.

De wetenschappelijke naam Entomophthora betekent letterlijk 'Insectendoder'. Iedere soort uit het geslacht Entomophthora is aangepast aan zijn eigen gastheer. Zo maakt de soort Entomophthora muscae ('insectendoder van de vlieg') meestal slachtoffers bij  vliegen, de soort Entomophthora forficulae vind je bij oorwormen en de soort Entomophthora gryllii doodt sprinkhanen. Er zijn wel gastheren die last hebben van verschillende Entomophthora-soorten. Sporen van deze schimmels worden dus best steeds onder de microscoop bekeken om ze met zekerheid op naam te brengen.

woensdag 27 juni 2018

De kapriolen van de Terrasjes kommazweefvlieg (Eupeodes corollae) in mijn tuin

Zweefvliegen zijn dierbare insecten om te fotograferen. In de eerste plaats kunnen ze zo heerlijk stil op de plaats zweven maar als ze eenmaal op een bloem zijn geland zitten ze daar vaak lang op stil zodat je ze goed kunt fotograferen:




Het is niet altijd meteen duidelijk welke zweefvlieg het is. Je moet altijd even goed kijken. Om met zekerheid te kunnen zeggen of je met een zweefvlieg hebt te maken, moet je kijken naar de aders in de vleugels. Zweefvliegen hebben namelijk een groot stuk van de vleugelrand zonder ader. Ook komt daar geen ader op uit. De ader die bij veel vliegen tot aan de vleugelrand loopt, eindigt bij zweefvliegen in een dwarsader (A). (aderloze rand) Daarnaast hebben zweefvliegen een zogenaamde 'zwevende ader', dat wil zeggen een ader die niet eindigt bij de rand of in een andere ader (B). Als je die twee kenmerken allebei in een vleugeltje ziet, dan weet je zeker dat je te maken hebt met een zweefvlieg.

foto Gardensafari


Ik heb hem aangemeld bij waarnemingen om zeker te zijn van mijn determinatie. ik dacht zelf dat het de Gele kommazweefvlieg was, maar het zou ook de Terrasjeskommazweefvlieg kunnen zijn. Die lijken erg op elkaar. Volgens waarnemingen is het echter de Terrasjeskommazweefvlieg!

Meestal is de bovenkant borstuk geheel onbehaard en de sprietborstel op de antenne is niet op de bovenkant van segment 3 ingeplant maar meer aan de zijkant. Meestal kun je dat pas echt goed zien als je de foto's bekijkt op de pc. 


De Terrasjeskomma zweefvlieg is een algemeen voorkomende soort in ons land. Hij is te herkennen aan de 3 paar gele komma's op het achterlijf die doorlopen tot de zijnaad van het lichaam. Bij het mannetje zijn de vlekken soms verbonden (doorlopend). Bij het vrouwtje is het voorhoofd boven zwart, de rest is geel. Deze is dus een vrouwtje. De ogen zijn niet behaard. Ze worden 7-11 mm groot en vliegen van april tot november.

Ik heb mooie foto's kunnen maken van haar kapriolen:





dinsdag 26 juni 2018

Goudwespje in mijn tuin

In de zomer van 2015 werd een bijzonder fraai gekleurde goudwesp in het Weerterbos hier vlak bij gevonden. Het duurde even voordat het diertje een naam kreeg, maar na overleg met goudwespenkenners bleek het te gaan om Chrysis equestris. Dit is een nieuwe soort voor Nederland. Vorig jaar zag ik hem voor het eerst in mijn tuin, en nu zag ik hem weer. Slechte foto helaas, maar het is moeilijk om hem goed vast te leggen want hij is zeer beweeglijk en snel.


De goudwesp doet zijn naam eer aan en behoort tot de mooiste insecten van Nederland wat betreft kleur. Hij is vaak prachtig metallic gekleurd, groen, rood en blauw. Het zijn als larve parasitair levende insecten, die als gastheer de plooivleugelwesp heeft. Hij slaat met belangstelling de activiteiten van een plooivleugelwesp gade. Wanneer de plooivleugelwesp een ei gelegd heeft, zal de goudwesp in hetzelfde nest ook een ei leggen. De larve van de goudwesp eet de larve van de plooivleugelwesp en de voedselvoorraad op. Daarom noemt men hem ook wel ook wel koekoekswesp. In totaal zijn nu 57 soorten goudwespen uit ons land bekend. Onderfamilies zijn o.a. de Halfgoudwespen, de Echte goudwespen en de Tandgoudwespen.

Hij behoort tot de superfamilie goudwespachtigen (Bethyloidea). Dat is een groep van insecten die behoort tot de vliesvleugeligen. Goudwespachtigen zijn een superfamilie die een aantal minder bekende families van wespen bevat. Sommige soorten zijn erg bekend vanwege de bonte iriserende lichaamskleur.

Goudwespachtigen behoren tot de Aculeata, de angeldragers, een sectie binnen de onderorde Apocrita, onderdeel van de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera). De belangrijkste vertegenwoordigers van deze superfamilie worden gevormd door de goudwespen (Chrysididae), maar ook de minder bekende families als de platkopwespen (Bethylidae) en tangwespen (Dryinidae) en de nog kleinere familie (wat betreft aantal) van peerkopwespen (Embolemidae) behoren hiertoe. Weten we dat ook weer. Het is me wat met al die wetenschappelijke namen!
De verschillende families hebben zo hun eigen anatomie, levenswijze en voortplanting.

zaterdag 23 juni 2018

Wegmieren in mijn tuin (Lasius niger) vliegen uit

Onder de terrastegels bij mijn tuinhuisje huist een aardig volkje wegmieren. Gister viel mij ineens een enorme bedrijvigheid op.
Ik dacht nog niet meteen aan de zgn "bruidsvlucht", meestal is dat op een hele warme zonnige dag eind juli. Maar vandaag was het een nog grotere drukte van jewelste. Ik besloot het gebeuren maar eens even aandachtig te bekijken en zag dat de drukke werksters bezig waren gevleugelde mieren naar buiten te werken. Die gevleugelde mieren waren maar klein. Ik zag geen mieren die groter of kleiner waren. Waren dit de vrouwtjes of juist de mannetjes? Reden om eens te googlen hoe dat nu precies zit met die wegmieren.

Veel werksters druk in de weer in de spleten tussen de stoeptegels:




Even in vogelvlucht de mieren in het algemeen:
De mierensoort is één van de meest succesvolle soorten op aarde. Er zijn ongeveer 12.000 miersoorten bekend en ze leven op ieder continent behalve op Antarctica. De meeste soorten zijn zwart of bruin, maar er bestaan ook gele, rode, groene, zilvergrijze en goudkleurige soorten. Mieren hebben een in drieën verdeeld lichaam, drie paar poten en voelsprieten op hun kop. Deze voelsprieten zijn het voornaamste zintuig waarmee de mier kan ruiken en voelen. Mieren hebben ogen, maar deze zijn onderontwikkeld.


Koninginnen en mannetjesmieren hebben vleugels om de zogenoemde ‘bruidsvlucht’ uit te voeren. Op dat moment spreken wij over vliegende mieren. De soms enorme wolken van mieren bestaan dus enkel uit mannetjes en koninginnen. In de lucht paren deze, waarna de mannetjes sterven en de koninginnen nestplaatsen zoeken om een nieuwe kolonie te stichten. Mieren leven nl. in kolonies. Een kolonie bestaat uit één koningin, werksters (de grootste groep) en jonge mannetjes en jonge koninginnen. Werksters hebben de taken verdeeld, ze zijn verkenner, voedselverzamelaar, nest-onderhouder, kinderverzorgster of soldaat en voeren alle voorkomende werkzaamheden uit. Mieren zijn een ijverig volkje. Ze bouwen hun nest in de grond of in holle bomen. Mieren vallen aan en verdedigen zichzelf door te steken met een gifangel of te bijten en vervolgens mierenzuur in het bijtwondje te spuiten.

Soms liepen ze ze zelf uit het nest maar de werksters "werkten" ze vaak naar buiten: 


De wegmier, ook wel gewone wegmier, zwarte wegmier of zwartbruine wegmier, is een mierensoort uit de onderfamilie van de schubmieren (Formicinae).
Dat wil zeggen dat er tussen het achterlijf en het borststuk een schubachtig lichaamsdeeltje zit. De groep schubmieren waar de wegmier toe behoort de Lasiini, zijn de minst slanken: relatief brede kop, relatief breed borststuk en relatief korte poten. Het geslacht Lasius, is weer onderverdeeld in subgroepen, subgenera. Het subgenus Lasius s.str. bestaat uit niet-gele en niet-glanzende, donkere mieren. Binnen deze groep heb je mieren met behaarde schenen en zonder behaarde schenen. Van de mieren met behaarde schenen is de wegmier te herkennen aan een dichte en kort behaard kopschild. Ze zijn zelfs de enige Lasius-soort met een dergelijke snor. Wel een lastig kenmerk, want met een loep van 20x is die snor zelfs met een goede belichting nauwelijks te zien. Haha, op mijn foto's dus ook niet!

Ongewenste gast in het verblijf: de rode mijt:


Een betere close-up dan dit kon ik van de mannetjes niet maken: kreeg ze niet schep door al dat gekrieoel van die mieren:


Hij heeft niet veel ruimte nodig. Kleine plekjes kunnen voldoende zijn: de kolonie blijft dan gewoon wat kleiner. De kolonies zijn dan ook variabel in omvang: in de kleinste vind je soms maar 2.000 beestjes, terwijl de grootste koloniën wel 15.000 beestjes kan omvatten.

Werkster sleept een gevleugelde mier van de nieuwe generatie weg van het nest: het is toch best wel leuk als je  allemaal kunt zien hoe dat ik zijn werk gaat:


De werksters zijn heel erg donkerbruin, maar lijken bijna altijd zwart. Ze worden zo'n 3 tot 5 mm lang, net als de mannetjes. De koningin is langer: zo'n 7 tot 9 mm. lang. En die koningin kan wel 22 jaar oud worden! Een nest bevat overigens slechts één eierleggende koningin.

Een heleboel mannetjes "in de wachtrij":


Van alle mieren die in ons land van nature voorkomen is de zwarte wegmier wel het meest verzot op zoetigheid. En die zoetigheid vindt hij vooral in bloemen en bij bladluizen. Bladluizen scheiden een zeer zoete vloeistof af via hun sifonen (twee buisjes op het achterlijf) en de mieren nemen die vloeistof graag mee naar het nest. Sterker nog: ze hebben geleerd om de bladluizen te "melken". Als ze namelijk met hun pootjes trommelen op het achterlijf van de bladluis, dan gaat deze nog veel meer vloeistof afscheiden. En dat is slim van de bladluis, want een kolonie bladluizen wordt door de mieren fanatiek verdedigd, bijvoorbeeld tegen de larven van de lieveheersbeestjes die graag bladluizen eten. Ook verplaatsen de mieren de bladluizen van de ene plant naar de andere. Maar het gaat nog een stapje verder. Men heeft ontdekt dat de mieren de bladluizen zelfs meenemen het nest in als de condities voor de bladluis slecht zijn. En zodra het buiten weer beter is voor de bladluis zetten de mieren de bladluis weer terug op de juiste plant!

Teamwork:




Als in het voorjaar de temperatuur flink stijgt, worden mieren actief. Ze verlaten het nest op zoek naar voedsel. Een voedselbron moeten ze echter nog ontdekken. Dus zien we de mieren alle richtingen op lopen in de hoop ergens voedsel te vinden. Ze leggen een reukspoor van voedselbron naar nest en “vertellen” hun nestgenoten dat er wat te halen valt als ze het reukspoor volgen. Binnen korte tijd volgen vele werksters het reukspoor. Vaak loopt dat spoor ook ons huis binnen.


In het mierennest is er één functionele koningin. Tijdens de stichtingsfase van een nieuwe kolonie kan het voorkomen dat enkele pas bevruchte wijfjes samen de eerste eitjes leggen: men spreekt dan van pleometrose. Wanneer echter de eerste werksters verschijnen, worden alle koninginnen gedood behalve een: dit noemt men dan secundaire monogynie.
Een nest kan tientallen nieuwe koninginnen en honderden mannetjes bevatten. Beide zijn ze gevleugeld. De gevleugelde wegmieren verlaten grotendeels massaal het nest. Vaak gelijktijdig met die van vele andere nesten in de buurt. Doordat verschillende nesten tegelijkertijd uitvliegen bestaat er een grotere kans dat koninginnen van het ene nest kunnen paren met mannetjes van een ander nest. Zo treedt genetische uitwisseling op. Gewoonlijk is dat aan het einde van de middag, voorafgaand aan zwoele avonden, vaak drukkend weer, soms met naderend onweer, meestal in de periode eind juli tot eind augustus. De werksters jagen de gevleugelden weg. Dit noemt men de bruidsvluchten; de mannetjes en de koninginnen verlaten dan het nest.
Als op een sein komen ze, meestal laat in de middag, allemaal tegelijk naar buiten - ook uit andere nesten in de buurt - en op dat moment komen ook de veel kleinere mannetjes tevoorschijn. De paring van zwarte wegmieren gebeurt hoog in de lucht. Alleen de sterkste mannetjes kunnen de koninginnen bijhouden en ze bevruchten. De bevruchte prinsessen bijten hun vleugels af en gaan op zoek naar een geschikte nestplek. Ze vestigen zich merendeels in zusterkolonies in de buurt van het oude nest.
De mieren mikken voor hun bruidsvluchten écht op drukkend heet weer, wetend dat er nadien vaak een verkwikkend onweer volgt. Een Stevige plensbui zal er nl. voor zorgen dat de anders ontoegankelijke bodem vochtig en poreuzer wordt. Een nieuwe nestgang is dan ook gemakkelijker te graven.

De werksters worden 2-3 jaar oud, met uitzondering van de eerste werksters. Deze bereiken een leeftijd van ongeveer 2 maanden. Dit komt omdat in de stichtingsfase de koningin de gehele fase in haar nest blijft. Tijdens deze tijd eet ze niet en breekt ze haar vliegspieren af. Dit creëert een eiwitrijke substantie die wordt gevoerd aan de eerste larven. Hiervan is slechts een gelimiteerde hoeveelheid. Na het uitkomen van de eerste mieren wordt er voedsel van buiten gehaald. Hierdoor kan er meer worden gevoerd, en wordt de levensverwachting verlengd. De mannetjes sterven nadat ze een prinses bevrucht hebben (als ze die kans hebben gehad!) omdat ze niet in staat zijn voor zichzelf te zorgen, noch om zich te verdedigen tegen allerlei insecten en vogels, die ze graag eten.

Vandaag zag ik dus al vliegende mieren uit het nest komen. Dat was inderdaad laat in de middag maar dat is veel eerder dan eind juli (soortspecifiek tijdstip). Zou dat door de klimaatsverandering komen?  Het precieze tijdstip van de bruidsvlucht blijkt een kwestie van ‘als 1 schaap over de dam is’ te zijn: als de eerste maagdelijke koningin gaat, bij warm weer zonder regen, volgen de anderen. Soms vliegen deze kroonprinsessen een paar meter, soms worden ze meegenomen door de wind en komen ze kilometers verderop terecht. De mannetjes vliegen achter ze aan. 
De mannetjes sterven na hun korstondige hoogtepunt, maar de bevruchte vrouwtjes kunnen koningin worden. Dan moeten ze wel een goede nestplek vinden, de concurrentie doodbijten en hun eigen vleugels afbijten voor een leven onder de grond: een leven van eitjes leggen en verzorgd worden door de werksters die daaruit worden geboren. En als het nest groot genoeg is, ergens in de volgende zomer, wordt er een nieuwe generatie gevleugelde mieren geboren.....






Maar het zou zomaar kunnen dat de bruidsvlucht van deze mier dit jaar vroeger is dan anders vanwege de aanhoudende droogte van de laatste weken. Er zijn tot nu toe weinig zwoele dagen geweest die gevolgd werden door een stevige onweersbui. Ze zaten misschien gewoon te wachten tot de omstandigheden goed waren. En hebben ze misschien daarom vandaag uitgekozen voor de bruidsvlucht. En heb ik inderdaad de uitvlucht van de koninginnen gemist. Jammer!

De foto's zijn niet echt geweldig, maar die mieren zijn zo snel en er loopt er altijd wel weer eentje tussendoor net als je er een scherp hebt gesteld. Ik moet het hier dus maar mee doen.

donderdag 21 juni 2018

Gekke meiden

Juni van dit jaar gaat waarschijnlijk de boeken in als de droogste juni sinds het begin van de meting in 1901. Tot nu toe viel slechts 12,1 millimeter regen en meteorologen voorspellen dat er niet veel meer bijkomt. 

De zomer is officieel pas net begonnen, maar het is de hele maand al genieten van het zomerse weer. Het was niet alleen warm maar ook nog eens heel erg droog.In de Bilt viel tot nu toe pas 12,1 millimeter regen en daarmee zitten we ruim onder het recordjaar 1939, toen er slechts 14,9 millimeter regen naar beneden kwam.  

Wij blij, maar de boeren zijn er niet blij mee. Die moeten weer flink sproeien. Grote beregeningsinstallaties worden weer uit de schuren gehaald en draaien op volle toeren. Vooral op graslanden en aardappelvelden.

Zoals hier: vorige week was er gemaaid, nu wordt er beregend:




Hier op het grasland grazen ook schapen. Ze zijn best tam, en komen altijd kijken als je er langs loopt. Gekke meiden....zoals ze hier bij die installatie staan. Ik denk dat ze toch hun plekje opeisten hier in de schaduw, want normaal liggen zie hier onder de bomen.


Het ziet er alleen wel komisch uit.


En voorlopig komt er nog geen einde aan het droge warme weer.

woensdag 20 juni 2018

Libel met deuk in oog

Vandaag zag ik al wandelend met mijn hondje in een steeg een grote libel op de grond liggen:


Hij bewoog niet en lag op zijn rug. Het was een mooie grote Gewone oeverlibel. Ik raakt hem aan om te kijken of hij nog leefde en toen begon hij met zijn vleugels te klapperen. Voorzichtig draaide ik hem om. Toen ik wat beter keek, zag ik dat een van zijn vleugels omgeklapt was. Zijn stabiliteit was dus weg. Misschien dat hij daarom niet meer kon vliegen.
Of hij nu gegrepen was door een kat, of ergens tegenaan gevlogen is...ik weet het niet. Ik vond het wel heel zielig. In eerste instantie had ik hem voorzichtig opgepakt en onder een struik gelegd. Als hij op het pad bleef liggen zou hij ws vertrapt worden.  Even later liep ik terug en nam hem mee in een zakje, met de bedoeling om er thuis macro foto's van te maken en hem daarna op een bloem in mijn tuin te zetten, niet wetende of hij het wel zou overleven.


Later toen ik de foto's op de pc bekeek zag ik dat hij ook een deuk in zijn wang had, alsof er een stuk uitgehapt was, en een enorme deuk in zijn rechter oog.


De vleugels van een libel zijn natuurlijk heel erg kwetsbaar. Maar zijn grote uitstekende facetogen eigenlijk ook wel! Al heb ik nooit eerder een libel met een deuk in zijn oog gezien. Het oog lijkt helemaal stuk en los te zijn:


Libellen zijn snelle vliegers die op zicht jagen en dus voldoende moeten kunnen zien om obstakels te ontwijken. Daarom zijn die facetogen goed ontwikkeld. Dus meestal zal het wel goed gaan.

Grote goed ontwikkelde ogen:


De mens heeft net zoals heel veel andere gewervelde dieren ogen met in ieder oog één ooglens. Insecten hebben een heel ander soort oog; je noemt het een samengesteld oog, ofwel een facetoog. Een facetoog bestaat uit maximaal enkele duizenden lichtopvangende lenzen, de ommatidia (zie plaatje). Elk ommatidium vangt een beetje licht op vanuit een klein deel van het gezichtsveld. Door verschil in de intensiteit van het binnenkomende licht in de ommatidia wordt er een mozaïekbeeld gecreëerd. Het facetoog kan door de vele ommatidia extreem goed bewegingen waarnemen.



Als je goed naar het facetoog kijkt, zie je een patroon van hokjes. Ieder hokje is een ommatidium en dus is ieder hokje ook een lens. Bij libellen kan dit oplopen tot dertigduizend. Met dit oog-hoofd kan de libelle 360 graden om zich heen kijken. Je kunt dus niet in de dode hoek van een libelle raken.
Een insect kan hiermee prima 'zien' en krijgt alle informatie die nodig is om te overleven. Hiermee zijn 200 beelden per seconde afzonderlijk waar te nemen. Bij de mens is dat 16 - 18.

Duizenden ommatidiae:


De grootste facetogen zie je bij jagers, zoals de libel. Door verschillende pigmentatie (dat zie je in de kleur van de ogen terug) kunnen de facetogen ook verschillende gevoeligheden hebben voor kleuren. Een libel kan boven zich uitstekend de blauwe en violette kleuren waarnemen en onder groen, geel en rood.

Dan de vleugels

Bij de meeste insecten werken de voorvleugels en de achtervleugels als een tandem: tijdens de vlucht blijven de voorste en achterste vleugels aan elkaar vergrendeld en ze bewegen gelijktijdig op en neer. Bij libellen echter zijn de vleugels niet met elkaar verbonden. Daardoor kunnen de vier vleugels los van elkaar worden aangestuurd en kan de libel opmerkelijke kunsten uithalen, zoals stilstaan in de lucht, verticaal opstijgen en zelfs achteruit vliegen. Ze kunnen een snelheid van wel 50 km per uur halen, wat hen tot de snelst vliegende insecten maakt. Sommigen kunnen binnen 3 tienden van een seconde van 0 km/uur naar 15 km/uur versnellen. Er zijn maar weinig prooien die aan deze snelheid kunnen ontsnappen.


De vleugels hebben een netwerk van aderen. De voorrand van de vleugels is geknikt en fungeert als een soort spoiler. Dit zorgt dat de lucht loskomt van het vleugeloppervlak, waardoor lift ontstaat. Aan de voorrand van de vleugels bevindt zich dichtbij de vleugeltip ook een gekleurde vlek, het pterostigma:


Het pterostigma is belangrijk voor het vliegen. Het zorgt zorgt door zijn tegengewicht voor een betere vleugelslag, vooral in kritische vliegsituaties. Het is een verdikt, zwaarder vlekje dat bestaat uit een of meer vleugelcellen in de vleugel dat bij libellen aanwezig is op beide paren vleugels en dikwijls zeer opvallend van kleur.


De plaats van het pterostigma, de grootte en de kleur zijn bovendien vaak soortspecifiek en kunnen daardoor als determinatiekenmerk gebruikt worden.

Pterostigma's op alle 4 de vleugels:


Nemen we meteen ook even de anatomie van een libelle mee, nu ik hem toch zo mooi van dichtbij kan fotograferen, met dank aan de website van de Vlinderstichting:

Bovenaanzicht van de libel:





Zijaanzicht van de libel:

Na het zien van deze tekeningen lijkt het allemaal niet meer zo ingewikkeld.
Alle volwassen libellen (dus ook de juffers) hebben de volgende kenmerken met elkaar gemeen:

  • twee paar stevige, niet-opvouwbare vleugels, met een dicht netwerk van vleugeladers
  • grote facetogen, die ofwel als twee halve bollen aan de zijkant van de kop zijn geplaatst (juffers), ofwel een groot deel van de kop innemen ('echte' libellen)
  • een langwerpig achterlijf
  • zeer dunne en korte voelsprieten op de kop, die nauwelijks opvallen
Vleugels: goed is te zien dat de linkervoorvleugel beschadigd is:


Facetogen:



Langwerpig achterijf:



Korte dunne voelsprieten:


De gewone Oeverlibel is een "echte" libel. Die hebben een robuuster en meestal breder achterlijf. De achtervleugels zijn aan de basis breder dan de voorvleugels. In rust worden de vleugels meestal gespreid, of zelfs schuin naar beneden gehouden. Ze hebben ook grote ogen, die elkaar boven op de kop (bijna) raken.

Voordat je een libel determineert  kun je beter eerst het geslacht bepalen, omdat mannetjes en vrouwtjes sterk van elkaar kunnen verschillen.

Voor alle soorten geldt dat je de mannetjes en vrouwtjes kunt herkennen aan het geslachtsorgaan. Daarnaast kun je bij een aantal families/soorten de mannetjes en vrouwtjes ook van elkaar onderscheiden door de achterlijfsaanhangsels, kleur, vorm en het gedrag.
De mannetjes hebben een secundair geslachtsorgaan dat net achter de vleugels aan de onderkant van het achterlijf te vinden is. Als je de libel van opzij bekijkt, zie je dat dit geslachtsorgaan (meestal) uitsteekt. Sommige soorten boren hun eitjes in planten. De vrouwtjes van deze soorten hebben aan het uiteinde van hun achterlijf een speciaal ontwikkeld legapparaat. Andere soorten die de eieren rondstrooien hebben een legschede die soms niet zo duidelijk is waar te nemen als het legapparaat.

De verschillen zijn vaak ook te zien aan de aanhangselen die aan het uiteinde van het achterlijf zitten. Bij de mannetjes zijn deze vaak het duidelijkst. Bij sommige vrouwtjes staan de achterlijfsaanhangsels wat verder van elkaar. ik denk dan ook dat dit een vrouwtje was:

Achterlijfsaanhangselen:


Wat nogal eens voor verwaring kan zorgen: jonge mannetjes kunnen nog de kleur van de vrouwtjes hebben en kleuren pas later naar de eigenlijke kleuren. Volwassen vrouwtjes kunnen als de mannetjes gekleurd zijn om zo mannetjes proberen af te houden.

Mooie foto waarop alle details goed zijn te zien:




Zo, dit was even een biologie lesje over de libelles. Het zijn ook zulke prachtige insecten. Bijzonder ook. Want wat bijna niemand weet is dat er 280 miljoen jaren geleden al een insect leefde die gelijkenis vertoonde met libellen. 280 miljoen jaren geleden!!!
Het was de Meganeura monyi, een prehistorisch insect uit het Laat-Carboon die leefde in de moerassen van Europa en wellicht ook in Noord-Amerika. Dit dier was met een lengte van 40 cm en een spanwijdte van 70 cm waarschijnlijk het grootste insect ooit. Meganeura was een roofdier dat zich voedde met andere insecten maar ook hagedissen en kleine amfibieën. Hoe bijzonder is dat!

Leuke animatie over de Meganeura:

https://www.youtube.com/watch?v=GW37RHwpj3Y

Ik vond het echt heel zielig zo'n mooie libel zo te zien. Ik ben wel blij dat ik mooie foto's heb kunnen maken. Nadat ik hem in de tuin op een bloem had gezet is ze daar een tijdje blijven zitten. Later op de dag heb ik haar niet meer gezien. Of ze door een vogel is opgegeten of zich toch nog heeft kunnen verplaatsen weet ik niet. Maar zo is de natuur: soms leuk, soms niet.