zondag 28 juni 2020

Gestippelde houtvlinder (Zeuzera pyrina) in mijn tuin

Vandaag zag ik een mooie vlinder op de terrastegels zitten. Het was de gestippelde houtvlinder (Zeuzera pyrina): een nachtvlinder uit de familie Cossidae, de Houtboorders. Hoe die zo hier terecht kwam weet ik niet, hij komt nl. meestal voor in bosgebieden. Maar ik las dat de lijsterbes een waardplant is, en die staat bij de buren in de tuin. Dus misschien vandaar. Ze vliegt eind mei -eind augustus in één generatie. De vlinders worden overdag soms rustend op boomstammen gevonden. De mannetjes komen op licht, de vrouwtjes zelden.
Deze leek op sterven na dood. Het is een mannetje:


De familie houtboorders bestaat wereldwijd uit bijna 1000 soorten, waarvan er drie in Nederland voorkomen. Dat zijn de gestippelde houtvlinder, de wilgenhoutrups en de rietluipaard.
De vleugels zijn langwerpig en worden in rust schuin tegen het lichaam gehouden. De antennen zijn variabel van vorm en het achterlijf is soms erg lang. De vlinders vliegen ’s nachts en kunnen geen voedsel opnemen omdat hun roltong niet volledig ontwikkeld is. Overdag zitten ze op een grashalm of stam. 







De gestippelde houtvlinder is een mot (nachtvlinder) met sterk gestippelde witachtige vleugels met 6 grote, glanzende  blauwachtig zwarte vlekken op het forse dichtbehaarde borststuk. De onderste helft van de antennen bij het mannetje zijn geveerd zodat ze in de paartijd de vrouwtjes nog beter kunnen ruiken, de bovenste helft is draadvormig. De antennes bij de vrouwelijke exemplaren zijn geheel draadvormig. Deze vlinder is weinig waarneembaar omdat hij snachts actief is. Het vrouwtje is ongeveer 30 mm lang met een spanwijdte van de vleugels van 5 á 6 cm. Het mannetje is kleiner dan het vrouwtje.

De gestippelde houtvlinder heeft een levenscyclus van 2 tot 4 jaar. De vlinder vliegt van juni tot augustus. Door het vrouwtje worden in juli en augustus enkele honderden eieren gelegd in spleten en gaten in de bast of op wondweefsel van bomen, meestal in groepjes. Kort na het uitkomen van de eieren verspreiden de jonge larven zich over de stam en de takken en boren zich in in het merg. De rupsen komen vooral voor in takken die dunner zijn dan 10 cm, jonge bomen dus. Bij de ingang van het boorgaatje (enkele mm's) komt bruin vochtig boormeel naar buiten.

afb internet

De rups kan een tunnel van meer dan 40 cm door de takken boren. De eerste symptomen zijn het naar buiten komende boormeel, gevolgd door het verwelken van bladeren en uiteindelijk het afsterven van de takken. In jonge aanplanten kan bij inboring in de stam de hele boom dood gaan.
De rups blijft afhankelijk van de klimaatzone/temperatuur 2 tot 4 jaar in het hout. Vanaf mei verpopt hij zich in een cocon in het hout en in juni en juli verschijnen de volwassen vlinders weer.

Gele rups met donkere stippen en glanzend zwarte kop:
afb internet
Tuintips: Problemen met de Gestippelde houtvlinder

De rupsen zijn 5-6 cm lang en vrijwel kaal (de spaarzame korte haren zijn nauwelijks te zien) en hebben een madeachtig uiterlijk. Ze leven in het hout of het stengelweefsel van de waardplant en zijn uitgerust met grote sterke kaken.  De jonge rupsen eten eerst de bast, oudere larven eten ook hout of merg. Omdat uit dit soort voedsel niet zoveel energie gehaald kan woden, hebben de larven tot 3 jaar groeitijd nodig. Als de rups volgroeid is, wordt een popkamer gebouwd die bedekt wordt met een dun spinsel. In deze popkamer overwintert de rups om dan in het voorjaar te verpoppen.

Ik denk dus dat dit een jong mannetje is die net tevoorschijn is gekomen. Nu moet hij nog op zoek naar een vrouwtje.

Heb er nog even een paar mooie foto's van gemaakt:




Waarom deze vlinder zo sloom is heb ik niet kunnen achterhalen. Waarschijnlijk omdat hij overdag slaapt. Ik had hem op een plant gezet maar de dag erna zat hij daar nog precies op dezelfde plek:


Jammer....weer een dag later lag hij dood, alsnog op dezelfde plek: maar waarschijnlijk heeft hij zijn taak al volbracht en gezorgd voor nageslacht: veel mannetjes sterven daarna:



Ben je benieuwd naar nog meer mooie nachtvlinders dan vind je hier een mooie kaart nachtvlinders:
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/06/30/bijna-100-soorten-nachtvlinders-in-stadsbos-achter-vrt-gebouwen/

Kleine runderdaas in mijn tuin

Vandaag zag ik op mijn schutting een daas zitten. Beetje vreemd, want gewoonlijk vind je die in bossen of op maneges e.d. En niet zozeer in woonwijken.


Er zijn in Nederland 37 soorten dazen. De meeste soorten zijn zeldzaam of zeer zeldzaam. Slechts 12 soorten zijn algemeen. De soorten Gewone regendaas (Haematopota pluvialis) en de Gewone Goudoogdaas (Chrysops relictus)  worden het meest waargenomen.

De dazen hebben een slechte reputatie omdat ze mensen en vee lastig kunnen vallen. De vrouwtjes voeden zich met eiwitrijk bloed (meestal van runderen en paarden maar soms ook van mensen) wat nodig is voor de voortplanting (ontwikkeling van eieren in hun achterlijf.) Vooral bij warm en windstil weer slaan de vrouwtjesdazen toe. De slachtoffers worden opgespoord aan de hand van de koolstofdioxide die door uitademen in de lucht terechtkomt. Daarnaast reageren ze sterk op warmte, bijvoorbeeld door inspanning. Kleur lijkt minder van belang te zijn, al hebben de meeste soorten een voorkeur voor donkere kleuren. In hoeverre geur een rol speelt is niet bekend.Voor de rest leven dazen van nectar en stuifmeel. De Gewone Regendaas steekt vrijwel meteen. De Gewone Goudoogdaas blijft even zitten voor die gaat steken. Ook haakt die veelal eerder af dan de Gewone Regendaas, als je verder loopt (meestal na zo'n 50 m).

Dazen zijn ook bekend vanwege hun prachtige ogen met allerlei kleuren, vlammen en strepen. Deze oogkleuren verdwijnen echter heel snel als ze dood gaan. Ze hebben geen specifieke vijanden. Ze worden gegeten door allerlei insectenetende dieren zoals vissen, vogels en spitsmuizen.

Er zijn 7 genera: de Gifoogdazen (Atylotus), Goudoogdazen (Chrysops), Regendazen (Haematopota), Knobbeldazen (Hybomitra), Runder- en Paardendazen (Tabanus) en Langsprietdazen (Heptatoma). Van de Bloemdaas (Philipomyia) en de Hommeldaas (Therioplectes) zijn slechts een enkele waarneming bekend.
De Runder- en Paardendazen (Tabanus) (8 soorten) lijken op de Knobbeldazen, ze hebben alleen geen haren op de ogen en geen knobbeltje op het voorhoofd zoals de Knobbeldazen.
De algemene soorten zijn de Grijze runderdaas, de Grauwe runderdaas en de kleine Runderdaas. De andere vijf zijn zeldzaam of zeer zeldzaam.

Zo, dat was even heel veel info over de verschillende soorten dazen. Nu wat over de kleine runderdaas op mijn schutting:


De daas die vandaag op mijn schutting zat was dus de kleine runderdaas (Tabanus Bromius). Hij is ongeveer 13,5-15 mm groot. Ze vliegt van mei tot begin september. Wil je een daas goed kunnen onderscheiden dan heb je eigenlijk specifieke foto's nodig. Maarja, ik zie een insectje en denk: even leuk een foto van maken. Dus dan heb ik die specifieke foto's meestal niet. Zij, het is een vrouwtje, bleef daar ook maar stil zitten in de zon:


Er zijn meestal minstens drie of vier foto's nodig, 1. kop van opzij met informatie vorm en kleur van de antennedelen, vorm en kleur van strepen, vlammen in de ogen en oogdelen met verschillende facetten groot en kleiner, 2. kop van voren met bijvoorbeeld informatie over glanzende delen op het voorhoofd, de aanwezigheid van een ocellair bultje (knobbel), 3. hele vlieg van boven, liefst met open vleugels zodat de kleurtekening van het achterlijf goed te zien is, en 4. van opzij met duidelijk zicht op het haltertje en de zijkanten van het achterlijf die vaak kenmerkende kleurvlekken en beharing hebben . Een belangrijk kenmerk is eventuele beharing van de ogen (bijv. Knobbeldazen) wat het best te zien is van foto's van de kop van boven genomen.

Kijk maar eens op deze prachtige veldtabel van EIS kenniscentrum over de determinatie van dazen:
https://www.eis-nederland.nl/DesktopModules/Bring2mind/DMX/API/Entries/Download?command=core_download&entryid=807&language=nl-NL&PortalId=4&TabId=563

Op blz 40 staan de runderdazen beschreven. In het kort omschreven heeft de kleine runderdaas transparante vleugels met bruine aders en de samengestelde ogen hebben slechts één opvallende violet-rode transversale band, die je echter alleen goed kunt zien van onderen of recht van voren. Bij de mannetjes raken de ogen elkaar in het midden. Bij de vrouwtjes zijn de ogen iets van elkaar gescheiden. Dit is dus een vrouwtje. De kop is zilvergrijs. De mesonotum is grijzig en steunt tegen de kop aan. De buik is zwart, harig en draagt ​​drie rijen geelachtige vlekken. De ventrale zijde van de buik is lichtgrijs. Op deze foto kun je nog een beetje de gekleurde band ogen zien:


Eis Nederland hoopt dat deze prachtige gids ons zal inspireren en dat we onze waarnemingen van dazen willen doorgeven. Die informatie draagt bij aan de kennis over het voorkomen en de verspreiding van dazen, maar ook over de biodiversiteit. Je kunt je waarnemingen doorgegeven via www.waarneming.nl en www.telmee.nl

afb: Eis Nederland

vrijdag 26 juni 2020

Het leven van een teek

Ieks.....vandaag heb ik een teek van dichtbij gezien. Een heel kleintje weliswaar, maar toch! Ik heb er maar even de lineaal bijgelegd, kun je zien hoe klein ie wel niet is. Hij liep over de arm van mijn dochter, ze kon hem dus zo makkelijk verwijderen.


Het is de in ons land meest voorkomende schapenteek (Ixodes ricinus). Ze is niet alleen te vinden op schapen maar ook op veel andere zoogdieren en ook op de hond en de mens.

Teken zijn net kleine platte spinnetjes. Ze behoren tot de geleedpotigen. Ze kennen 4 levensstadia: ei, larve, nimf en volwassen teek: 

Schapenteek | IVN

De larve heeft zes poten maar de nimf en de volwassen teek hebben acht poten. Dit kleine monstertje was zo te zien dus een volwassen vrouwtje. En wij maar denken dat t een jonkie was.

Dat de teken de ziekte van lyme kunnen overbrengen weten we allemaal al wel. In dit blog wil ik wat andere, minder bekende dingen vertellen over de teken.

Rond oktober krijgen de volwassen tekenvrouwtjes een laatste kans om voor de winter een bloedmaaltijd te vinden en daarmee hun pakket van zo’n 2.000 eitjes te leggen. Dat is een enorm aantal. Rond november gaan veel schapenteken in rust omdat er geen temperaturen waarbij ze actief kunnen zijn (van 4 tot 8 graden) meer bereikt worden. Maar in zachte winters kunnen ze ons nog wel eens verrassen! Ze wachten in een schaduwrijke vegetatie met een vochtig microklimaat en een bladerrijke ondergrond op een passerende gastheer. Als die (soms pas na een jaar wachten) passeert, grijpt de teek zich vast en kruipt naar een plekje om zich gedurende 3 dagen tot een week vol te zuigen met bloed.
Bij de volwassen teek zoekt alleen het vrouwtje (te herkennen aan haar rode platte achterlijf) een bloedmaaltijd om deze om te zetten in eitjes. Het volwassen mannetje probeert zowel in de vegetatie als op de gastheer met meerdere vrouwtjes te paren om de eitjes te bevruchten, maar neemt verder geen bloedmaaltijd.

In 2 tot 6 jaar ontstaat uit een eitje een volwassen teek. Uit het eitje, dat het vrouwtje in de strooisellaag van de bodem legt, komt een larve, die 6 pootjes heeft. Die gaat op zoek naar een bloedmaaltijd bij vooral kleine knaagdieren en vogels. Na de maaltijd verstopt de larve zich en verpopt tot een nimf: een wat groter teekje. Die heeft  8 poten. Ook deze heeft een bloedmaaltijd nodig en zoekt die vooral op wat grotere dieren als egels, konijnen en herten en op mensen. Na een tweede vervelling verschijnt de adult: de volwassen teek. Dan kan hij zich voortplanten hoewel het nog jaren kan duren voordat de teek volledig is ontwikkeld. Het mannetje kan meerdere vrouwtjes bevruchten, maar drinkt geen bloed. Het vrouwtje zoekt een nieuwe bloedmaaltijd bij de grotere knaagdieren, vogels, egels en vooral grotere hoefdieren zoals herten. Vervolgens legt het vrouwtje dan weer een pakket van ongeveer 2.000 eieren. Omdat de meeste larven verhongeren voor ze een gastheer hebben gevonden legt een vrouwtjesteek honderden tot duizenden eitjes. Het vrouwtje sterft na de eileg en de cyclus begint opnieuw. Mensen kunnen door alle stadia gebeten worden.

Om de eitjes te beschermen, besmeurt het tekenvrouwtje de eitjes met een glazige vloeistof. Doordat alle eitjes op een hoopje zijn gelegd, kunnen in het volgende voorjaar honderden tekenlarven tegelijk op een klein plekje tevoorschijn komen. Deze minuscule larven hebben nog geen bloedmaaltijd gehad en vormen daardoor gelukkig geen risico voor de ziekte van Lyme bij mensen. Maar ze kunnen zich wel vastbijten. Ik vond op facebook een foto van iemands hand die vol zat met van die miniscule teekjes:


Tijdens elke fase van zijn leven heeft de teek bloed nodig om te leven. Ze graven daarbij hun snuit met weerhaken in de huid. 

Ziekte van Lyme neemt toe | gezondheid.be
afb. internet

Sommige teken blijven tijdens iedere fase (hun hele leven dus) bij één gastheer. Maar de meeste teken hebben meerdere gastheren, die hoeven niet van dezelfde soort te zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee- en driegastherige teken. Teken gaan zeer zuinig met hun energie om en ze kunnen meer dan een jaar zonder voedsel: sommigen zelfs tot 5 jaar.
Teken kunnen dus heel geduldig wachten tot er een gastheer langskomt. Diem merken ze op door lichaamswarmte en geur. Bij hun gastheer aangekomen gaan ze op zoek naar de beste plek om zich vast te bijten en bloed te zuigen. Bij de hond zijn vaak de liezen, de oksels, en de kop favoriet. Bij ons de nek, achter de oren, knieholtes, bilspleet oksels en liezen. Want daar is het lekker warm.

Pas dus op en laat je niet "beetnemen". En controleer jezelf en je dieren na elk bezoek aan de natuur.