maandag 25 mei 2020

In de ban van de grote bonte specht (Dendrocopos major)

Ik ben eigenlijk van de macro's maken maar sinds ik afgelopen weekend een boom voorbij liep en jonge vogeltjes hoorde piepen vanuit een spechtengat, besloot ik om te gaan proberen mooie foto's te maken van het voeren door de ouders van deze vogeltjes. En....als ik veel geluk heb....ook van het uitvliegen van de jongen. Hoe leuk zou dat zijn! Om de kans van slagen zo groot mogelijk te maken heb ik eerst natuurlijk veel gelezen over deze vogels.

Dus vandaag ging ik terug naar de Vloeten, een mooi natuurgebied vlakbij waar ik woon, waar ik het nest gezien had. Het gebied de Vloeten is een van de weinige gebieden waar het oorspronkelijk glooiend Brabantse landschap nog te zien is. Het is ontstaan in de laatste ijstijd toen vanuit de droogstaande Noordzee zand onze richting uit kwam gewaaid en hier toen duinen en stuifzanden vormde.
Een paar foto's die nog wat van het glooiende landschap laten zien:






Heel veel van de glooiingen zijn echter verdwenen doordat boeren de gronden hebben ontgonnen en geëgaliseerd.
Op de hoger gelegen dekzanden zijn in de jaren 50 veel bomen aangeplant, voornamelijk dennensoorten. Aangezien dennen weinig eisen stellen aan de bodem en waterhuishouding waren de relatief arme gronden wel geschikt om te voorzien in de behoefte aan dennenhout. Dit werd vooral gebruikt in de mijnbouw. Een paar foto's:

Weiland achter het terrein van het RWZI:


Op de achtergrond RWZI:


Fietspad door de bossen naar Slot Cranendonck:




Blik achterom:


Weide met picknickplaats:


In het gebied komen veel vogelsoorten voor oa de fitis, tjiftjaf, mezen, vlaamse gaai, havik en buizerd. En ook spechten.

De naam Vloeten betekent laag en nat gebied. Dat slaat op de terreinen langs de Buulder AA en de moerassen aan de noordkant.

afbeelding Google maps:


Dus vandaag ging ik weer terug naar de plek waar ik de nestholtes gezien had: er waren er 2 in 1 boom. In dit geval was het een eikenboom. Het tweede gat zit op deze foto net verscholen achter wat takken:


Ik vind het zo leuk dat ik dit nest ontdekt heb. Ik zag af en toe al wel eens vluchtig een specht  tijdens mijn wandelingen maar heb nooit een goede foto kunnen maken.
Het gaat erg goed met de grote bonte specht in ons land. Sinds begin jaren 90 is hun aantal met de helft toegenomen tot 90.000! Dat komt doordat ouder wordende bossen steeds natuurlijker beheerd worden: dode bomen mogen blijven liggen wat zorgt voor meer insecten en dus voedsel, en er staan meer verschillende boomsoorten. De grote bonte specht heeft zich daarop prima aangepast en nieuwe gebieden betrokken met geschikte nestbomen en durft zelfs dichtbij ons in tuinen te broeden. Hij staat niet op de Rode Lijst maar is wel een beschermde inheemse diersoort. Net als alle andere vogels die van nature in het wild in Nederland voorkomen zijn grote bonte spechten beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. De bescherming is geregeld in de Wet natuurbescherming (ingaande 1 januari 2017).

Ik had de eerste keer dat ik de nestholtes zag de spechten zelf niet gezien, dus ik zocht een geschikte plek om te observeren, stelde mijn statief op en ging rustig afwachten...... en al snel verscheen er eentje:


Het was de vader: hij had een rode vlek in zijn nek:


Hij verdween met het voer in zijn bek zelf ook in het nest en kwam er even later weer uit, nu met afval (ws poepjes) in zijn bek en vloog er mee weg, ja ook vaders houdt de boel netjes schoon in huis ;-):


Ik besloot een 300 mm lens op mijn camera te zetten om alles wat beter van dichterbij te kunnen fotograferen. Ik vind het toch wel heel kunstig hoe mooi rond ze dit hebben uitgehakt. Op het filmpje van de link kun je zien hoe ze dat doen:



In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden is de grote bonte specht een relatief kleine spechtensoort. Een volwassen exemplaar is ongeveer 20 tot 24 cm groot en weegt 60 tot 110 gram. De vleugelspanwijdte bedraagt 34 tot 39 cm. De naam "grote bonte specht" dient om de soort te onderscheiden van andere veelvoorkomende bonte spechten in zijn leefgebied.
Het verenkleed lijkt nl. sterk op dat van de middelste bonte specht (Dendrocoptes medius) en de kleine bonte specht (Dryobates minor), de andere 2 van de bij ons voorkomende bonte spechten:

afbeelding Sovon:


Het is dus een zwart-witte vogel met een rode "broek" : het verenkleed is aan de bovenkant overwegend zwart en aan de onderkant wit, met uitzondering van de rode broek rond de anaalstreek: hier zit het mannetje voor de nestopening:


De vleugels hebben aan de bovenzijde grote, ovaalvormige witte schoudervlekken. De slagpennen hebben vijf of zes witte vlekken die zodanig zijn gerangschikt dat ze witte banden op de vleugels vormen. De drie paar buitenste staartveren zijn gebandeerd en duidelijk te zien wanneer de staart is gespreid. De staartveren zijn stug en dienen als extra ondersteuning tijdens het klimmen:




De kop is overwegend wit op de zijkanten en de keel. Vanaf de snavel loopt de zwarte baardstreep door in een grillige Z-vormige zwarte vlek, die naar beneden naar de borst en naar achter tot in de nek loopt. Het voorhoofd en het gedeelte rond de ogen is wit, de kruin is zwart.
Het geslacht is vnl. te herkennen aan de koptekening: het mannetje heeft een rode vlek in de nek, terwijl het vrouwtje een geheel zwarte kruin heeft.
De iris is roodbruin gekleurd. De snavel is grijs en heeft fijne veren rond de neusgaten, om het inademen van fijn zaagsel te voorkomen:


De tenen met krachtige klauwen zijn zygodactyl geplaatst: twee tenen staan naar voren en twee naar achteren gericht. De grijze huid op de poten is opmerkelijk dik, als bescherming tegen insectenbeten. Hij speurt van beneden naar boven stammen af naar voedsel en maakt daarbij schokkerige bewegingen. Tijdens het klimmen maakt hij kleine sprongetjes, waarbij hij zich met een poot afzet en met de andere neerkomt. Soms zit hij als een zangvogel rechtop op een tak. De vlucht is typisch en sterk golvend. Bij gevaar of verstoring kruipt de specht achter de stam en blijft een tijdje bewegingsloos zitten.

De jongen hebben een roze anaalstreek en hebben een grote rode kruinvlek. De schoudervlekken zijn vaak nog gebandeerd. Zodra ik foto's van de jongen heb zal ik die erbij plaatsen.

Hoe herken je nou het geluid van de grote bonte specht? Want vaak hoor je ze eerder dan dat je ze ziet.
De contactroep is een luid metaalachtig kiek. Soms herhaalt hij deze twee of meerdere keren, ongeveer een keer per seconde. Bij opwinding wordt de roep sneller herhaald of laat hij een tjet-tjet-tjet horen. De alarmroep is een luid kre-kre-kre.

Om hun territorium af te bakenen roffelen zowel het mannetje als het vrouwtje op boomstammen. Het mannetje roffelt veel vaker dan het vrouwtje en gebruikt tijdens de paartijd zijn roffel ook om een vrouwtje te lokken. De roffel op een stam of tak is, afhankelijk van de wind en de toestand van het hout, op grote afstand te horen.

Aan het einde van het jaar wordt door het mannetje een nestholte uitgehakt in een zachtere houtsoort van een volgroeide (naald of loof) boom. Meestal is dat een berkenboom. Spechten kunnen op die manier hakken doordat de hersenen in een soort schokdempers zijn ingekleed.  Ze hebben relatief weinig hersenvocht waardoor de trillingen die bij het roffelen ontstaan slechts in beperkte mate via dit vocht de hersenen kunnen bereiken. Bovendien zit tussen de snavel en het voorhoofd een sponsachtig bot. Die beschermlaag vangt de meeste trillingen op, waardoor ze niet tot de hersenen kunnen doordringen. De ronde nestopening is ongeveer 5,5 cm breed, de nestholte is ook rond en is 20-30 cm diep en 12-15 cm breed.
De bodem van de nestholte is bedekt met houtsnippers. Soms kiest hij ook wel eens een oudere holte. Daarna begint hij met zijn geroffel die dient als hofmakerij. Als een vrouwtje in het territorium deze roffel beantwoordt, volgt er verder baltsgedrag zoals het opzetten van de kopveren. Zowel mannetje als vrouwtje roffelen met een korte snelle roffel om territorium en paarband te versterken.

In april en mei worden 4 tot 7 crème-witte eieren gelegd, die in 11 tot 13 dagen door zowel het mannetje als het vrouwtje worden uitgebroed. De jongen worden 3 tot 4 weken door beide ouders gevoerd, voordat ze gaan ze uitvliegen. In de tweede helft van deze periode is dit nest eenvoudig te ontdekken, daar de jongen dicht bij het vlieggat continu om de ouders roepen. Ze laten een lawaaierig vie-vie-vie, gee-gee-gee en diverse zoemende geluiden horen. Als ze worden verschrikt duiken ze weer snel hun hol in. Als de jongen zijn uitgevlogen, worden ze verdeeld door de ouders en nog zo'n 10 dagen verzorgd.

Afgaande op wat ik heb gezien en gehoord zitten we nu dus in die fase: de jongen lieten zich horen en bij het voeren zag ik heel af en toe een klein koppetje in het vlieggat:

Vader komt aan bij het nest met een lekker gevarieerd hapje in zijn bek:


Hij steekt zijn kop door het gat om het aan een van de jongen aan te bieden: hier kun je ook mooi zien dat 2 tenen naar voren staan en 2 naar achteren, zijn staartveren tegen de boomstam aan voor balans:


Even kijken of alles veilig is.....en weer weg voor nog meer eten...er zijn nog meer mondjes te vullen:


Wat het voedsel betreft: dat is veelzijdig en varieert per leefgebied. In warme periodes eten dee spechten vnl. dierlijk voedsel zoals insecten en hun larven en poppen.
Ze foerageren van beneden naar boven op de boomstam, waarbij de bast beklopt wordt om door insecten gegraven tunnels te vinden. De tunnel wordt opengehakt en de prooidieren worden met de punt van hun kleverige tong gevangen.  Ook kleine gewervelden worden gegeten. Zo worden bv nesten van zangvogels of kleinere spechtensoorten open gekraakt om zich te voeden met de eieren of de kuikens.

Een lekkere vette rups of larve:


Na het aanbieden van het voedsel blijft de vader nog even voor de nestingang zitten, want veel plaats in het nest is er niet: de holte is 20-30 cm diep en een volwassen specht meet zelf al 20-24 cm, en als er dan ook nog eens een stuk of 5 jongen in zitten....dat wordt krapjes!




En natuurlijk moeten ook de eigen veren even opgepoetst worden:


En weg is-tie weer. Hij vloog af en aan. Soms kwam hij al vrij snel weer terug, maar soms bleef hij ook wel eens 10 minuutjes weg. Op de boomstam zit een komkommerspin, die met het blote oog niet zichtbaar was. Kennelijk smaakt die niet zo lekker, want die pikte hij niet op:


De spechten blijven het hele jaar in de omgeving van hun broedgebiedje leven, ook in de winter. Er is dan wel wat minder voedsel te vinden, maar dan zoeken ze verder weg van hun uitvalsbasis en komen daarbij soms ook in onze tuinen kijken. Bij gebrek aan insecten nemen ze noodgedwongen genoegen met noten en zaden van sparren- en dennenkegels. Hiervoor klemt de specht de kegelvrucht in een zogenaamde "spechtensmidse", om vervolgens de zaden er uit te hakken. Naast zaden eet hij ook beukennootjes, eikels, noten, bessen en hars.

Op deze foto is het vrouwtje te zien; zij heeft geen rode vlek in de nek. Ook zij bood voedsel aan al heb ik haar dat minder vaak zien doen dan het mannetje. Zij zat meer hoog in een boom in de buurt op de uitkijk om de boel in de gaten te houden:


Ook zij hield het nest schoon:


Wat zijn het toch mooie vogels en niet alleen om hun uiterlijk: apart vind ik ze, anders dan andere vogels: ze roffelen, ze tjikken, ze hakken met hun kop een nest uit een boom...mooi hoor.
Misschien ook nog leuk om te vertellen: onze grote bonte specht heeft ook een aantal bijnamen: langwerker, roffelaar, timmerman, klopper en houtpikker.
En hij heeft ook een paar concurrenten die ook in holen broeden maar die zij zelf niet kunnen maken. Dat zijn de kauwen en uilen. Maar gelukkig heb ik die hier niet gezien!Ik eindig mijn blog met een laatste mooie foto van het mannetje, en een foto waarop het koppie van een van de jongen is te zien:




Ik ga snel weer kijken. Ik wil toch graag dat koppie voor het nestgat zien.
Wordt vervolgd.

Update 28-05-2020
Vandaag weer wezen kijken. En ohhh....wat een mazzel....ik zag die kleine koppies voor het nestgat. Wat zijn ze al groot! Een paar foto's:

Papa komt aan met heerlijk voedsel:


Daar komt een koppie tevoorschijn:



Het bekkie gaat open:


En gulzig laat ie zich lekker voeren:


Wat is dit leuk om te zien!
Ik ben benieuwd hoeveel jongen ze hebben.


Wordt vervolgd!


zaterdag 23 mei 2020

Grote rupsendoder (Ammophila sabulosa)

Vandaag zag ik tijdens een klein wandelingetje met mijn hondje in het natuurgebied de Vloeten nabij scouting Kizito iets fladderen met opvallend veel zwart en wat rood. Koppeltjeduikelend bengelden een aantal lange poten naar beneden tot het landde in het gras. Toen kon ik pas goed zien wat het was.
Het was een paartje parende grote rupsendoders (Ammophila sabulosa):


In ons land komen 3 soorten rupsendoders voor, nl. de grote, de kleine en de bastaard rupsendoder. Het zijn wespen, die behoren tot de langsteelgraafwespen:  grote wespen met een opvallend lange en dunne wespentaille. Ze zijn meestal zwart met rode delen. De rupsendoders zijn te herkennen door hun roodzwart (voorste deel van het achterlijf is rood) gekleurde en erg langgesteelde achterlijf en lijken ook wel erg veel op elkaar. Het verschil zit hem in de vleugeladering en beharing, welke je zo met het blote oog maar moeilijk kunt zien. De grote rupsendoder heeft nl. een iets langere beharing van het borststuk dan de andere twee. Op mijn foto is dat niet te beoordelen, dus ik gok het maar dat dit de grote is. Daarom heb ik ze aangemeld bij Waarneming. Het mannetje is 14-19 mm lang, het vrouwtje 16-24 mm. Het zwarte uiteinde van het borststuk heeft een blauwe staalglans. Hier zie je er dus twee die aan het paren zijn:


De grote rupsendoder is een opportunist en stelt weinig eisen aan de biotoop, zoals het een echte graafwesp betaamt houdt hij van zand. Vooral van rul zand! Hij komt dan ook algemeen voor in ons land. De vliegtijd is van mei tot in oktober en in warme zomers vliegen ze in minstens twee generaties.
In de periode tot en met september worden de vrouwtjes bevrucht waarna de mannetjes sterven. De bevruchte vrouwtjes zijn dus de enige die de winter overleven en in het voorjaar een nieuwe generatie voortbrengen.

Als na de paring het vrouwtje bevrucht is, graaft ze een nest in het zand.Ze graaft een steile gang van 5-20 cm loodrecht naar beneden.  Het uitgegraven materiaal draagt ze weg tussen de kop en de voorpoten en wordt zorgvuldig verspreid, zodat er geen zandhoopje ontstaat; grotere stukken worden in de mandibels genomen. De nestgang mondt uit in één nestkamer. Ze sluit de ingang af met een steentje. 
Vervolgens gaat ze op jacht. Ze gaat op zoek naar een rups. Als ze er een gevonden heeft verlamt ze die door rechtstreeks in het zenuwstelsel te steken en gif in te spuiten. Door de prooi te verlammen en niet te doden kan de prooi makkelijk vervoerd worden. Daarnaast bederf het vlees niet en kan het eitje niet beschadigd worden door bewegingen van de prooi. Dan draagt ze de rups onder haar buik vliegend naar haar nest. Ze opent het nest, en inspecteert het voordat ze de rups naar binnen sleurt. Pas als het voedsel voor de toekomstige larve afgeleverd is, legt ze een ei op de rups. Dan propt ze de nestgang vol met zand en stampt het nog even stevig aan met de voorkant van de kop door vibraties van de krachtige vliegspieren in het mesosoma (thorax). Tot slot sluit ze het weer af met een steentje dat als camouflage dient. Zo zijn de eitjes en larven onvindbraar voor predatoren en wordt voorkomen dat andere rupsendoders met hun rupsen aan de haal gaan. Sommige vrouwtjes nl. specialiseren zich in het stelen van prooien van andere vrouwtjes. De gestolen rupsen worden eerst een beetje gekneed met de kaken, waarbij het ei van de eigenaresse kapot gaat. Dan wordt de rups meegenomen naar het nest van de dievegge, die er een nieuw ei op legt.

De grote rupsendoder dankt haar naam aan de grote rupsen die ze ontvoert als voedsel voor haar jongen. Die zijn als je naar haar lichaamsgrootte kijkt verhoudingsgewijs erg groot! Het zijn vaak rupsen van uiltjes die groter en zwaarder zijn dan de wesp zelf. De wespenlarve voedt zich met de vetreserves van de nog levende rups. Als hij volwassen is, haalt de rupsendoder haar energie uit suikerrijke nectar. 
In het voorjaar worden vaak meerdere kleine rupsen naar het nest gedragen (massabevoorrading). In zomer, als er grote rupsen zijn, wordt er maar één per nest geborgen. Ze dragen ze vaak lopend naar het nest over afstanden van wel 20 tot 30 meter. Af en toe legt de wesp de prooi neer om zich te heroriënteren.Tenslotte wordt de gang afgesloten met een goed passende steen en gecamoufleerd met materiaal uit de omgeving.

Nadat het ei uitgekomen is, vreet de larve zich vol, vervelt zich 4 tot 5 keer, verpopt zich vervolgens, om uiteindelijk als jonge wesp tevoorschijn te
komen. Bij deze solitaire wesp duurt de eifase 2 tot 3 dagen. De popfase varieert van 7 tot 11 maanden en er is een koudeperiode nodig om de diafase te doorbreken. Het kan voorkomen dat de pop nog een extra jaar overligt. Eerst komen de mannetjes uit. Daarna de vrouwtjes. Als larve waren het vleeseters, nu in volwassen staat zijn het vegetariërs geworden, die leven van nectar en honingdauw. De mannetjes leven vrij kort, na de paring hebben zij hun functie gehad zoals ik al eerder zei.

Nou, dit is toch weer een bijzonder interessante levenswijze van een mooi ondergewaardeerd insect. Bijna niemand houdt van wespen. Maar vergeet niet dat wespen nuttig dieren zijn! Ze zijn onze bondgenoten bij de verdelging van schadelijke of wel hinderlijke insecten.

Doe mee aan de landelijke vleermuistelling 2020

Vandaag en morgen kun je weer meedoen aan de landelijke vleermuistelling. Ga hiervoor na zonsondergang (21.30 uur) een uurtje in je tuin zitten.

Voor meer info kijk op de site van tuintelling:
https://www.tuintelling.nl/evenementen/vleermuistuintelling-2020

Als hulpje kun je hier een zoekkaart downloaden:
https://www.tuintelling.nl/downloads/Vleermuiszoekkaart2019.pdf

Je telling kun je hier invoeren nadat je een account hebt aangemaakt:
https://www.tuintelling.nl/

In ons land komen 18 soorten vleermuizen voor. Daarvan is er een aantal regelmatig in onze woonomgeving te zien.
B.v. de gewone dwergvleermuis en laatvlieger: die wonen graag in spouwmuren en onder dakpannen en jagen ook in parken en tuinen.
Dan heb je nog de gewone grootoorvleermuis: die zitten op rustige (oude) zolders evenals in holle bomen in vooral oude tuinen, parken en bossen. En de watervleermuis die vlak boven het wateroppervlak van vijvers in dorpen en steden jagen. En de rosse vleermuis die soms hoog boven een park of tuin op jacht is naar kevers en nachtvlinders. Maar ik woon in een dorspwijk dus waarschijnlijk worden het dwergvleermuizen die ik zou kunnen zien.

Vorig jaar heb ik ook aan de telling meegedaan. Zie mijn blogpost:
http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/search?q=vleermuistelling

Toen heb ik 4 dwergvleermuizen in mijn tuin gezien.

Het resultaat van mijn telling:    volgt nog

dinsdag 19 mei 2020

Uit de koers geraakte weidebeekjuffer (Calopteryx splendens)

Vanavond zat er op de stoep voor mijn huis een mooie groene libelle: het was de weidebeekjuffer, een vrouwtje gezien de groene kleur (de mannetjes zijn blauw):


Ik denk dat ze pas is uitgeslopen bij de Buulder AA en een beetje uit koers geraakt is bij het uitvliegen.
De plek waar de weidebeekjuffers zich het meest ophouden (habitat) is nl. bij een natuurlijk verlopende beek waar afwisselend snel en langzaam zuurstofrijk water stroomt. En waar ook een deel van het water in de zon ligt. En wat vegetatie betreft met een lekkere ruige en overhangende vegetatie aan de oevers  en voldoende drijvende planten. Daar voelen ze zich thuis. Dat is in mijn buurt de Buulder AA.


Als de libel is uitgeslopen en compleet opgepompt is, wacht de libel tot de vleugels gehard zijn en vliegt daarna naar een veilige plek waar hij nog verder kan uitharden. De libel is nu in de laatste fase van zijn leven beland en ziet er prachtig uit. Er is een mooi donker patroon ontstaan op het kleurrijke lichaam. Iedere libellensoort heeft een eigen kleuren palet en een redelijk vast patroon aan zwarte vlekken en strepen. Hieraan kun je de libellensoort herkennen. Deze fase is voornamelijk bedoelt voor de voortplanting en om nieuwe gebieden te koloniseren.

Na enkele dagen tot weken waarin hij zich vol eet is de libel geslachtsrijp en sterk genoeg om voor nageslacht te zorgen. Dan pas vliegt hij naar het voortplantingswater.

Maar ja, bij mij in de achtertuin bevindt zich geen voortplantingswater...helaas. Ik nam haar voorzichtig op, ze was erg zwak, en zette haar op een buitentafel om haar goed te bekijken en na te denken wat ik voor haar zou kunnen doen:


De Weidebeekjuffers zijn grote waterjuffers. Ze komen algemeen voor in het oosten, midden en zuiden van ons land. Door de vlinderachtige vlucht vormen ze een opvallende verschijning.
De mannetjes zijn metaalgalanzend blauw en de vrouwtjes metallicgroen. Dit is dus een vrouwtje. Ze heeft  doorzichtige groen tot groenbruine vleugels. Verder heeft ze zoals je hier kunt zien 2 witte vlekjes in de vleugeltop:


De weidebeekjuffers worden ongeveer 41/2 cm groot. Het uitsluipen vind plaats in april t/m augustus met een piek in mei.


Tsja, wat kon ik voor haar doen. Niet veel eigenlijk. Ik heb haar bij mijn planten gezet in een waterschaal met een beetje water erin. Als ze erg verzwakt is zal ze het waarschijnlijk niet overleven en sterft ze een stille dood.


Jammer....4 dagen later vond ik haar dood in de border: al deels opgegeten door andere insecten:




De weidebeekjuffer is jarenlang een bedreigde soort geweest. Maar gelukkig groeit ze nu weer.
Op onderstaand kaartje van de Vlinderstichting is de verspreiding te zien over vier tijdvakken: 1950-1979-1980 tot 1999 en 2000 tot 2015. Daarop  kun je zien hoe de populatie gegroeid is. Dat komt waarschijnlijk door het herstellen van beeklandschappen en het schoner worden (meer zuurstofgehalte) van het beekwater zodat er weer voldoende habitat onstaat voor deze juffers.




De populatie van de bosbeekjuffer neemt de laatste decennia weer iets toe, maar ze blijft staan op de rode lijst (kwetsbaar).

donderdag 14 mei 2020

Nog meer rare snuiters: de Tijgerlangpootmug Nephrotoma pratensis

Vanmiddag zag ik een langpootmug langs mijn coniferenhaag scheren. Hij vloog onhandig steeds heen en weer. Misschien was hij een geurspoor aan het volgen van een vrouwtje  om mee te paren. Toen hij eindelijk op een takje neerstreek kon ik hem mooi fotograferen: het is de Nephrotoma  pratensis:


Ik dacht meteen: hee dat is een mooie voor op mijn lijstje rare snuiters, want ja ook dit insect heeft een wel heel bijzonder snuitje:


Het is een mannetje, want de legboor aan het eind van het achterlijf ontbreekt: mannetjes hebben een stomp achtereinde om het zomaar eens te zeggen:


Van de 93 soorten die er zijn in ons land behoren 60 soorten tot de Tipula , gevolgd door de Nephrotoma of Tijgerlangpootmuggen met 19 soorten.
De meeste langpootmuggen hebben een onopvallend uiterlijk om geen aandacht van vijanden te trekken. Maar mijn aandacht trok hij wel, ws door zijn lange poten die onder zijn lijf hangen tijdens zijn vlucht. Breekt er een af dan groeit die niet meer aan.

Hij heeft kleine donkere kraalogen, uitstekende monddelen maar ze kunnen daar niet mee bijten of prikken omdat de kaken gereduceerd zijn. Volwassen langpootmuggen eten ook nauwelijks meer: al de energie die ze nodig hebben om zich voort te planten is als larve bij elkaar gegeten.
De 2 vleugels worden op de rug gevouwen. De 2 achtervleugels bestaan als zodanig niet meer: het zijn 2 haltertjes.
Verder is het lijf lang en rond en bestaat uit segmenten. Vrouwtje is groter en dikker als ze eitjes draagt en heeft een legboor.
Deze tijgerlangpootmug viel overigens op omdat hij wat kleurrijker was. Hij heeft nl. vlekken op de bovenkant van het achterlijf. Hij vliegt vanaf begin mei tot begin juli.


Een mooie langpoot, deze tijgerlangpoot, onder zijn soortgenoten!
Ik heb al eerder een blog over een andere langpootmug gemaakt, met mooie foto's van een eierleggend weidelangpoot vrouwtje. Zie mijn blogpost:

http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/search?q=langpootmug