Aan de horizon probeert de zon tevoorschijn te komen: hier ligt een fietspad richting Belgische grens:
In de tegenovergestelde richting ligt het fietspad even verderop, ik liep hier het heideveldje op. Links van mij een plaatseijk soms drooggevallen sloot met de kenmerkende wilgenbomen en struiken en veel riet:
Men is hier al bezig geweest met onderhouds werkzaamheden: het baggeren van de sloot:
Sloten moeten nl. voor de aan- en afvoer van water in een goede staat van onderhoud zijn. Daar zorgt vnl. Waterschap De Dommel voor. Zij zorgen voor schoon, voldoende en veilig oppervlaktewater.
Sommige sloten worden gebruikt om in droge tijden water aan te voeren naar ons gebied. Voor de aan- en afvoer van water is het kort houden van de begroeiing in de sloot belangrijk. Verder kan te veel begroeiing schadelijk zijn voor de flora en fauna in en rondom het water. In de zomer kan verslibbing bijvoorbeeld leiden tot blauwalg, stank en vissterfte en in de winter tot wateroverlast. Voor goed waterbeheer is het dus van belang dat alle sloten goed en op de juiste manier worden onderhouden. Daar is een systeem voor opgezet: het waterschap heeft de watergangen in haar beheersgebied onderverdeeld in twee categorieën: hoofdwatergangen (A-watergangen) en overige watergangen (B- en C-watergangen). Het waterschap is verantwoordelijk voor het onderhoud van de hoofdwatergangen. De aangelanden/eigenaren van percelen aangrenzend aan overige sloten zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van die sloten. Dit zijn de B- en C- watergangen. Waterschap de Dommel onderhoudt de sloten door o.a. te maaien, te baggeren en het snoeien van bomen en struiken. Hierbij wordt uiteraard rekening gehouden met de Flora- en faunawet.
Het waterschap controleert jaarlijks de sloten die water aan- en afvoeren. De inspectie van waterlopen die het waterschap niet zelf onderhoudt, noemt men de schouw. Tijdens de schouw controleren de medewerkers van het waterschap de waterlopen op de onderhoudstoestand: juiste profiel, aanwezigheid van obstakels en begroeiing en doorstroming in 'duikers'. De schouw vindt altijd plaats in januari. Voor die tijd moeten ze particulieren hun zaakjes dus op orde hebben.(info WdD)
Zo mooi die kale knotwilgen:
In de humusrijke knot van oudere bomen broeden soms eenden en kunnen ook planten groeien. Snelgroeiende planten als de vlierstruik of de lijsterbes kunnen zo een knotwilg laten splijten. Op mijn foto is te zien hoe zo'n struik de knotwilg bijna geheel omwoekert:
Toen ik het open stuk bereikte zag ik in een ogenblik wat een ravage de wilde zwijnen hier hebben aangericht:
Met hun afgeplatte sterke snuit kunnen ze goed de grond omwroeten:
Dit hier was natuurlijk een uitgesproken geschikte plek voor de wilde zwijnen:
Een bosrand met ruige struiken waarin ze zich goed kunnen verschuilen en rusten. Maar een abolute voorwaarde die wilde zwijnen aan een bos stellen is de aanwezigheid van natte/moerassige plaatsen, zoals hier, waar ze in zogenaamde 'zoelen' (ondiepe poelen) modderbaden kunnen nemen. Hier was ook zo'n zoel:
Die modderbaden nemen ze om hun huid en vacht te verzorgen. Na dit bad blijft een laagje modder op hun huid zitten. Door het schuren langs bomen verwijderen ze tezamen met dit laagje ook huidparasieten. De schuurbomen staan dus vaak vlakbij het modderbad, zijn 50-60 cm boven de grond afgeschuurd en door het veelvuldig gebruik verkleurd en gepolijst. Een modderbad wordt gemaakt op van nature natte plekken. Vaak zijn er prenten, schuurbomen met haren, uitwerpselen en wroetplekken in de omgeving te vinden.
Gezien de omvang van dit gewroet kan dit nooit het werk geweest zijn van enkele zwijnen. waarschijnlijk is het een rotte geweest:
Wilde zwijnen leven nl. in groepen, ook wel rotte genoemd, tot wel dertig dieren. Een rotte bestaat uit een aantal vrouwtjes en hun jongen van het eerste en het tweede jaar. Mannetjes leven vanaf hun derde levensjaar alleen. In de rotte geldt een duidelijke rangorde waarbij de mannelijke dieren helemaal onderaan de ladder staan.
Overdag rust het wild zwijn in dichte dekking, bij voorkeur in droge, jonge ongedunde naaldhoutaanplant. Hij bouwt daar een dagrustplaats of ‘ketel’. Dit is een uitholling in de bodem die ze in de bladlaag of in de kale grond uitschrapen en soms bedekken met takken. In de winter liggen wilde zwijnen vaak met meerdere bijeen in een dergelijke plek en kan je de warme waterdamp zien opstijgen.
Mooie plekken om te rusten:
Jammer dat ik niet op de juiste tijd hier was. Een wild zwijn is nl. een nacht- en schemerdier, in een rustige leefomgeving kan hij soms ook overdag actief zijn. Op zoektochten kan hij grote afstanden afleggen tot wel vijftien kilometer.
Dus vandaag heb ik de zwijnen niet in levende lijve gezien, alleen wel duidelijk hun sporen. Die sporen kunnen zijn:
- wroetsporen
- veegsporen
- loopsporen
- uitwerpselen
- wissels
- zoelen
- kraamkamers
Op zijn zoektocht naar voedsel, laat het wild zwijn wroetsporen achter in de humuslaag in bosgebied, in wegbermen, grasland en op akkers. Met zijn snuit en poten krabt hij de bodem open, legt graspollen om en trekt zoden uit. Deze sporen onderscheiden zich van wroetsporen van de das omdat de sporen grover zijn en over een veel grotere afstand voorkomen. Meestal zijn de sporen door meerdere dieren, die tezamen optrekken, gemaakt. En deze sporen waren nogal grof ja:
Ik heb er ter vergelijking even mijn voet bij gezet:
De afdrukken van de hoeven van wilde zwijnen zijn tot 12 cm lang en 5-7 cm breed. Hoe ouder het dier, hoe groter de afdruk en hoe stomper de hoeven. De bijhoeven zijn vrijwel altijd zichtbaar, al kunnen ze bij pootafdrukken van zeer jonge dieren ontbreken. Een zwijn beweegt zich meestal voort in stap en draf met een paslengte in stap van 40 cm. In dit rommeltje zijn ze niet echt heel erg duidelijk maar toch....de omvang is goed te zien:
Hele zoden liggen om:
Dan nog de uitwerpselen. Ik had daar niet specifiek op gelet, maar mijn oog viel wel op een keutel die ik zag:
Dus ik ben eenmaal thuis meteen gaan googlen want ik wilde toch wel weten van welk dier die fraaie keutel was.
Uitwerpselen van het wilde zwijn hebben een variabel uiterlijk. Ze kunnen tot 7 cm dik zijn, maar zijn meestal dunner. De kleur hangt af van het gegeten voedsel en varieert van donkergroen, zwart tot geel en bruin- tot geelgroen. Het zijn soms losse, maar meestal in strengen of klonten aan elkaar gekleefde bolvormige, zijdelings afgeplatte keutels, soms halfvloeibaar of gedeeltelijk klonterig. Vaak zijn er duidelijke planten- of dierenresten in te herkennen, zoals dekschilden van kevers of dopfragmenten van eikels en beukennootjes. Nee he, daar lijkt dit niet op. Keutels van wilde zwijnen zien er zo uit:
(foto internet)
Op een herkenningskaart van Vermandel kun je duidelijk zien welke keutels van welke dieren zijn:
Mijn vermoeden was juist: het is de keutel van een vos.
- algemeen: gedraaid puntje aan één kant van de drol, bestaat soms uit ‘keutels’ a 3 cm die samen 1 drol vormen, vaak wit/grijs van kleur, dit komt door de botten en haren van bijv. konijnen (een oude drol is wit & droog). raak nóóit een drol met je blote handen aan i.v.m. parasieten & ziektes. Doe je dit wel? Zit dan niet met je ‘vieze’ hand aan open lichaamsdelen en was je handen grondig en z.s.m.!
- inhoud: haren, stukjes bot en soms ook: schildjes van kevers e.d. en restjes bessen/vruchten
- afmetingen: +- 5-10cm lang en +- 1,2-2cm dik
- geur: vers kan de drol ‘normaal’ stinken, droog is hij geurloos, de urine van een vos is zeer sterk ruikend
- waar te vinden: op verhogingen als boomstronken en graspollen en langs paden
Wat leuk dat ik een keutel van een vos heb gespot. De vos zelf was natuurlijk veel leuker geweest, evenals een rotte wilde zwijnen, maar helaas, ik moet het vandaag doen met enkel de sporen. Het is mss een leuk idee om die kaart uit te printen en in mijn fototas te doen. Dan kan ik meteen kijken wat het is.
Nog even een paar foto's:
En weer terug naar de weg waar de auto stond met foto's van alle windhoeken:
Richting westen:
Richting zuiden, Belgische grens:
Richting noorden (Soerendonk):
De ingang naar het heideveldje:
Het blijkt dat in vroegere tijden hier al veel wilde zwijnen voor kwamen: hier een fraai fragment uit het boek Lind dè is de sgonste plats:
" Edelhert of wild zwijn worden nog genoemd in de Salische Wetten (6e - 8e eeuw) van de Franken. In het 'Placcaet op 't Stuck van de Jacht in de Baronnie ende Lande van Cranendoncq I Heerleykheyt Eyndhoven I Dorpen Woensel/ Buydel/ Soerendonckl Maerhese/Strijp/Stratum ende Gestel' (1680) verbiedt Willem Hendrik, Prince van Orange ende van Nassau en Baron van o.a. Cranendoncq, aan ieder,een 'van wat staet en qualiteyt hy sy' het jagen op 'eenigh grof Wildt, root of zwart'.
Zowel edelherten als wilde zwijnen kwamen dus toen hier ook nog voor. Het uitgebreide plakkaat stelde zeer strenge regels en vorderde strenge boeten
op overtredingen om te voorkomen "geheel verderf ende vernietiginghe van de voorschreven Jacht/Weyerije ende Visscherije ende daerom ten hoogste nodigh is daer innen tydelyck te voorsien".
Sinds 1826 was het wild Zwijn zelfs op de Veluwe afwezig tot Prins Hendrik in 1907 daar weer een aantal zwijnen binnen het raster uitzette. Nu komt het wild zwijn voor in gevestigde populaties op de Veluwe, in Limburg, Oost-Brabant en bij Nijmegen.
In Nederland heeft het wild zwijn geen natuurlijke vijanden. Elders in Europa zijn beren, wolven, lynxen en oehoe's natuurlijke vijanden. In Nederland zijn de grootste bedreigingen het verkeer en de jacht. Voor het wild zwijn geldt buiten de aangewezen standplaatsen op de Veluwe en Nationaal Park de Meinweg een nulstandbeheer. Dit betekend dat de soort buiten de standplaatsen niet mag voorkomen en daar wordt afgeschoten. Meer informatie hierover is hier te vinden. Binnen de toegestane gebieden wordt preventief afgeschoten om doelstand te behouden en landbouwschade te beperkten. Momenteel vindt er discussie plaats over het al dan niet vasthouden van dit nulstandbeheer omdat zwijnen in tal van gebieden in Nederland voorkomen.
Veel jonge zwijnen sterven in hun eerste maanden door onderkoeling. Minder dan 10% van de jongen haalt de leeftijd van drie jaar. Vanwege hun vele gewroet in akkers zijn wilde zwijnen niet geliefd bij landbouwers. Elektrische draadrasters aangevuld met veeroosters (waar de zwijnen niet overheen kunnen lopen) en wildakkers (akkers met maïs speciaal voor wilde zwijnen aangelegd), zijn goede oplossingen om schade te voorkomen. Ook kunnen aanrijdingen in het verkeer voorkomen worden door bermen langs wegen te verschralen waardoor het wild zwijn daar niet langer gaat wroeten op zoek naar voedsel.
De volgende site bewijst ook dat er in deze regio veel wilde zwijnen voorkomen:
https://www.natuurtoezicht.nl/wp/verscherpte-strijd-tegen-het-wilde-zwijn-in-soerendonk/
Volgens keer maar eens tegen schemertijd op deze plek gaan kijken: gagrandeerd dat ik ze dan zal zien!