Vandaag heb ik een herfstwandeling gemaakt in het Buulderbroek. Ik heb veel mooie paddestoelen gezien, met zowaar nog mooiere namen.
Mijn foto's zijn niet het perfecte plaatje, daar zijn er genoeg van. Ik vind paddestoelen in hun natuurlijke omgeving het mooist, en dat betekent ook, grasjes,takjes, zand, insecten, vraatsporen...noem maar op. Die haal ik dan ook beslist niet weg als ik een foto wil maken.
Fraaisteelmycena:
behoort tot de saprofyte paddestoelen: die leven van sappen uit dood hout, ze groeien dus in bundeltjes op dood hout in september en oktober, dunne steeltjes en bruine gestreepte hoed, grootte 1-4 cm:
De altijd mooie vliegenzwam, hier nog in het bolvormige stadium, met vraatsporen: het is bekend dat damherten en wilde zwijnen ze graag lusten:
De hoeden bevatten hallucinerende stoffen dus als ze veel van deze jonge paddestoelen eten kunnen ze in een complete roes raken. Zo'n hallucinerend zwijn wil je denk ik niet tegenkomen...haha... Maar dit zijn sporen van kleinere wezentjes zoals bv van een kever of een muis. De vliegenzwam is eem symbioot, dwz dat ze in harmonie leeft met de boom. De boom levert suikers voor de zwam en de zwam levert voedingsstoffen voor de boom.
Helemaal verscholen tussen grassen en planten de tranende franjehoed:
dikke steel met een oker-kaneelbruine 4-6 cm grote hoed. De lamellen zijn bijna zwart en vaak gevlekt. De randen zijn wit, waaraan bij vochtig weer waterdruppels blijven hangen waaraan deze paddestoel zijn naam dankt. Hier komen de kristallen aan de rand van de hoed tevoorschijn. Heel mooi! Te zien op grazige plekken zoals hier in het bos van juni tot oktober.
Rimpelende melkzwam:
heeft een rimpelige lichtbruine tot 10 cm grote hoed in jong stadium met een deuk erin, en een roodbruine steel. Groeit in de nabijheid van dennenbomen. Als de plaatjes kneuzen druppelt er een wit sap uit, vandaar de naam.
En dan deze bijzondere paddestoel: de witte kluifzwam:
Oranjerode stropharia:
was vanaf 1967 een zeer zeldzame plaatjeszwam die oorspronkelijk uit Australië komt en met de wind naar Nederland is gekomen. Heeft een opvallende bolle oranjerode hoed die je al van veraf ziet.Vaak heeft de hoedrand een wit stikrandje. De steel is wit. Is ook al te zien tijdens de zomer en de herfst op houtresten. Het is een saprofyt:
Baardige melkzwam:
de kleur van de hoed varieert van een bleke zalmkleurige gele kleur tot een bleek roze-oranjeactige kleur en gaat gepaard met donkere vlekken. Grootte 4-12 cm. De hoed is gewelfd tot vlak trechtervormig van vorm. De rand van de hoed is ingerold, harig en heeft een vlezige textuur. Groeit bij berken en soms ook bij beuken. Heeft een belangrijke rol bij de opname van nutriënten en water door bomen:
Gewone krulzoom:
heeft een tot 11 cm grote geelachtig tot roodachtig bruine hoed die bij vochtig weer kleverig is, de hoed is aan de rand gegroefd en sterk ingerold. De steel is iets lichter van kleur en gestreept. Ook al in de zomer te zien bij loof- en naaldbomen, soms op vermolmd hout:
Narcisridderzwam:
heeft een tot 8 cm grote zwavelgele hoed en steel in dezelfde kleur. Hij verspreidt een onaangename teer- of gasachtige geur en is giftig. Groeit van julie tm oktober in loofbossen, vooral bij eiken:
Waarom deze volgende paddestoel het breeksteeltje heet behoeft geen uitleg:
ik denk dat het het roestbruine breeksteeltje is. Worden maar 5 cm groot. En vanaf juni tot in de herfst te zien:
En dan deze imposante kastanjeboleet, een echte koning onder de paddestoelen:
heeft een tot 10 cm grote gewelfde kastanjebruine hoed die bij vochtig weer kleverig is. Lichtbruine steel met donkere strepen. Hij is eetbaar. Zou je er zo niet een grote hap uit nemen? Nou nee...ik niet...ik hou het liever bij de gewone champignons ;-)..... Te zien in naald en loofbossen:
Deze paddestoel heeft de naam schaapje (zonderwol haha) lactifluus vellerus:
een hele grote bleekwitte melkzwam van tot wel 30 cm!!! De jonge exemplaren hebben een ingerolde rand die later uitspreidend tot schotelvormig of zelfs trechtervormig is met een sterk ingedrukt centrum, wit, later vuilwit of met oker tint of vlekken, viltig, aan de rand wollig, verkalend met het ouder worden, vaak gebarsten, droog en mat. De steel is kort wit en dik. Groeit bij oude eiken en beukenbomen:
Eekhoorntjesbrood:
heeft een bolle mooie donkerpaarse hoed van ongeveer 10 cm met een soms bijna zwart middelpuntwaaraan je hem direct herkent. De hoed wordt later, de steel is grijzig. Leeft in simbiose met beukenbomen en is ook al in de zomer te zien: