donderdag 19 juli 2018

Kleine wandeling langs de Buulder AA bij de Kleine Bruggen

Vandaag heb ik een kort wandelingetje gemaakt langs de Buulder AA bij de Kleine Bruggen. Ik ben er al vaker geweest, het is daar erg mooi. Ik was benieuwd of de droogte en warmte al van invloed is geweest hier.

Het waterpeil bij de vistrap is wel laag:


En plaatselijk in de BUulder AA ook zeer minimaal: dit is nog vooraan, vlak voorbij de sluis:


De Teunisbloem (Oenothera) staat volop in bloei:


De botanische naam Oenothera betekent ezelsvanger, van het Oudgriekse 'oeno' = ezel en 'thera' = vangen, achtervolgen. Men gelooft dat de naam refereert aan de giftigheid van de plant die gebruikt kan worden om ezels en andere dieren te vangen.


Zaaddozen en pluizen zijn ook altijd een fraai onderwerp om te fotograferen:






Toen zag ik dit insectje, hij was nogal lastig te determineren, het is de Akkerdistelboorvlieg (Xyphosia miliaria), tenminste dat denk ik gezien de vlekjes op de vleugels, welke ik voor de zekerheid toch maar even heb aangemeld bij Waarnemingen, want het kan ook een Gewoon rozenboorvliegje zijn, of de Rhagio tringarius: een geelbruine snipvlieg met een donkere achterlijfspunt bij het mannetje; moeilijk hoor soms, ik ben benieuwd wat Waarnemingen zegt. 


Hij viel op omdat hij een oranje-gelig voorkomen had. De meeste vliegen zijn donker van kleur. Wereldwijd komen er 4500 soorten boorvliegen voor, in ons land slechts 83 (in diverse families). De Nederlandse boorvliegen zijn tussen de 2 en 7 mm groot, ze hebben mooi gekleurde ogen en een mooie vleugeltekening, die bestaat uit vlekken, banden en/of zigzagstrepen. 
De vleugeltekening is belangrijk voor het op naam brengen van de vliegjes. De vliegjes van deze familie lopen vaak met vibrerende vleugeltjes rond. Het op en neer bewegen van de vleugels is een paringsritueel, ze willen hiermee een partner lokken. De meeste boorvliegen vliegen tussen mei en oktober, maar sommige zijn ook in de winter (in de sneeuw) actief.
De naam ‘boorvlieg’ danken ze aan het feit dat de vrouwtjes aan het achterlijf een lange legboor hebben (die vaak langer is dan de rest van het lichaam) waarmee ze eitjes afzetten in vruchten of bloemhoofdjes. Ze kunnen zowel als imago, larve of pop overwinteren. Een vrij groot aantal larven ontwikkelt zich in vruchten en kan grote schade veroorzaken, bijvoorbeeld de citrusboorvlieg (Ceratitis capitata) die gevreesd is op sinaasappelplantages. Een aantal soorten, maar lang niet allemaal, is als larve een bladmineerder en graaft gangen in bladeren van fruitbomen, de gangen worden ook wel mijnen genoemd. De appelboorvlieg (Rhagoletis pomonella) en de kersenboorvlieg (Rhagoletis cerasi) zijn daar een voorbeeld van. Andere soorten leven parasitair op andere insecten. Volwassen vliegen voeden zich met plantensappen en vocht uit rottend materiaal. De larven zijn herbivoor. De eieren worden apart of groepsgewijs afgezet onder de schil van vruchten.

Deze kennen we intussen wel: de Kleine rode weekschild:


Gemakkelijk te herkennen aan de dekschilden die grotendeels donkerrood zijn, maar zwart eindigen. Je vind ze vooral op schermbloemigen, zoals fluitenkruid en berenklauw e.d., waar ze massaal urenlang paren. Het zijn goede onweersvoorspellers. Al uren voordat het gaat onweren verhuizen alle dieren van de bovenkant van bloemen en bladeren naar de onderkant.

De Buizerd: die heeft hier zijn territorium, ik hoor en zie hem daar altijd; helaas nooit van dichtbij:


Opvallende en flink uit de kluiten gewassen bloemknop van de gewone Engelwortel (Angelica sylvestris):


Het is een plant uit de schermbloemenfamilie (Umbelliferae of Apiaceae). De plant kan twee meter hoog worden. Hij heeft een roodpurperen tot paarse stengel. De bloemen vormen een samengesteld scherm met twintig tot dertig schermstralen, die zacht behaard zijn. De plant bloeit van juli tot september en wordt bezocht door allerlei vliegende insecten o.a.: bijen, vlinders, zweefvliegen en kevertjes.  De uiteindelijke hoogte kan wel tot twee meter bedragen:


                        Leuke foto: een weekschildkever op zoek naar voedsel:


De weekschildkever is eigenlijk een alleseter. De larve leeft van wormen en slakken, andere insectenlarven zoals vliegen- en muggenlarven, maar eet ook plantendelen. Een volwassen kever eet vooral nectar, pollen, honingdauw, bladluizen en andere insecten. Misschien dat hij hier dan denkt bladluisjes te vinden ofzo.



            Het water in de Buulder AA staat hier gelukkig wel weer wat hoger:



                               Maar op sommige plekken ook weer niet: hier groeit de                                                 Slanke waterweegbree (Alisma lanceolatum):



De slanke waterweegbree groeit vooral op klei in de modder of het ondiepe water van sloten, meren en plassen, zoals hier het geval is. En groeit vanuit een caudex: een caudex is een knol, een verdikte wortel of stengel, vlak boven of onder de grond. Op dit verdikte deel zitten de bladeren en de bloeiwijze. De plant wordt 20-80 cm hoog. De bloemen zijn paarsroze of lila en hebben een doorsnede van 1 cm. De bloei is van juni tot september.

                                           Verder groeit hier veel riet:


                                                  En Gele plomp (Nuphar lutea):


Gele plomp is een waterplant met drijvende bladeren uit de waterleliefamilie. De gele plomp is een plant die zich met zijn dikke en vertakte wortelstok en via zaad verbreidt. De bladeren die onder water blijven zijn doorschijnend lichtgroen en gegolfd. De drijfbladen zijn donkergroen. De stomp driekantige steel bevat nauwe luchtkanalen, waardoor zuurstof via huidmondjes op de drijvende bladeren naar de wortels wordt geleid. ook de bloemsteel heeft dergelijke kanaaltjes. Sommige larven van insecten maken onder water van de luchtkanalen gebruik om te ademen. De soort groeit in tot drie meter diep water en draagt bij aan de hoeveelheid zuurstof in het water. Soms is de groei zo weelderig dat hele wateroppervlakken bedekt worden door de grote bladeren. De 3-6 cm grote gele komvormige bloemen ssteken uit het water en bevatten veel meeldraden, deze weerkaatsen behalve geel ook ultraviolet licht, waardoor ze goed vindbaar zijn voor bijen.

Kale bomen zijn nooit leuk maar deze heeft wel wat en er zit ook heel vaak een vogel in op de uitkijk:



                           Ik liep het zelfde pad weer terug richting de uitkijkpost:



                          En klom er nog een keer in: enkele foto's van het uitzicht:












Ik denk dat het hem hierom te doen is: wat hier te zien is...wist ik maar wat!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten