Nu in de winter, kan ik mooi wat blogposts plaatsen met foto's van eerdere leuke wandelingen die ik gemaakt heb voordat ik mijn blogsite had aangemaakt.
Vandaag een blog over een wandeling die ik met mijn dochter gemaakt heb op 10 juli 2012 bij de Achelse Kluis in België.
De Achelse Kluis is een natuurgebied gelegen in de Stad Hamont-Achel, op de grens tussen Noord-Brabant (Nederland) en Limburg (België). Het maakt deel uit van het Europese Natura-2000 netwerk vanwege van haar hoge natuurwaarden en is hierdoor beschermd. Het gebied beslaat een oppervlakte van ongeveer 100 ha en vormt samen met het Nederlandse deel een aaneengesloten gebied van meer dan 2500 ha.
Hieronder een overzichtje van Google Maps van mijn wandeling:
Infobord aan het begin van het wandelpad:
Eerst even wat informatie over dit prachtige natuurgebied:
De Achelse Kluis is hét startpunt voor een prachtige wandel- of fietstocht door het Leenderbos of de Groote Heide. Je kunt hier genieten van vergezichten en stilte.De Achelse Kluis vormde vroeger een geheel van woeste en natte gronden. In 1871 onstond uit een kluizenaarsgemeenschap de Abdij van Achel. De broeders trokken de Warmbeek (een waterloop) recht en ontgonnen de omliggende gronden om tot vruchtbare akkers en weilanden. De abdij van Achel groeide gestaag en de monniken weidden zich aan handenarbeid.De Achelse Kluis is gelegen ten zuiden van de abdij van Achel, waar je sinds 1998 weer echt trappistenbier kan proeven.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd door de Duitsers de Doodendraad opgericht langs de hele grens tussen Nederland en België. Dit was een draadversperring waar 2000 Volt opgezet werd om te verhinderen dat Belgen naar Nederland zouden reizen. Honderd jaar later is deze draad nog niet vergeten, een reconstructie is in 2015 voorgesteld aan het publiek.
In 1996 kocht het ANB een deel van de gronden van de broeders, nadat de landbouwactiviteiten van de Kluis werden stopgezet.
De variatie in dit kleinschalige Brabantse landschap draagt bij aan een gevoel van vrijheid. Je ruikt de vele verschillende naaldbomen en kunt bijzondere diersoorten waarnemen, zoals de nachtzwaluw, heikikker, levendbarende hagedis, houtsnip, bosuil en zwarte specht. Door een beheermix van maaien en begrazen krijgen de weilanden een natuurrijker uitzicht en daarmee een grotere biodiversiteit. Diverse soorten, zoals de moerassprinkhaan voelen zich hierdoor meer in hun sas. Ook de blauwborst en de geelgors plukken hier de vruchten van.
Er liggen twee kraanvennen op de Leenderhei. Je kunt ze makkelijk vinden als je van de Achelse Kluis over het asfaltpad in de richting van het Leenderbos gaat ( zie witte pijlen). Na het eerste bos zie je links eerst het Klein Kraanven en even later rechts het Groot Kraanven. De vennen danken hun naam aan de kraanvogels uit Scandinavië en Rusland die hier op doortocht naar het zuiden konden fourageren. Tegenwoordig zijn er niet veel kraanvogels meer. Ze worden nog wel gesignaleerd in de Peel en op de Strabrechtse heide (Kranenmeer). De Kraanvennen zijn voedselarm en daardoor kennen ze een beperkte vegetatie.
Aan het begin aan de linkerzijde van het zandpad het eerste bosje:
Aan het begin van de heide zagen we plots een hutje van takken; dat moest even nader bekeken worden.... het was een z.g.n. tobhut: een ingegraven plaggenhut met een karrenwiel als zoldering, en voorzien van kijkgaten, om de vanger te camoufleren. We hadden toen nog geen flauw idee dat hier vroeger aan valkerij werd gedaan:
Maar dit infobord vertelde ons precies hoe het zat:
Inderdaad: een ingegraven plaggenhut met een karrewiel als zoldering. Je kon er net in staan en de helft van de hut lag in een kuil.
Kijkopeningen:
Nu is het natuurlijk leuk om wat te vertellen over die valkerij.
Al in de Oudheid werd de valkerij in het Midden-Oosten beoefend. In de lage landen ontwikkelde de valkerij zich in Kempische Brabant, gelegen op de trekroute van de slechtvalk. Vlak over de grens in Nederland ontwikkelde de valkerij zich in Valkenswaard, Leende en Leenderstrijp vanaf de 16e eeuw. In de 17e, 18e en 19e eeuw waren Valkenswaardse valkeniers werkzaam aan bijna alle Europese vorstenhoven, waar de valkenjacht een geliefd tijdverdrijf was. Met de Franse Revolutie en de moderniseringen van de 19e eeuw kwam ook het einde van de valkerij. De laatste Valkenswaardse valkenier was Karel Mollen, die leefde van 1854-1935.
Omdat de Leenderheide op de trekroute van de slechtvalk lag, en daar ook de voor de valkenvangst benodigde klapekster voorkwam, was dit gebied erg geschikt. Het vangen ging als volgt:
Op een stille plaats op de heide, liefst in de buurt van een moeras, werd de vangplaats of legge ingericht. Een ingegraven plaggenhut met een karrenwiel als zoldering, en voorzien van kijkgaten, camoufleerde de vanger. Dit was de tobhut. Op vijftig meter afstand van de tobhut stonden drie palen, de tobroeden. Op de eerste roede was een houten valk, de dove, bevestigd, die met een lijn in beweging kon worden gebracht. Op de tweede roede zat een tamme valk, de zege, en was tevens een bos veren bevestigd. Op de derde roede zat een tamme lokduif.
Op 90 meter van de tobhut waren vangnetten gespannen en een hokje met een tamme duif, maar een eindje verder was ook een hutje met daarin een tamme klapekster die aan een lijntje zat. Dit was het handwerk. De klapekster kon al vanaf grote afstand waarnemen dat er een roofvogel in aantocht was, vandaar de naam, die van verklappen komt. De klapekster reageert op elke soort anders, wat voor de vanger belangrijke informatie geeft.
Voor zonsondergang ging de valkenvanger naar de tobhut. Als er een valk in aantocht was sloeg de klapekster alarm en vluchtte in zijn hutje. De valkenvanger trok aan de lijn en tobde (bewoog) daarmee de dove. Hierdoor werd de wilde valk aangetrokken. Vervolgens werd de tamme valk met de veren omhooggetrokken, waardoor de wilde valk het idee had dat deze valk een prooi had geslagen. Als de wilde valk naderbij gekomen was, liet de vanger de tamme valk in de heide zakken, en trok aan de lijn waaraan de duif bevestigd is. De duif ging fladderen en de wilde valk trachtte de duif te vangen, maar deze zakte nu de heide in. De valk ging zoeken naar de duif en op een gegeven ogenblik trok dan de vanger de tamme duif uit het hutje. De valk stortte zich op de duif en werd, samen met deze, naar het slagnet getrokken en gevangen.
Als de valk gevangen was moest ze nog wennen aan de mens(zeeg maken) en afgericht worden (treinen).
Reuze interessant allemaal, en vooral leuk dat ik nu zo'n plaggenhutje heb kunnen bekijken.
Dit is het klein Kraanven:
Shenna vond het heerlijk om even het ven in te lopen:
Leuk doorkijkje:
zie pdf landschapsontwikkeling blz 139 in map natuurgebieden A>K>
De route wordt geflankeerd door berkenbomen en gaat over de Grote Heide en langs de kleine Kraanven en iets verder weg ligt de grote Kraanven. Zandpaden worden later afgewisseld met bospaden in het Leenderbos
‘De Groote Heide is gesitueerd in een hooggelegen licht geaccidenteerd dekzandlandschap en vormt samen met het
Leenderbos, Valkenhorst, Braakhuizensche Heide en Strabrechtse Heide een belangrijke ecologische
hoofdstructuur. Het gebied is aardkundig van belang omdat er vrij veel reliëfvormen van verschillende aard nog
ongeschonden aanwezig zijn (…) In het gebied liggen enkele vennen (Klein Huisven, Appelven en Peerven). De
aanwezige verschillen in bodemtype en in grondwaterstand leveren een grote variatie aan begroeiingstypen op. De
diversiteit van de bodem is voor een deel nog terug te vinden in de aanwezige begroeiingstypen. De vegetatie vormt
op veel plaatsen onmiskenbaar de projectie van hetgeen zich in de bodem heeft afgespeeld.’8
De Groote Heide biedt, zoals uit het beheersplan blijkt, een zeer afwisselend landschapsbeeld:
‘In ruimtelijke zin wordt een rijke afwisseling aan overgangen aangetroffen in het gebied. Gesloten, half-open en open
terreinsituaties komen op korte afstand van elkaar voor en gaan geleidelijk in elkaar over (gradiënten). Dit is niet
alleen van belang voor de flora, maar vormt ook een gunstige factor met betrekking tot de fauna. Het gebied heeft
een goed ontwikkelde fauna. Naast kleine fauna-elementen als konijn, eekhoorn, bunzing, wezel, vos en diverse
broedvogelsoorten komen ook grote fauna-elementen als ree voor. De avifauna laat zich het gemakkelijkst
beschrijven door het gebied globaal in te delen in open en half-open heide en gesloten bos. Daarbij dient te worden
opgemerkt dat de levensmogelijkheden van een groot aantal vogelsoorten door meerdere terreintypen worden
Op de Groote heide bij Leende hebben twee grote en bloedige veldslagen plaatsgevonden. In het
Zwartland op de grens van Heeze en Leende werd op 8 oktober 1482 de slag bij Leende geleverd.
Grote troepen soldaten van Maximiliaan, hertog van Brabant, die terugkeerde van de bedwinging van
Utrecht, hadden zich in deze streken genesteld. Vooral de 2.600 Duitse huurlingen teisterden de
streek. Het landvolk van Heeze, Leende, Geldrop, Eindhoven, Valkenswaard, Aalst, Asten en
Someren sloegen de handen ineen en trokken ten strijde. Er sneuvelden die dag 250 landlieden. De
vele gesneuvelde paarden werden begraven op het Perdekerkhof. In 1528 werd een Gelders leger,
dat al plunderend door de streek trok, door de Brabanders verslagen.
valkerij:
http://www.valkerij.nl/valkerij/page/53/geschiedenis
https://nl.wikipedia.org/wiki/Valkerij
Valken
In Nederland zijn meerdere valkensoorten te vinden. De belangrijkste twee zijn de torenvalk en de boomvalk. Beide zijn te vinden in De Groote Heide en hebben een bepaalde historische waarde voor het gebied rondom Heeze-Leende en Valkenswaard. Vroeger was landbouw op de heidegebieden erg moeilijk, hierdoor moesten de boeren een andere manier van inkomen verzinnen. Dit deden ze door valken te vangen en af te richten voor de jacht. Door heel Europa werden de vogels verkocht, vooral aan Koninklijke families. Voor hen was het een belangrijk en prestigieus tijdverdrijf. De Brabanders hadden in heel Europa aanzien door deze valkerij.
Vanaf de zestiende eeuw begon in De Groote Heide de valkenvangst. In plaatsen zoals Valkenswaard, Leende en Leenderstrijp waren Brabantse valkeniers te vinden die in de eeuwen daarna hoog stonden aangeschreven bij de vorstenhuizen in heel Europa. Met name de valkeniers uit Valkenswaard waren geliefd bij de vorsten. Valkenjacht was erg populair onder de Koninklijke gezagshebbers. Door de Franse Revolutie en moderniseringen stopte de valkerij. Karel Mollen heeft de eer om de laatste Valkenswaardse valkernier te zijn.
https://www.degrooteheide.eu/ontdek-de-groote-heide/fauna-van-de-groote-heide/vogels/valken
met mooie fotos:
Een torenvalk wordt ook wel roodvalk genoemd en is een vogel uit de familie van valken. Volwassen valken worden tussen de 30 en 38 centimeter groot. De kleine roofvogel jaagt op kleine zoogdieren en insecten. Muizen en kevers staan dagelijks op het menu van de torenvalk. Hoe de torenvalk een muis kan vangen is menig ander vogel jaloers op. De vogel kan namelijk urinesporen van muizen detecteren en op deze manier groepen muizen vinden om ze vervolgens te vangen. Zelf bouwen de vogels geen nesten, maar gebruiken oude nesten van andere vogels.
De boomvalk begint in Nederland en België minder te worden in aantal. In Nederland staat de vogel zelfs als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst, terwijl de boomvalk niet op de Vlaamse Rode Lijst staat. Op de lijst staan alle alleen soorten die zich in Nederland voorplanten, dus niet de vogels die ook in Nederland overwinteren. De boomvalk is net iets kleiner dan de torenvalk en wordt tussen de 29 en 35 centimeter groot. De boomvalk jaagt op grote insecten, maar ook op kleine vogels.
http://docplayer.nl/18637402-Wij-beginnen-onze-fietstocht-bij-de-oude-kern-van-heeze-het-kerkhof-reeds-in-de-romeinse-tijd-was-dit-gebied-bewoond-de-opgravingen-die-hier.html
veel info leenderbos
http://www.valkerij.nl/valkerij/page/53/geschiedenis