Eerst dus weer even in het Buulderbroek aan de zuidoostkant gelopen, daarna een rondje om de Risten en een stukje van het Cranendonckse bos, en vervolgens nog een ander pad door het Buulderbroek:
Het had de afgelopen nacht flink geregend, en dat was meteen goed zichtbaar hier: het waterniveau was best behoorlijk gestegen:
In mijn vorige blog van 25-02 had ik al verteld dat dit een nat gebied was. Ook heb ik verteld van de verdrogingsmaatregelen die hier zijn genomen. Maar het is ook interessant om iets te weten over de geologie van dit gebied: de processen die dit gebied gevormd hebben.
Het Buulderbroek is een beekdal. Een beekdal is een lager gelegen gebied in het dekzandgebied van Nederland, waardoor een beek stroomt. Het Buulderbroek en de Risten zijn deelgebieden in het stroomgebied van de Buulder AA, welke weer tot het Natuuurgebied Dommeldal ZuidOost behoort, 1 van de 11 natuurgebieden van Noord Brabant. Elk deelgebied (beekdal) heeft zijn eigen historische en actuele kenmerken en natuurwaarden. De dekzandruggen zijn zuur, droog, voedselarm en bedekt met bossen,stuifzanden en heidevelden. De beekdalen liggen meestal aan de voet van die dekzandruggen. Rond1900 bestonden de beekdalen uit kleinschalige landschappen met singels, hooilanden en bosjes met een meestal natte tot tamelijk vochtige vochtigheidsgraad.
Oppervlaktewater
Alle bovenlopen van de beken zijn ge- of vergraven en vonden hun ‘oorsprong’ in natte heide- en/of voedselarme moerasgebieden. Waarschijnlijk vond er van nature al afwatering plaats via langgerekte slenken, die in Noord-Brabant ook wel rijten worden genoemd. Door deze rijten weer te koppelen aan een lager gelegen ven of goor, ontstond een afwateringssysteem dat uiteindelijk werd gekoppeld aan een bestaande beek. Dergelijke systemen bestonden rond 1900 nog op diverse plaatsen in Noord-Brabant. De benamingen ‘loop’, ‘rijt’ of ‘leij’ duiden meestal op ge- of vergraven ‘beken’, zoals hier bv de Boschloop. De Buulder AA, en ook de Sterkselsche AA zijn oorspronkelijke beken die wel in meer of mindere mate gekanaliseerd en gestuwd zijn maar plaatselijk nog hun oorspronkelijke meanderende loop bezitten, zoals ik al in meerdere blogposts heb laten zien. In dit gebied liggen ook een aantal belangrijke stilstaande wateren (vennen) zoals bv het Soerendoncks Goor.
De waterkwaliteit van de meeste beken en waterlopen voldoet momenteel, door te hoge gehaltes van fosfaat en stikstof, niet aan de doelstellingen zoals geformuleerd in de Vierde Nota Waterhuishouding. De voedingsstoffen worden voornamelijk aangevoerd door afvalwater van zuiveringsinstallaties en door uitspoeling van mest van landbouwgronden. De waterkwaliteit van de meeste stilstaande wateren voldoet wel aan de geformuleerde doelstellingen, waarbij de voedselrijkdom varieert van zeer voedselarm tot voedselrijk.
Grondwater
Het ondiepe en lokale grondwater is in grote delen van dit gebied sterk beïnvloed door met name de bemesting op landbouwgronden, waardoor het grondwater oa te rijk is aan voedingsstoffen. Het grondwater dat afkomstig is van de dekzandruggen die bestaan uit bossen en heidevelden is echter grotendeels verzuurd door ‘zure regen’ en deels ook door een verlaging van de grondwaterstand. In sommige delen komt nog kalkhoudend grondwater voor. De aanwezigheid van deze kalkgehalten in het grondwater indiceert de aanwezigheid van kwel afkomstig uit (matig) diepe grondlagen. Het kwelwater komt tegenwoordig echter vaak niet meer aan het maaiveld, maar wordt meestal direct afgevoerd via sloten, waterlopen en beken, of is sterk verminderd door grondwaterwinningen. Deze vermindering van de kweldruk heeft negatieve gevolgen voor natuurdoeltypen die afhankelijk zijn van kwelwater. In sommige gebieden waarin tot voor kort nog kalkhoudend grondwater tot in het maaiveld kwam, heeft zich een regenwaterlens gevormd die ‘drijft’ op het kalkhoudende grondwater. Door dit proces zijn enkele soorten planten sterk achteruitgegaan of verdwenen (onder meer Parnassia: een prachtig wild wit bloempje). Daarnaast zijn door verontreiniging van vooral het ondiepe grondwater de natuurwaarden in diverse gebieden in meer of mindere mate achteruitgegaan.
In het verleden stonden gedurende natte periodes (met name in de winter en het voorjaar) diverse beekdalen helemaal onder water (oa beekdal Sterkselsche Aa en Dommeldal nabij Eindhoven). Dat was het gevolg van ontginningen en de omvorming van weiland naar bouwland in de ‘brongebieden’, waardoor de natuurlijke en trage waterafvoer verstoord was geraakt. Om dat te verbeteren zijn bestaande beken en waterlopen gekanaliseerd, verbreed en/of uitgediept, zijn stuwen aangelegd of zijn nieuwe waterlopen gegraven. Voorbeelden zijn de Strijper Aa, het Sterkselsch Kanaal, en ook de Buulder Aa. Natuurlijke en complete beeksystemen komen tegenwoordig niet meer voor.
De agrarische bedrijven bestaan grotendeels uit de rundvee- en intensieve veehouderij met wei- en bouwland als grondgebruik. De teelt op de bouwlanden bestaat hoofdzakelijk uit snijmaïs en plaatselijk ook uit aardappelen, suikerbieten en andere gewassen. Tuinbouwbedrijven en boomkwekerijen komen hier nauwelijks voor.
Als we het kort samenvatten kunnen we dus zeggen dat het landschap hier sinds 1900 sterk veranderd is. Het open landschap dat bijna geheel bestond uit heidevelden, stuifzanden en vennen heeft voor een belangrijk deel plaats gemaakt voor naaldbossen en/of cultuurgronden. Hier en daar vind men nog waardevolle restanten van het vroegere heidelandschap.
De natuur van natte beekdalen is sterk achteruitgegaan en versnipperd. Wat erger is: tussen de gebieden ontbreken de noodzakelijke ecologische schakels. Door allerlei waterhuishoudkundige ingrepen is het oorspronkelijke beeksysteem sterk verstoord. Het oorspronkelijke verloop van een voedselarm naar een voedselrijk milieu, respectievelijk van ‘brongebied’ naar benedenloop, is geheel of grotendeels verdwenen. Momenteel is bijna overal sprake van een voedselrijk milieu. En een gelijkmatige en natuurlijke afvoer van het regen- en kwelwater heeft plaats gemaakt voor een versnelde afvoer met in droge zomers meestal geheel droogvallende bovenlopen. Ook de waardevolle lokale systemen waarin hoger gelegen en voedselarme bossen en heidevelden geleidelijk overgaan naar voedselrijkere beekdalen komen nauwelijks meer voor.
De doelstellingen die men voor dit plangebied ‘Dommeldal-Zuidoost’ heeft bestaan uit:
- het behouden, versterken, herstellen en ontwikkelen van karakteristieke en/of zeldzame,bedreigde of moeilijk vervangbare natuur- en landschapswaarden (stuifzanden, heiden, natte soortenrijke schraalgraslanden, broekbossen, kleinschalige beekdallandschappen
- het vormen van aaneengesloten natuurgebieden, om zodoende negatieve effecten te verkleinen, de beheerbaarheid te vergroten, en om zoveel mogelijk lokale grondwatersystemen, (landschaps)ecologische relaties en gradiënten te kunnen behouden of te herstellen
- het herstellen van droge en natte verbindingszones via onder meer beken, waterlopen,dekzandruggen, dijktaluds en bossen, om hiermede de relaties tussen de gebieden teverstevigen en isolatie van populaties op te heffen. In het bijzonder geldt dit voor de amfibieën, dagvlinders, zoogdieren (onder meer vleermuizen en de Das), bosvogels en vissen.
In mijn blogs beschrijf ik bijna altijd de historie en huidige situatie van een natuurgebied waar ik wandel. Ik vind dat in de eerste plaats erg interessant maar het geeft ook zoveel meer inzicht in wat je ziet als je daar loopt. Sommige dingen worden verklaarbaar, herkenbaar en dan zie je de natuur met heel andere ogen. Veel van wat ik nu verteld heb is terug te zien in mijn foto's.
In de winter is dit gebied nog behoorlijk nat, dat wordt veroorzaakt door de leemlagen in de ondergrond, die geen water doorlaten:
Langdurige verdroging leidt in beekdalen tot sterke veraarding van veen. Elzenbomen staan daardoor "op stelten" dwz: het lijkt alsof ze op stelten staan. Dat komt omdat een deel van het wortelstelsel bloot is komen te liggen. Veraarding is het proces waarbij na de rijping van veenbovengronden de oorspronkelijke veenstructuur geheel verloren gaat omdat grotere bodemdieren (bijv. regenwormen, duizendpoten, en springstaarten) de veendelen opvraten en hun uitwerpselen op hun beurt weer door lagere bodemorganismen werden aangetast. Dit proces kan zich enkele malen herhalen totdat er een homogene bovengrond met nieuwe humusvormen ontstaat. De mate van veraarding is afhankelijk van de voedselrijkdom. Als de veraarde venige bovengrond een bepaalde dikte heeft bereikt, wordt van een moerige eerdlaag gesproken. Op onderstaande foto is mooi te zien dat een boom op stelten staat:
In een nat bos zoals hier is de zwarte els de meest voorkomende boomsoort. Hij trekt veel water uit de grond en verdampt een groot deel daarvan. Hij heeft een vrij diep en uitgebreid wortelstelsel met wortelknollen. Deze knollen kunnen wel meer dan 5 cm (vuistdik) worden. Hierin leeft, in symbiose met de Els, een bacterie Frankia sp., die stikstof uit de atmosfeer kan binden. Dit sterk vertakte wortelstelsel is uitermate geschikt voor vastlegging van slappe oevers. Als boom kan hij 24 m hoog worden, maar dat komt zelden voor. De boom is meestal meerstammig. De schors is zwart-bruin en sterk gegroefd en kleurt oranjerood na de kap.
Op sommige plaatsen komt kwelwater op, wat door het ijzergehalte roestachtig kleurt:
Kwel is grondwater dat onder druk aan de oppervlakte uit de bodem komt. Het ontstaat door een ondergrondse waterstroom van een hoger gelegen gebied naar een lager gelegen gebied. In een modern ontwaterd gebied wordt kwelwater meestal weggevangen in sloten voordat het in het maaiveld aan de oppervlakte komt. Dit is een van de oorzaken van verdroging van de natuur.
Kwel heeft vaak een bijzondere waterkwaliteit. Vooral diepe kwelstromen die eeuwenlang door de bodem hebben gestroomd, zijn zuurstof- en voedselarm en vaak kalk- en ijzerhoudend. Dit leidt tot bijzondere flora. Zo geldt een plant als waterviolier bv als "kwelindicator". Oude kwel is vaak ijzerhoudend. IJzer bindt de meststof fosfaat waarmee weilanden bemest worden en maakt het kwelwater minder geschikt voor planten die voor hun groei sterk op de aanwezigheid van fosfaat leunen. Zodra het zuurstofarme ijzerhoudende kwelwater aan de oppervlakte komt en zuurstof uit de lucht opneemt, zal het opgeloste ijzer oxideren tot onoplosbare ijzeroxiden die uitvlokken en neerslaan. Hierdoor kleurt het water roestkleurig.
Ik kwam weer aan bij het hek van het terrein van Brabant Water:
Verse sporen van de wilde zwijnen:
Wilde zwijnen werden vroeger "de nozems van het bos" genoemd. De term, die tegenwoordig niet meer wordt gebruikt, betekende vrijgevochten en zelfbewust. Het zijn ook vrijgevochten dieren: ze struinen overal rond waar ze voedsel kunnen vinden en trekken zich nergens niks van aan:
De paartijd van de wilde zwijnen duurt van september tot maart. De biggetjes worden geboren tussen februari en juni, maar de meesten worden in maart geboren. Een zeug krijgt meestal 4 tot 7 jongen tot een maximum van 12, net zoveel als het aantal tepels dat ze heeft. De biggetjes hebben leuke horizontale strepen, hun vacht wordt dan ook wel eens ‘pyjama’ genoemd. De strepen verdwijnen na drie tot vijf maanden. Het wordt nu dus oppassen als je ze tegenkomt met hun jongen. Meestal slaan ze op de vlucht als ze menden zien, maar soms kunnen ze zich agressief gedragen. Je moet daarom altijd afstand houden en nooit tussen het moederzwijn en haar biggen in gaan staan.
We namen nu het 2e pad naar rechts, iets verderop (zie google maps afbeelding): je kon al zien dat het hier erg nat was:
Ws een meetpunt van Brabant Water:
Restant van een omgeknakte boom:
Hier lagen betonplaten op het pad, maar zelfs die lagen deels onder water, gelukkig lagen er keien waarover ik mijn pad kon vervolgen:
Het werd een beetje een avontuurlijke wandeling, veel leuker dan een gewoon wandelpad door het bos....en het werd nog veel leuker.....
Blik achterom:
Volgend keer mss beter mijn laarzen aandoen.....
Door de dikke laag bewolking zag het er allemaal wel wat grauw en somber uit, maar wat zal het hier in de zomer ook mooi zijn:
Aan het einde van dit pad ging ik rechtsaf, zie googlemaps afbeelding aan het begin van dit blog. Ook hier lagen grote stap-keien om deze plek doorwaadbaar te maken:
Blik naar rechts:
Heel erg nat was het hier en overal zwijnesporen:
Ik keek mijn ogen uit hier, zo'n broekbos had ik nog niet eerder gezien, en vond het keileuk om hier te lopen:
Een paar impressies van wat ik links en rechts van mij zag:
Ook hier waren nestkastjes opgehangen voor de kleine bosvogeltjes:
En wat leuk, ik zag wie zich dit als nestelplek had toegeëigend: een koolmeesje: hij of zij zat stoer op de uitkijk:
Ik kwam weer uit op het eerste grote pad en stak dat over:
Aan de voet van een boomstronk was een opening; er lagen keutels voor, van welk diertje weet ik niet, maar zo te zien was dit ook iemands "huisje" :
Een berkeboom met een groot "gezwel" : een geval van boomkanker:
Triest om te zien. Staat hij al met zijn voeten in de natte bodem, zijn zijn takken kaal en nat en dan heeft ie ook nog eens zo'n enorm gezwel. Het gevolg van een bacteriële of schimmel infectie waarop de boom reageert met plaatselijke wildgroei. In tegenstelling tot de berkenzwam is dit gezwel niet fataal: de boom kan er heel oud mee worden maar de infectie kan wel door insecten overgebracht worden op andere bomen.
Drainagebuis:Warempel nog een paar paddestoeltjes:
Ik bereikte de weg Broekkant weer en kwam uit op de plek waar de Risten begint, zie googlemaps afbeelding aan begin van dit blog, hier ligt een weidelandschap: links op de achtergrond een bedrijf aan de BlakeBeemd:
Ook hier aan het begin van het bos van de Risten is het erg nat: rechts de weg Broekkant:
Hier ben ik rechts langs de bosrand over de akker gelopen:
Links van het weiland lag een verhard pad met een bomenrij:
Aan het eind van de akker over een bermpje geklommen naar de picknickplaats: daar lag de weg richting Het Bospad die naar de manege de Boschhoeve loopt:
Blik naar links met uitzicht op het Cranandonckse bos: aan de randen van dit bos groeien dennen, eiken en berken. Het lage gebied krijgt zijn kwelwater vanuit de bolle akkers zoals deze die er rondom liggen. Het gebied is rijk aan plantensoorten, zoogdieren, vogels en insecten.
Het gebied is in de loop der jaren steeds droger geworden. Gegraven sloten hebben het water te snel afgevoerd, waardoor de bijzondere natuurwaarden van natte bossen en hooilanden verloren zijn gegaan. Een groot deel van de maatregelen staat in het teken van het herstellen van de hydrologische situatie. Een van die maatregelen is de doorwaadbare plaats. Tussen de Broekkant en de Van Hornelaan wordt de rijbaan van het 'Bospad' verlaagd en met stenen bekleed. Het water wordt zichtbaar en zal tussen de stenen doorstromen. Fietsers en wandelaars kunnen nu via een brug (knuppelpad) het meorassige gebied passeren. Voor paarden werd een bedding van zand ingericht. De werkzaamheden zijn in opdracht van de gemeente Cranendonck door Beerten Grondverzetbedrijf uit Budel uitgevoerd in sept 2016.
Zie ook hier voor info: https://www.gww-bouw.nl/artikel/natuurherstel-baronie-cranendonck/
Begin van het knuppelpad:
Een knuppelpad is een houten pad dat is aangelegd door een moerasachtig terrein, of kwetsbare natuur, zodat dit zonder problemen kan worden overgestoken. Knuppelwegen waren al bekend bij de Romeinen en bij Glastonbury in Engeland is een knuppelweg uit 4000 v.Chr. gevonden!!. Zulke wegen bestaan, in tegenstelling tot vlonderpaden, uit aan elkaar, dwars op het pad gelegde dunne boomstammen, palen, dikke boomtakken of soms houten balken. Teruggevonden, vóór de middeleeuwen aangelegde paden hebben meestal een fundering van zwaardere liggers in de lengte van het pad. Zo zag er dat vroeger uit, vnl gemaakt voor vervoer per paard en kar:
Leuk weetje: bij opgravingen kort na 1945 hebben archeologen ontdekt dat onder de hoofdverkeersader van de stad Eindhoven een knuppelweg heeft gelegen. Een veldweg met de naam "Paaltjesweg" heeft daarnaast tot ca. 1960 het stadsdeel Strijp met het centrum van Eindhoven verbonden.
Knuppelpad uit de 16e eeuw opgegraven in Duitsland: (afb Wikipedia)
Leuk weetje: bij opgravingen kort na 1945 hebben archeologen ontdekt dat onder de hoofdverkeersader van de stad Eindhoven een knuppelweg heeft gelegen. Een veldweg met de naam "Paaltjesweg" heeft daarnaast tot ca. 1960 het stadsdeel Strijp met het centrum van Eindhoven verbonden.
Het knuppelpad slingert dwars door het Ristenbos heen:
De moderne knuppelpaden van nu zijn meer vrij van de ondergrond geconstrueerd zoals hier:
Dit soort dingen tegenkomen in de natuur, dat vind ik nou zo leuk!
Ik heb hier heel veel foto's gemaakt. Het was zo bijzonder en mooi om te zien. En dat zo dicht bij huis en ik had er totaal geen weet dat dit moerassige gebiedje hier ligt. Ik wilde wel eens weten hoe dat nu precies zat. Daarvoor is de historie van belang. Ik zal proberen het in het kort te vertellen.
Zoals ik al eerder zei, hebben we hier te maken met het beekdal van de Buulder AA, een ook met het beekdal van de Weergraaf en de Boschloop.
De Weergraaf en de Boschloop zijn waterlopen die zijn gegraven om heidegebieden, zoals de Weerterheide, te kunnen ontwateren en ontginnen. De huidige natuurwaarden in en langs deze waterlopen zijn gering. Er wordt gestreefd naar de ontwikkeling van ecologische verbindingszones tussen Weerter- en Budelerbergen en het beekdal van de Buulder Aa (Buulderbroek en Risten). Deze zones moeten gaan fungeren als migratieroute voor amfibieën, dagvlinders, bosvogels en (kleine) zoogdieren. Naast natuurvriendelijk ingerichte en beheerde oevers langs de waterlopen zullen de zones bestaan uit bossages, ruigten en poelen.
De Buulder Aa vond en vindt zijn ‘oorsprong’ in het Asbroek nabij Budel. Momenteel bestaat dit voormalige heide- en moerasgebied uit landbouwgronden en restanten in de vorm van broekbos. In het begin van de 20e eeuw was het beekdal van brongebied (Budel) tot benedenloop nog kleinschalig met veelal kleine en smalle hooilanden die begrensd werden door singels en bomenrijen met elzen. Daarnaast kwamen er ook zeer natte en nauwelijks verkavelde gebieden voor, zoals het Buulderbroek en de Risten. Later zijn deze gebieden bebost en bestaan nu uit vochtige loofbossen waar we oa de bosanemoon, nachtegaal en kleine bonte specht aantreffen. Van de blauwgraslanden en dotterbloemhooilanden die vroeger kenmerkend waren voor met name de midden- en benedenloop is niets gespaard gebleven. Hier en daar komen nog relicten (ecosysteem dat veranderingen in tijd heeft overleefd) voor in slootkanten en groeien er in sloten soorten die duiden op de toevoer van kwelwater, zoals de waterviolier en holpijp.
Buulderbroek ligt dus in het stroomgebied van drie waterlopen: de Buulder Aa, de Weergraaf en de Boschloop. Door de glooiingen die ontstaan zijn uit het verleden is in het gebied een beekdal ontstaan. De beekdalen van de Buulder Aa en de Weergraaf waren in het verleden extreem vernat, wat moerasvorming in de hand werkte. De mens nam het gebied meer en meer in gebruik om moerasvorming tegengegaan. Dit gebeurde onder andere via het uitgraven van de Buulder Aa en de Weergraaf en de aanleg van de Boschloop. Het graven van deze lopen en andere sloten zorgde voor een betere afwatering en waarschijnlijk ook voor een betere bevloeiing. Hierdoor werden de omliggende gronden droger en beter bruikbaar voor agrarische activiteiten.
Tegenwoordig is, door verbetering van de landbouwkundige ontwatering het gebied dat landbouwkundig in gebruik is droger dan vroeger. In de winterperiode is het centrale gebied echter nog behoorlijk nat. Rondom het vennetje in de Risten, de laatste plek waar ook nog veen in de bodem zit, blijft het ook in de zomer nog zeer nat.
Dit gebied kent uitzonderlijke natuurwaarden en behoor daarom tot de EHS, maar die kent op sommige plaatsen nog een versnipperd beeld. Dit komt onder andere door de aanwezige oude bouwlanden en de vanuit vroeger door aanwezig stuifzand ontstane open gebieden in de bossen. Door deze versnippering raken natuurgebieden van elkaar gescheiden en kunnen leefgebieden voor planten- en dierensoorten geïsoleerd komen te liggen.
De ecologische verbindingszones lopen samen met de waterlopen de Boschloop, de Buulder Aa en de Weergraaf. Doordat de beekdallandschappen de gehele gemeente dooraderen en daarnaast rijk zijn aan milieugradiënten zijn beekdalen geschikt als ecologische verbinding. De waterlopen hebben van oudsher een grote weerslag gehad op omliggende gebieden. Door bodemvorming in natte omstandigheden wordt het beekdal rondom de Buulder Aa grotendeels omgeven door lage enkeerdgronden en oude bouwlandgronden, met een kenmerkende dikke eerdlaag. De randen naar de beekdalen vormden een goede vestigingsplaats, waardoor beekdalen vaak een gevarieerd grondgebruik kenden. Dit heeft een rijke flora en fauna als resultaat. Door de ruilverkaveling zijn deze beken uitgediept en rechtgetrokken, waardoor de natuurwaarden verminderd zijn.
De doelstellingen voor dit bijzondere beekdal van de Buulder Aa zijn gericht op het behouden, optimaliseren en herstellen van het kleinschalige landschap en de daarbij horende kenmerkende natuurdoeltypen en soorten. Voor de bestaande bossen zal gestreefd worden naar handhaving of ontwikkeling van matig vochtige tot natte natuurbossen (Beuken-Eikenbos, Vogelkers-Essenbos en Elzenbroekbos). Naast deze bossen zal het beekdal gaan bestaan uit vochtige en bloemrijke graslanden, struweel-, moeras- en ruigtevegetaties. Om de bestaande en toekomstige natuurgebieden met elkaar in verbinding te brengen is de aanleg gewenst van ecologische verbindingszones langs de Buulder Aa. (info natuurkennis)
Foto's laten niet helemaal zien hoe mooi het hier is, je moet het eigenlijk met eigen ogen zien, je waant je in een andere wereld:
Je loopt hier dus gewoon dwars door een moerasgebied: een moeras is een overgangsgebied tussen water en land, een soort drasland. Het wordt gekenmerkt door bijzondere soorten planten die specifieke aanpassingen bezitten om met de zuurstofarme omstandigheden in het water en de bodem om te kunnen gaan. Als er geen beheer plaatsvindt of niet op andere manieren wordt ingegrepen, treedt verlanding op, waarbij het moeras als het ware overgaat in land.
In ons land onderscheiden we twee vegetatieklassen die aan moerassen zijn gebonden: de Riet-klasse en de Klasse van de kleine zeggen.
Omgevallen bomen zorgen door stremming van de afloop van het water voor vernatting:
Op het pad was gaas gespannen om uitglijden te voorkomen als de planken nat zijn geworden:
Blik achterom:
Dit was een sloot en is nu een greppel geworden:
Het knuppelpad was ten einde en ik vervolgde mijn wandeling over het verharde zandpad:
Nog steeds erg nat:
Leuk detail:
Weer een berkenboom met een kankergezwel:
Ik was nog steeds op zoek naar het vennetje, maar kon het niet vinden.
Opeens zag ik dit: een gedenksteen:
Hier groeide de laurier uitbundig:
Aan het einde van het pad ging ik rechtsaf en lag aan mijn linkerzijde het akkerland en rechts het bos; je kon hier mooi langs het bos af lopen:
Blik achterom:
Achter de bomen zag ik een hoogzit:
Verborgen achter het riet:
Geen zwijnesporen, wel molshopen, dus waarschijnlijk staat die hier voor de reeen?
De molshopen heb ik aangegeven voor de mollentelling:
Grappig: een slakkenhuisje in de molshoop:
Mollen eten allerlei schadelijke insecten die ondergronds de plantenwortels aanvreten, en ook slakken staan op hun menu:
Uitzicht vauit de hoogzit:
Tussen het pad en de bosrand een sloot of greppel:
Een eindje verderop kon je het terrein oplopen:
Een mooi ruig terrein:
Halverwege het pad langs de akker lag een paadje naar rechts met een bordje : "eigen weg":
En een vermelding dat dit stukje bos te koop was, ik ben er dan ook maar niet ingelopen al was ik wel nieuwsgierig......zou het vennetje, wat ik nog steeds niet had gevonden, daar dan ergens liggen?
Het blijkt een stuk bosgrond te zijn hier inde Risten,Broekkant ( op een afstand van ongeveer 700 meter ten westen van de kruising Broekkant-Ruilverkavelingsweg rechtsaf) met een oppervlakte van 1,8 ha en moet zo'n 50.000 euro kosten.
Via de eigen weg komt het uit bij een prachtige vijver. Aha, daar ligt dus het ven!!! De bomen eromheen zorgen voor rust en privacy. Het bosperceel bestaat geheel uit loofbomen, zoals els, wilg, berk en eik. De gevarieerde opstand zorgt voor een prachtig aanzicht. Als eigenaar van het perceel mag je de oeverwal rond de vijver gebruiken als kleinschalig kampeerterrein. Het terrein is omsloten met een gracht en afsluitbaar met een eigen toegangshek. Zo zou je je eigen unieke natuurplek kunnen creëren, echt een groen paradijs. ( aldus diverse verkoopsites). Het kaphout mag je gebruiken voor eigen haard. Wow, leuk hoor!
?
De echte tonderzwam, in de volksmond ook tondelzwam of tonder-gaatjeszwam genoemd: een schimmel die als zwakteparasiet groeit op verzwakte of dode bomen:
Ook hier stond weer een waterpeilmeter; en een systeem voor het opstuwen van water in dit broekbosgebied dat door ontwatering in het omringende landbouwgebied is verdroogd:
Ik naderde de Broekkant weg weer en besloot nog een stukje te wandelen in het eerste deel van het Buulderbroek waar ik al eerder was geweest:
De Weergraaf:
Langs de Weergraaf liggen orchideeënrijke schraalgraslandjes die men hoopt met de herstelmaatregelen van het Buulderbroek te kunnen herstellen. Schraalgrasland: hooilanden in de beekdalen die verschraalden doordat ze wel gemaaid werden maar niet bemest. Zo ontstonden voedselarme schraalgraslanden die zich kenmerkten door een bijzondere (bloemrijke) plantengroei zoals orchideen. Hopenlijk zal ik ze in de zomer zien hier.
Een spreeuw zong uit volle borst:
Amerikaanse biologen hebben ontdekt dat als spreeuwen in het voorjaar uit volle borst zingen,
dat meer is dan alleen macho gedrag: vogels met een uitstekend zangvermogen hebben ook een beter afweersysteem. Ze onderzochten de zangkunst en het afweersysteem van 16 mannelijke spreeuwen. De vogels die de hoogste en langste liederen zongen, bleken een beter afweersysteem te hebben. Als een vogel zich beter kan verweren tegen ziektekiemen, dan is hij een gezondere fluiter en ook een betere paringspartner. Dat verklaart waarom vrouwtjes bij het zoeken van een vadervogel, een spreeuw kiezen met goede zangkwaliteiten.
Ook de mollen voelen zich hier thuis:
Er is altijd wel een grapjas onder de natuurliefhebbers....maar toch....wie loopt er nou met een wasknijper op zak? Zou de veer van een bijzonder soort vogel zijn?
Nog even een boomklever gespot:
Tot slot nog even over de fauna in dit gebied en het Cranendonckse bos wat hier op aan sluit. Het is een waardevol gebied voor bos- en struweelvogels, amfibieën, en dagvlinders. Zo komen hier de aardmuis en de ijsvogel (Buulder AA) voor. De boomklever, groene specht, wielewaal, grasmus en patrijs hebben hier hun vaste onderkomen. Voor dagvlinders, libellen en zoogdieren gaat het voor zover bekend alleen om algemene soorten. Ook voor amfibieën en reptielen leent het gebied zich goed. De Das heeft zich er nog niet gevestigd; maar die zal op termijn het gebied vrijwel zeker bereiken. Er komen hier zowel broekbos, naaldbos en gemengd bos voor. De natuurlijke rijkdom in het natte Buulderbroek en het Cranendonckse Bos moet in het verre verleden enorm groot zijn geweest. Delen van de aanwezige waterlopen worden begeleid door broekbos, met kenmerkende populieren en elzen. De hoge grondwaterstanden uit het verleden zorgen ook voor de aanwezigheid van flora als de kleine watereppe, elzenzegge en dotterbloem. Vooral de natte bossen van het Buulderbroek zijn in dit opzicht belangrijk. Wil je alles weten over beekdalen en hun flora en fauna dan is dit een mooi pdf:
https://www.natuurkennis.nl/Uploaded_files/Publicaties/dk107-o-preadvies-beekdallandschap.e8f841.pdf
Ik heb enorm genoten van deze bijzondere wandeling. Toen ik onverwachts bij het knuppelpad aankwam heb ik mij verwonderd over de schoonheid die een moerasgebiedje kan hebben. Wat een prachtige belving was dat. Ik ga er zeker nog vaker terug. Ik denk dat het hier in elk jaargetijde erg mooi zal zijn. Jammer dat ik het vennetje niet had kunnen vinden, maar dat zal vast nog wel gebeuren.