donderdag 7 februari 2019

Onze wilde bestuivers

We horen het bijne elke dag: het gaat niet goed met onze bloem-bestuivers. Bestuiving is heel belangrijk voor planten. Het zorgt voor de vorming van zaden: het nageslacht van planten. Veel planten worden bestoven door de wind. Daarbij komt stuifmeel overal terecht in plaats van alleen bij de juiste bloemen. Dieren, zoals insecten, vogels of vleermuizen kunnen ook stuifmeel vervoeren en zo voor bestuiving zorgen.  De meeste mensen denken vaak dat het alleen om de bijen gaat. En dan met name de honingbij. Dat is ook zo. Maar de bijen zijn niet onze enige bestuivers. Er zijn 4 groepen die het meest bijdragen aan stuifmeeloverdracht, en dat zijn in volgorde van belangrijkheid:
  • de wilde bijen, (Hymenoptera Apoïdea) 
  • de zweefvliegen (Diptera, Syrphidae) 
  • de vlinders (Lepidoptera).
  • de hommels 
De wilde bijen zijn de beste bestuivers omdat zij over de beste uitrusting beschikken om stuifmeel te oogsten nl. borstels, korfjes en  geveerde haartjes. Dit alles is op mijn onderstaande foto goed te zien:

Dit is de honingbij:
08-05-2018 in mijn tuin gezien: alles zit onder het stuifmeel:


Dit is een honingbij:
13-09-2018 in mijn tuin gezien: soms moet een bij helemaal in de bloem kruipen om aan de nectar te komen:


De honingbij hoort in Nederland thuis, maar is in het wild zo goed als uitgestorven.

De zweefvliegen lijken op de bijen maar hebben kortere voelsprieten. Zij verzamelen als volwassen insect hoofdzakelijk nectar maar ook stuifmeel. Dat dient niet om de larven mee te voeden, zoals bij de honingbijen, maar voor eigen gebruik. Ze hebben dat nodig voor hun vruchtbaarheid. Later als ze meer gaan vliegen en zweven schakelen ze over op nectar omdat daar suikers inzitten die hun energie opleveren. in hartje zomer zitten ze vaak op schermbloemen zoals de bereklauw. Vaak gaan zweefvliegen ook op de bloemen zitten waarop de insecten zitten waarop ze lijken. Zo is de kans dat ze zelf opgegeten worden kleiner. Ook zijn er soorten zweefvliegen die niet van bloemen eten maar van het stuifmeel dat door de bloemen op de bladeren is gewaaid en erop is gaan plakken, of gemorst is door andere insecten.
Bestuiving door zweefvliegen vindt plaats doordat stuifmeel aan hun haren blijft plakken en later op de stamper van een andere bloem terecht komt.

Dit is de terrasjeskommazweefvlieg: met de korte voelsprieten:

-

goed zichtbaar de tong van de zweefvlieg:


nectar drinken en tegelijkertijd de stempel besuiven:


Hier een hele mooie site met allerlei soorten zweefvliegen: 

De vlinders verzamelen ook nectar. Hiervoor gebruiken zij hun lange en soepele tong, waarin zij zich onderscheiden van de andere bestuivers.

Dit is het boomblauwtje (ondanks zijn witte kleur): op de foto is zijn grote roltong duidelijk te zien:


Vlinders zie je bv. vaak op de vlinderstruiken zitten. Deze struik maakt lekker ruikende nectar aan.
Nectar is een zoete vloeistof met voedingsstoffen die de vlinders drinken, maar dan moeten de vlinders eerst langs de meeldraden. De meeldraden zijn de mannelijke geslachtsorganen van een bloem waar stuifmeel aangemaakt wordt. Als ze nectar drinken gaat het stuifmeel  aan de roltong van de vlinders plakken. Zo nemen ze  het stuifmeel mee naar de volgende bloem die ze bezoeken. In deze bloem blijft het stuifmeel plakken op de stempel. De stempel is een onderdeel van het vrouwelijke geslachtsorgaan van een bloem. En zo wordt een bloem bestoven: als het stuifmeel op de stempel plakt. 
Vlinders hebben niet alleen een goede reukzin en lange roltong maar ook hele goede ogen. Ze zien meer kleuren dan wij. Menselijke ogen hebben drie type lichtgevoelige cellen die kleuren onderscheiden. Vlinderogen hebben wel vijftien van deze type cellen! Hierdoor zien ze ook ultraviolet licht en onderscheiden ze kleuren beter van elkaar. Nu is het bij de vlinderstruik zo dat niet bestoven bloemen hebben een geel hartje hebben, terwijl bestoven bloemen een oranje hartje hebben. Dus weten de vlinders dat er in oranje bloemen minder nectar te halen valt en kiezen ze voor de gele bloemen. Het mes snijdt van 2 kanten: de vlinderstruik krijgt meer bestoven bloemen en de vlinder meer nectar. Is dat slim of niet?


Hommels 
Hommels staan bekend als bijzonder efficiënte bestuivers. Bij elke bloembezoek dragen ze grote hoeveelheden stuifmeel over doordat ze nogal fors zijn en zwaar behaard. Er blijven bij hun bloembezoek veel stuifmeelkorrels in hun vacht hangen die bij het volgende bloembezoek naar de stempel worden overgebracht. De rest verzamelt hij in zogenoemde stuifmeelkorfjes op de achterpoten.
Hommels zijn harde werkers: ze bezoeken een aantal bloemen per minuut. Binnen een hommelkolonie zijn eieren, larven, poppen, volwassen hommels en een hommelkoningin aanwezig. De larven hebben veel stuifmeel nodig om zich tot volwassen hommels te ontwikkelen. Door deze grote behoefte aan voedsel moeten hommels zeven dagen per week van zonsopgang tot zonsondergang werken, weer of geen weer.
De bestuiving gaat via de zgn ‘buzz-bestuiving’, een techniek waarbij de hommel de bloem in trilling brengt. Ook wisselen hommels tussen bomen en rijen tijdens de bestuiving wat gunstig is voor kruisbestuiving (vaak een vereiste bij diverse vruchten en zaadgewassen). Ze worden dan ook al vele jaren ingezet voor bestuiving van meer dan 100 verschillende gewassen wereldwijd.

Dit is een aardhommel:
24-03-2018 gezien in mijn tuin:


Een akkerhommel in mijn tuin gezien:
29-08-2017:


09-04-2018 in mijn tuin gezien: 


De bestuivingspiek ligt in mei:danvindt er in de natuur een uitbarsting plaats van bloeiende stuiken, bomen en planten.
We  weten allemaal dat de bestuivers belangrijk zijn voor onze gewassen. Voor veel gewassen worden bijenkasten neergezet zodat zoveel mogelijk honingbijen voor bestuiving kunnen zorgen.
Inmiddels is men er door allerlei onderzoeken achter gekomen dat de echte van nature wilde bestuivers hommels, zweefvliegen en solitaire bijen een veel grotere bijdrage leveren. M.a.w. wilde bestuivers zorgen voor een betere bestuiving dan de gecultiveerde soorten. Daarom wordt er tegenwoordig veel aandacht besteedt aan het behoud, verbetering en uitbreiding van (semi-)natuurlijke habitat in de directe omgeving van landbouwgronden. Een goede ontwikkeling, vind ik.

Er zijn echter op de laatste tijd veel problemen in de bijenhouderij. Dat zijn de varroa-mijt en andere parasieten, vermindering van voedselplanten door intensivering van grondgebruik en onkruidbestrijding, gebruik van bestrijdingsmiddelen, en een dreigende versmalde genetische basis.
Ook neemt het aantal imkers af, er zijn onvoldoende opvolgers waardoor kennis en ervaring niet worden doorgegeven. Voor wat betreft de wilde bestuivers zijn de grootste bedreiging; schaarse nestgelegenheden, bestrijdingsmiddelengebruik en afname van voedselplanten.
Diverse natuurorganisaties maar ook boeren, gemeenten en waterschappen zijn al bezig om stroken aan te leggen met voor de wilde bestuivers aantrekkelijke nectarplanten. Geschikte nestplaatsen zijn ongestoorde ruigten en open zandplekjes. ook daar wordt aan gewerkt. Daarnaast wordt geprobeerd met natuurlijke bestrijdingsmiddelen plagen te bestrijden.
Met al deze maatregelen wil men proberen de bedreigingen voor de wilde bestuivers terug te brengen, in de hoop dat alles weer goedmkomt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten