donderdag 13 juni 2019

Wandeling nabij Daatjeshoeve ondanks eikenprocessierups

Vandaag heb ik een wandeling gemaakt in het Weerterbos nabij Daatjeshoeve. Me tegelijkertijd afvragend of ik er wel goed aan deed vanwege de waarschuwingen voor de eikenprocessierups. Nou......die waarschuwingen waren terecht: ik zag zowat in elke eikenboom wel een nest hangen:


De eikenprocessierups is de larve van een nachtvlinder die zijn eitjes bij voorkeur legt in de bovenste kroonhelft van eiken: de meeste gevallen doen ze dat in zomereiken (Quercus robur), maar soms ook op moeraseik (Quercus palustris) en amerikaanse eik (Quercus rubra).
Oorspronkelijk kwam die nooit in ons land voor. Hij komt oorspronkelijk uit het zuiden/zuidoosten van Europa maar door de geleidelijke opwarming van ons klimaat heeft hij zich ook noordelijker kunnen vestigen.


De eipakketten overwinteren op de dunne twijgen van de eik, die je vanaf de grond moeilijk kunt zien zitten. Half april-begin mei komen de jonge rupsen uit hun ei en gaan dan tijdens hun eerste stadium in groepen op de zonzijde van de stam zitten rusten. Als ze volgroeid zijn en de bladeren aan de bomen komen gaan ze nesten vormen waar ze overdag in rusten en waaruit ze ’s nachts in processie (vandaar de naam) op zoek gaan naar de uiteinden van de takken om daar naar voedsel te zoeken (bladeren). Als ze een boom tak voor tak helemaal hebben kaalgevreten (dat is nogal wat he) dan verlaten de die en gaan op zoek naar een andere boom.


Voor de bomen zelf is het allemaal niet zo heel dramatisch. Want die lopen na de kaalvraat nog een keer uit. Maar de rups kan wel een bedreiging vormen voor onze gezondheid. De risico's worden veroorzaakt door de vrijkomende brandharen. Tijdens zijn ontwikkeling ondergaat de rups 6 stadia. In de laatste 3 daarvan ontwikkelt hij ongeveer 600.000 brandharen. Daar kun je je toch haast geen voorstelling van maken. In juli/augustus verpoppen de rupsen en verschijnen de vlinders De vlinders zoeken weer een waardplant om eieren op te leggen. Bij deze zoektocht kunnen de vlinders een afstand van ongeveer 5 tot 20 kilometer afleggen.
De brandharen die ze bij de laatste 3 vervellingen krijgen laten gemakkelijk los en de oude huidjes blijven in de nesten zitten. De brandharen werken irriterend op de huid en de slijmvliezen van ogen en ademhalingsholtes van mensen. Dat kan klachten geven aan ogen, huid en ademhalingsorganen.

De oude haren kunnen zelfs nog 6 jaar actief blijven en dus nog lang voor overlast zorgen. Omdat de eikenprocessierups een warmte minnende soort is komt hij vooral voor op lanen en bosranden, zoals hier waar ik vandaag liep.


Hier zit een nest zelfs onder aan de voet van de boom:


Hoe zien die rupsen er nu uit? De meeste mensen durven niet echt van dichtbij te gaan kijken. Ik heb dat wel gedaan.
De rug van de volgroeide rupsen is blauwgrijs en de buik groengrijs. De kop is zwartbruin. Het lichaam is bedekt met lange witte haren. Op de rug heeft de rups enkele segmenten met honderdduizenden korte, gemakkelijk loslatende, brandharen. Dit zijn nauwelijks met  het oog waarneembare microharen, en dus niet de lange witte haren die wij zien!!!  De volgroeide rupsen kunnen een lengte bereiken van circa 3 cm. Ze leven altijd in groepen. De aanwezigheid van de eikenprocessierups is gemakkelijk te herkennen aan de bolvormige nesten aan de onderkant van de takaanzetten waarin de rupsen overdag rusten en vervellen.

Vergroting:




En alsof dat nog niet erg genoeg is er is weer een nieuwe dreiging: ook weer door de verandering van het klimaat komt na de eikenprocessierups nu ook de dennenprocessierups Nederland binnen trekken. Maar die zit op dennen en niet op eiken. Hij heeft ook nog eens veel meer brandharen: 1 miljoen (de eikenprocessierups heeft er 7000.000). Gelukkig dat er wel minder dennen dan eiken zijn in ons land. Maar in Brabant, Limburg en Gelderland zijn ze er wel in grote aantallen. 
De verwachting is dat de dennenrupsen net als de eikenrupsen voor veel overlast zullen zorgen. Maar dat de natuur uiteindelijk zelf zal zorgen voor natuurlijke vijanden. Al zal dat dan nog wel een tijdje duren........

Hier een mooi artikel van Naturetoday over deze rups: https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=24766

De wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) staat mooi in bloei:


Deze plant is een liaan: dat wil zeggen een houtige klimplant, die in de natuur normaal bomen als steun nodig heeft, net zoals bitterzoet, klimop, bosrank, druif en de hop:


Hij staat hier gewoon in de berm (rechtsonder):


Afwateringssloot Laarderheide:


Hier zag ik in het gras de vroege grasmot (Crambus lathoniellus):
hij is slechts 2 cm groot en houdt zich op  grasland waar de rupsen in een spinselbuis aan de voet van gras leven. Te zien van met tm september:


Dit is de "witte variant" : de bleke grasmot (Crambus perlella): 


Een ven op het laarderheide:


De sluis:




Mooie weerspiegeling van de onstuimige wolken in het water:




Het Koolespeelke:




Deze prachtige vlieg behoort tot de echte vliegen in deze familie...maar ja...welke is het? Daarvoor moet je bij http://www.tuin-thijs.com/ zijn, en dan nog is het moeilijk te zeggen welke het is:


Ik denk dat het de Morellia aenescens is, een donker glanzend vliegje. Het mannetje heeft een sterke kromming van de hindtibia wat vlgs mij op deze foto ook te zien is. Heb hem aangemeld bij waarneming:


Bloesem van de bosbraam die wel 1,5-3 m hoog kan groeien:


De vink (Fringilla coelebs) die ook wel de mooie naam Charlotte kent, die zo mooi kan zingen. Zijn zang, waarvan de laatste tonen de "vinkenslag" wordt genoemd, kent vele dialecten. Het is een vrouwtje want haar onderbuik lichtgrijsbruin:






Deze plant heeft de naam grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius):


De 10-80 cm hogeplant met gele bloemen en een donkerpaarse lip is eenjarige halfparasiet uit de bremraapfamilie. Hij is meestal halfparasiet op grassoorten. Op plaatsen waar veel ratelaars groeien is het gras meestal vrij laag.
Parasitaire planten zijn planten die op andere planten groeien en hun voedsel uit deze andere planten halen. Ze maken daarom zelfs geen bladeren of wortels. Hun voedingsstoffen halen ze volledig van hun gastheer. Bij halfparasitaire planten wordt alleen een deel van het voedsel van een andere plant gestolen, vocht bijvoorbeeld. Ze verzorgen meestal wel zelf hun fotosynthese. Hoe bijzonder!

Rupsen van de Sint Jacobsvlinder:


Deze vlinder is een dagactive nachtvlinder die eigenlijk het meest in de duinen voorkomt. De rupsen zijn felgeel met zwart gestreept en worden ook wel zebrarupsen genoemd. Ze zijn gespecialiseerd op het jakobskruiskruid. Dit is een giftige plant en de rupsen zijn door het eten ervan ook giftig. Zelf hebben ze er geen last van, maar vogels die zo’n rups eten worden ‘niet lekker’. De kleuren geel en zwart, die we bijvoorbeeld ook bij wespen zien, waarschuwen de vogels al dat ze ze niet moeten opeten. Nu dit kruid ook weer in het binnenland voorkomt heeft de vlinder zich hierheen uitgebreidt:


En tot slot nog wat koetjes in de wei; het is het BWB: het Belgisch witblauw ras:


De naam Belgisch Witblauw komt van de typische kleuren die het dier heeft. De koeienhuid komt in diverse kleuren voor zoals: blauw-grijs, zwart wit, en wit. De meest voorkomende kleuren zijn blauw-grijs en wit. 






De Belgische witblauwe is begin 19e eeuw ontstaan uit Shorthorns, Durhams en lokale rassen. Het ras is in 1973 officieel erkend toen het ras in twee type's werd opgesplitst: het vleestype en het dubbeldoeltype. Het vleestype is een dikbilrund met een overmatige spierontwikkeling. Het vlees is mager, mals en sappig dankzij de fijne spiervezels. 


De kop is relatief klein ten opzichte van de rest van het lichaam wat een harmonische bouw heeft met afgeronde lijnen, diepe borst en brede rug, gespierde achterhand en weinig dekvet.


Een hoog percentage van de kalveren komt via een keizersnede ter wereld. Oorzaak daarvan is een te nauw bekken tgv fokken op een kleiner skelet. Tegenwoordig wordt in ons gefokt op een ''dikbil'' die zonder operatief ingrijpen kan afkalven.

dinsdag 11 juni 2019

Zwartstaartboswolfspin (Pardosa lugubris) met jonkies op haar rug in mijn tuin


Tijdens mijn rondje door mijn tuin vanmiddag zag ik natuurlijk weer voornamelijk vliegen, hommels en bijen. Vlinders laten zich nog niet zien, ondanks dat de vlindervriendelijke bloempjes al in bloei staan. Maar ik zag wel een spin, die ik natuurlijk meteen ook fotografeerde:


Mijn eerste gedachte was: dit is een springspinnetje. Die zitten er wel meer in mijn tuin; maar ze leek toch anders. Ik zag een grijs bolletje op haar lichaam. Pas bij het inzoomen op mijn pc zag ik wat een geluk ik had: het was een spinnetje met jonkies op haar rug: met het blote oog was het niet als zodanig herkenbaar. Wat leuk is dit! Ik ging natuurlijk meteen op zoek naar een spinnendeterminatietabel. Op internet zijn er wel sites te vinden wat dat betreft:



Maar het gaat natuurlijk sneller als je de foto uploadt naar Waarneming. Daar kwam uit dat het zeer waarschijnlijk een wolfspin is van de soort Pardosa. Ik ben toen verder gaan zoeken en dacht dat het de Pardosa Lugubris moet zijn. Ik moet natuurlijk even afwachten of het klopt.

Het determineren van spinnen is nogal moeilijk en lukt vaak ook niet vanaf foto's. Spinnen zien er vlak na een vervelling meestal anders uit dan kort voor de volgende vervelling. Jongen, mannetjes en vrouwtjes verschillen soms heel sterk van elkaar. Om de exacte soort te bepalen is vaak microscopisch onderzoek nodig en daarvoor moet je de spin doden. Dat doen we dus maar niet! Daarom is het al fijn als je erachter komt tot welke familie je gefotografeerde spin behoort.

Zoals gezegd is het wel een wolfspin. Daarvan komen ongeveer 90 verschillende soorten in ons land voor. Het zijn jachtspinnen die hard kunnen rennen en meestal op de grond leven. De vrouwtjes zijn zorgzame moeders. Het vrouwtje draagt haar eicocon met haar spintepels achter zich aan. Deze cocon maakt ze af en toe los, wordt gedraaid en weer vastgemaakt. En regelmatig geopend, om de ontwikkelende eieren met haar speeksel nat te maken waarna ze de cocon weer met spinsel sluit. Afhankelijk van de ontwikkeling van de eieren dompelen sommige soorten de cocon zo nu en dan in het water of plaatsen hun lichaam zo dat de cocon maximaal van de warmte van de zon kan profiteren. Als de eitjes op het punt staan om uit te komen maakt het wijfje de cocon voor hun open. De jonge spinnetjes klimmen daarna op haar rug en worden dan nog ongeveer een week door hun moeder meegedragen. Hoe schatiig is dat. En daar heb ik nu een leuke foto van kunnen maken: aan de voorkant de ogen, aan de achterkant zitten de jonge spinnetjes:


Wolfspinnen zijn allemaal (donker)bruine spinnen die op de grond of in lage vegetatie leven, vaak in grote aantallen bij elkaar. Dat is bij spinnen best bijzonder, omdat de meeste soorten niks moeten hebben van soortgenoten. De naam danken ze aan het feit dat ze vaak dicht bij elkaar rondrennen en een bruine van kleur zijn. Vooral het geslacht Pardosa, die veel in tuinen voorkomt, kent een aantal sterk op elkaar lijkende soorten.
De mannetjes zijn kleiner en veel donkerder van kleur dan de vrouwtjes en ze hebben grote waaierachtige palpen. Daarmee zwaaien ze heen en weer voor de vrouwtjes voor de paring (baltsgedrag). Ze hebben goede ogen en zijn actieve jagers. Ze maken geen web maar leggen vaak wel een looplijn aan die zij tijdens het rennen achterlaten. Mochten ze ergens afvallen of wegwaaien dan kunnen ze zich met deze lijn nog redden. De mannetjes gebruiken de door de vrouwtjes achter gelaten looplijnen vaak ook om een vrouwtje voor paring te pakken te krijgen.

Nu even specifiek info over de zwartstaartboswolfspin.


De zwartstaartboswolfspin (Pardosa lugubris) is wel een van de bekendste soorten van de wolfspinnen. Heeft vaak een lichtbruin borststuk met een lichte middenstreep. Het achterlijf heeft lichte haren en de poten zijn gestreept. De spin is vaak niet groter dan 1 cm. Maakt jacht op insecten door erachteraan te lopen. Ze maakt geen web en de vrouwtjes dragen dus het cocon en de jongen met zich mee.


Ze lijken heel erg op een andere veelvoorkomende soort, de zwarthandboswolfspin (Pardosa saltans). Lange tijd werd gedacht dat het hier om één soort ging. Onderzoek naar het baltsgedrag van Pardosa lugubris toonde in 2000 echter aan dat het hier niet één, maar meerdere soorten betrof. Pardosa  lugubris werd toen onderverdeeld in zes verschillende soorten, waaronder Pardosa saltans. En de lugubris houdt meer van schaduw, de saltans zit graag in de zon. Om het maar even moeilijk te maken ;-).

De snoet van een springspin heeft bijna menselijke trekjes:
met een beetje fantasie zie je er wel een soort van baardmannetje in; mooi ook die grote felle ogen:


Even wat uiterlijke kenmerken:


Het kop-borststuk is langwerpig, vaak hoog en smaller aan de voorkant. Ze hebben 4 paar ogen: 4 kleinere zitten aan de onderkant van de kop, direct daar boven zitten 2 grote ogen en iets verder boven op de kop zitten twee kleinere ogen die omhoog kijken. Met al deze ogen kan de spin alle kanten opkijken en kan ze insecten op 10 cm afstand waarnemen.


De poten en kaken zijn nogal fors. De spin valt zijn prooi agressief aan en vermaalt de prooi met de stevige kaken. De meeste vrouwtjes dragen een eizak achter aan het lichaam. Na ongeveer 2 weken komen de eitjes uit. De moeder bijt de zak open en de jongen klimmen vervolgens meteen op de rug van de moeder en blijven daar tot de eerste vervelling. Zolang ze op de rug van de moeder blijven eten ze niets: ze hebben genoeg voedsel opgeslagen om te overleven tot de eerste vervelling.


Spinnen hebben een uitwendig skelet van chitine wat het exoskelet wordt genoemd. Daarom kunnen ze niet groeien en moeten dus regelmatig vervellen. Want alleen vlak na een vervelling is het lichaam van de spin zacht zodat het uit kan zetten. Is de vervelling nabij dan verstopt de spin zich. Tijdens de vervelling als het oude pantser wordt afgeworpen is de spin dus zeer kwetsbaar. Een net vervelde spin is daarnaast bleek van kleur, de pigmenten in het exoskelet moeten nog uitkleuren. Jonge spinnen zijn vaak minder sterk behaard dan de volwassen spinnen en hebben doorgaans andere kleuren. De meeste spinnen vervellen 5 keer. Het is een intensieve bezigheid: de druk in het achterlijf wordt verhoogd tot de huid scheurt en vervolgens werkt de spin zich achterwaarts uit de oude huid. De poten worden als laatst uit de oude huid getrokken. Om te voorkomen dat de gewrichten stijf worden beweegt de spin zijn poten regelmatig vlak na een vervelling.

Ik ga dat nu in de gaten houden natuurlijk. Ik hoop de spin nog eens terug te zien in mijn tuin. En hopenlijk nog meer kleine rondrennende jonkies. En wie weet.....kan ik zelfs getuige zijn van een vervelling. Dat zou leuk zijn.

Nog een paar mooie sites over wolfspinnen:
https://ednieuw.home.xs4all.nl/Spiders/Famdraw/LocchartNL.htm

https://www.spinnenvanger.eu/voortplanting-van-spinnen

https://www.natuurpunt.be/pagina/spinnen

zondag 9 juni 2019

Juweelwesp in mijn tuin gezien

hier. doet haar naam alle eer aan, maar is niet zo mooi als de naam zegt


De Juweelwesp is ongeveer 8 mm. groot en leeft solitair en is groter dan de Gewone Goudwesp.  Ze steekt een andere wesp zodat deze verlamd raakt en sleept het beest levend en wel naar haar holletje in de grond. Ze legt een eitje in de levende wesp en maakt het holletje dan dicht. De larve komt na 3 dagen uit en vreet de levende wesp van binnenuit op in 2 weken. Het vrouwtje heeft maar 1 keer 😦 in haar leven sex. Bij deze ene keer heeft ze genoeg bevruchte eitjes voor haar hele leven dat ongeveer 5 maanden duurt.

Ongevaarlijk voor mensen, minder leuk voor andere wespen.
sandra brennand



interessant:
https://dekennisvannu.nl/site/artikel/Larf-met-smetvrees/6755

Ik dacht eerst dat ik hem al eerder had gezien: op  maardat was een andere goudwesp nl. de tandgoudwesp Chrysis ignita:


tandgoudwesp: http://www.bestuivers.nl/Portals/5/EBooks/Gasten%20van%20bijenhotels/files/basic-html/page416.html



gratis downloaden determinatietabel voor goudwespen:


klik daartoe rechtsboven op pdf(links van winkelwagentje)


pdf in het Nederlands:
http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=587196

goudwesp is van Genus Hedychrum - zandgoudwespen   blz 192 en 193

De Juweelwesp Hedychrum nobile is een goudwesp met een lengte van 4 tot 10 mm.  Deze soort heeft een korte en brede lichaamsbouw. De kop is groen gekleurd. Het borststuk is deels roodgoud, deels groenblauw gekleurd.

De goudwesp komt van eind mei tot eind september voor in uiteenlopende biotopen, vooral zandige, terreinen, ook in stedelijk gebied.

Deze wesp parasiteert bij voorkeur op de larven van knoopwespen. De eieren worden in de nesten van de gastheren gelegd. De belangrijkste gastheer is de Grote Snuittorknoopwesp Cerceris arenaria.  

Andere gastheren zijn de Geelbuikknoopwesp Cerceris quadricincta, de Gladde Knoopwesp Cerceris quadrifasciata, de Kleine Snuittorknoopwesp Cerceris quinquefasciata en de Gewone Bijenknoopwesp Cerceris rybyensis.  

De grootte bij deze wespen varieert naargelang de gastheer; het grootte-verschil wordt veroorzaakt door het verschil in voedsel dat de larven bij de gastheren, die eveneens verschillen in grootte, hebben opgenomen.




donderdag 6 juni 2019

Op de evenwichtsbalk....de "balance-act" van insecten

04-06-2019 in mijn tuin:
Deze azuurwaterjuffer had meteen bij het landen al zijn balans gevonden:


Het langlijfje balanceerde nog even met haar vleugels wijd:


Om vervolgens rustig te blijven zitten met ingeklapte vleugels:


Zo lijkt het althans, maar ik weet helemaal niet of dit wel waar is. Hoe zit dat nou eigenlijk met het evenwicht bij insecten? Daar was ik ineens wel nieuwsgierig naar.

Ik dacht, insecten zullen toch ook wel een orgaantje hebben om hun positie tov de zwaartekracht te bepalen. Zoals wij dat bv doen door met onze armen te zwaaaien, of eekhoorns bv hun staart gebruiken.
Ik heb bij Wikipedia kunnen vinden dat libelles, naast de 2 grote samengestelde ogen, die uit 10.000 tot 50.000 facetjes bestaanen die dienen om bewegingen waar te nemen, (het bovenste gedeelte ziet scherp op afstand en het onderste dichtbij) ze ook nog 3 enkelvoudige ogen op de kop hebben die hoogst waarschijnlijk functioneren als een optisch evenwichtsorgaan. Die 3 ocelli (bij-oogjes) kun je op de volgende foto goed zien (3 witte puntjes):


Verder hebben de vleugels aan iedere voorrand aan het uiteinde ook nog een smalle zwarte vleugelcel, dit het pterostigma wordt genoemd. Waarschijnlijk dienen deze pterostigmata om de vleugels tijdens het vliegen meer stabiliteit te geven. 

Bij de 2-vleugeligen oftewel Diptera, waaronder ook de zweefvlieg zoals het langlijfje, gaat het weer anders. Zij hebben zgn halters. De halters (ook wel kolfjes genoemd) zijn de tot kleine, soms knotsvormige orgaantjes getransformeerde achtervleugels die uit het achterste deel van het borststuk steken. Ze hebben een functie bij het evenwicht en de vluchtstabilisatie: de halters blijven namelijk in hetzelfde vlak trillen wanneer het insect tijdens de vlucht van richting verandert, waardoor een spanning ontstaat die wordt doorgegeven aan de zenuwcellen, zodat het insect bemerkt dat het afwijkt van de rechte, horizontale vlucht. Maar dat is zo klein, dat wij dat met het blote oog zo niet kunnen waarnemen.

Maar ik blijf me verbazen over de wondere wereld van de insecten. Zo las ik een artkikel van NewScientist waarin zij vermelden dat insecten kunnen bewegen zonder hun spieren te gebruiken. Ze hebben dat bv onderzocht bij sprinkhanen. Ze hebben ontdekt dat zij zichzelf in balans kunnen houden door gebruik te maken van de kracht in hun gewrichten.
Het was al bekend dat sommige insecten energie opsparen in pezen om die als een soort springveer te lanceren om zo bv hoog te kunnen springen. De onderzoekers ontdekten dat ook gewrichten kracht kunnen opslaan. Ze verwijderden de spieren en pezen in geamputeerde poten van enkele soorten sprinkhanen en wandelende takken. De poten van de beestjes veerden na een beweging nog steeds automatisch terug naar hun rustpositie, waaruit dus blijkt dat ook het gewricht kracht uitoefent op het de poot.

Normaal gesproken bestaat een beweging uit een samenspel tussen twee antagonisten, tegengestelde spieren. B.v. zoals bij ons mensen de biceps en de triceps. Als de een spant en samentrekt, ontspant de andere spier en vice versa. Bij sommige insecten, zoals sprinkhanen en wandelende takken, zijn sommige spieren veel zwaarder en krachtiger dan hun antagonisten. De onderzoekers onderzochten of er een verband bestaat tussen het  verschil in antagonisten en de kracht in gewrichten. Hoe groter het krachtsverschil tussen de spieren, zo bleek, hoe groter de kracht die insecten uit hun gewrichten halen. Zo compenseren ze het krachtsverschil tussen de antagonisten en houden ze hun ijzersterke strekspieren onder controle, concludeerden de onderzoekers.
Erg interessant dit. Als ik meer "balancerende insecten" heb gefotografeerd zal ik dat in deze blog bij plaatsen en verder uitdiepen!

zondag 2 juni 2019

Bruine korenbout in mijn tuin....een zeldzaamheid

Op 2 juni zag ik een donkere schaduw op mijn zonnescherm, en bij nadere inspectie bleek het een dode libelle te zijn. niet leuk, maar ik kon hem nu wel goed van dichtbij bekijken en fotograferen.

Het bleek een bruine korenbout (libellula fulva) te zijn, een vrij zeldzame libelle in ons land. En die lag nu op mijn zonnescherm....dood.....doodzonde!


Ik heb hem aangemeld bij waarneming en hij werd goedgekeurd:


Als zeldzaamheid goedgekeurd:

In mijn blog van 28-05-2019 heb ik hem al uitvoerig omschreven:

Hoe ik nu zeker weet dat het de Bruine korenbout is?
Het mannetje is te herkennen aan:
Gezicht: zwart met lichtblauwe ogen (jonge mannetjes hebben bruine ogen)
Borststuk: donkerbruin tot zwart (bij jonge mannetjes oranjebruin)
Achterlijf:
segment 1 en 2: bruin
segment 3 t/m 8: blauw berijpt
segment 9 en 10: zwart (verschil met de Platbuik)
segment 4 en 5 blauwe berijping weggesleten tgv paring (vrouwtje grijpt zich daar vast)
jonge mannetjes: oranjebruin met zwarte wigvormige figuren over de lengte
Vleugels: donker streepje aan de basis van de voorvleugel
Vleugels: donkere vlek aan de basis van de achtervleugel (verschil t.o.v. Gewone oeverlibel (geen vlekken) en Platbuik (grotere vlekken))
Vleugels: klein donkere vlekje aan de top de vleugels
Achterlijfaanhangsels: dicht bij elkaar


De blauwe berijping van segment 4 en 5 is niet weggesleten, dus het mannetje heeft nog niet of weinig gepaard. 










Als er gele schubjes aan de zijkant zouden zitten was het een platbuik geweest:




Hij komt voor in laagveengebieden bij plassen, grote rivieren, kanalen en beekjes; dus wat die nu in mijn tuin deed? Maar mooi was het wel....een zeldzaamheid fotograferen.