In mijn tuin en aan mijn voedertafel zitten vaak van die zwarte schreeuwers....haha. Kraaiachtigen zijn het....want er zijn er nogal wat van. Meestal is mijn reactie: Ohh...een kraai. Maar is dat wel zo? Ik ben er over gaan lezen en het is best interessant om de verschillen te kennen en herkennen. En dan is het toch veel leuker als je kunt zeggen welke kraaisoort het is. Bovendien Kun je die verschillen met fotografie ook mooi vastleggen.
Even kort samengevat: de zwarte kraai is van bek tot teen zwart en krast de hele dag door. De roek brengt met zijn grijze snavel een heel arsenaal geluiden voort. Hij leeft het liefste in groep. Zijn veren komen tot ver op zijn poten en maken hem erg herkenbaar ‘de roek met een broek’. De kleinere kauw heeft een zilvergrijze schijn op haar kop en borst. De ekster merk je onmiddellijk op, met haar opvallende zwart-witte verenkleed en lange staart. De gaai herken je dan weer aan zijn blauw gestreepte schouderveren en beige-achtige pluimen.
Weet jij ook niet of het nou een raaf of een roek of een kraai is? Lees en kijk dan verder op dit blog. En geloof me, hierna kijk je met hele andere ogen naar die zwarte druktemakers :-)......
Raaf - ekster- zwarte kraai - roek- vlaamse gaai -kauw
Kraaien of kraaiachtigen (Corvidae) zijn een vogelfamilie met wereldwijd wel 128 soorten. In ons land komen 7 soorten voor. Dat zijn de ekster, de kauw, de Vlaamse gaai, de zwarte kraai, de bonte kraai, de raaf en de roek. De familie van de Corvidae kent verschillende geslachten. De soorten kraaien in ons land behoren tot de geslachten Pica, Corvus en Garrulus. De meeste soorten vallen in de middelste groep. Kijk op wikipedia voor alle geslachten (
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kraaien).
Geslacht Pica:
Ekster (Pica pica)
Geslacht Corcus:
Kauw (Corvus monedula)
Zwarte kraai (Corvus corone)
Bonte kraai (Corvus cornix)
Roek (Corvus frugilegus)
Raaf (Corvus corax)
Geslacht Garrulus:
Vlaamse gaai (Garrulus glandarius)
Ik zal ze allemaal apart bespreken: hoe ze eruit zien, hoe hun roep is, wat ze eten en wat hun bijzondere kenmerken zijn. Als je dat allemaal weet zul je ze voortaan vast wel meteen herkennen.
Ik begin met de grootste; de RAAF.
Als hij zijn vleugels gespreid heeft kan zijn spanwijdte wel tot 1.20 meter reiken. Hij wordt 65 cm lang. Hij is groter dan de roek en de kraai. Omdat hij zijn keelveren opzet lijkt het of hij een dikke nek heeft. In de vlucht is herken je hem aan de langere spitse vleugels en de wigvormige staart. Hij is helemaal zwart bevederd met een groene/blauwpaarse metaalglans en een zware, licht gekromde, dikke zwarte snavel.
Hij leeft in bossen, op de heide en in hoogveengebieden.
Hij bouwt zijn nest in bomen in dichte bossen. Hij is monogaam, blijft jaren bij t zelfde nest wat elk jaar wordt uitgebreid.
Hij is een aaseter die vaak voedsel zoekt op vuilnisbelten, nabij slachthuizen of zelfs nabij bewoning. Hij zoekt soms voedsel in het spoor van ploegende tractoren of op vers bemestte akkers en weiden. Ook verkeersslachtoffers en prooiresten van roofvogels staan op het menu. Raven verstoppen vaak voedsel, vooral tijdens het broedseizoen, als voedsel voor de jongen.
In ons land is hij eind jaren 40 uitgestorven maar is nu zeldzaam en staat dus op de rode lijst.
Bijzonderheid: raven behoren tot de meest verstandige dieren en moeten niet onderdoen voor dolfijnen en chimpansees. In een Oostenrijkse studie werd vastgesteld dat raven gebarentaal gebruiken door aan een andere raaf voorwerpen aan te duiden met hun snavel, net zoals mensen dingen aanwijzen met hun vingers. Dit gedrag werd nog nooit bij een andere vogelsoort vastgesteld.
(plaatje bnnvara)
plaatje internet
Eigen foto van de raaf: gemaakt op 08-04-2020 op Overasseltse Vennen:
Dan de ZWARTE KRAAI.
Die zien we veel in ons land. Hij lijkt sterk op de raaf maar is een stuk kleiner. Zijn spanwijdte is 1.00 meter en hij wordt 47 centimeter lang.
Hij is pikzwart met een prachtige groenige glans over de veren. Zijn kruin is plat.
De staart is afgerond, de poten zijn donker, de krachtige snavel ook. Sommige zwarte kraaien hebben witte veren. Hun nest zit meestal hoog in een vrijstaande boom.
Ook hij is een alleseter. Hij eet alles wat ie maar kan vinden uit afval maar is dol op zaden, granen (herfst en winter), noten en muizen en insecten. Hij eet ook vogeleieren. Hij volgt vaak ploegende tractoren, op zoek naar regenwormen en bezoekt regelmatig vuilnisbelten. Hij eet ook plantaardig voedsel waarbij wortels en knollen uitgepikt worden. Ook koolbladeren en peulvruchten worden gegeten. Sommige kraaien werken systematisch rijen kiemplantjes af door ze uit te trekken en de graanrest aan de wortel op te peuzelen. Als aaseters ruimt hij ook verkeersslachtoffers op. Het zijn natuurlijke opruimers die zo de uitbraak van ziektes (zoals botulisme) afremmen.
Hij komt voor in akkers, bossen, parken, stedelijk gebeid en weiden. Hij heeft wel gevarieerde gebieden nodig, die voldoende voedsel en nestgelegenheid bieden. Bij wind kunnen ze wel 100 km op de wind meezeilen.
Hij is niet bedreigd. Hij kan 14 jaar oud worden. De beste kans om er enkele te zien, heb je op (pas bewerkte of geoogste) akkers en weides met vee.
Bijzonderheid.
De kraai is een heel bijzinder intelligente vogel. Hij staat bekend om zijn probleemoplosende en geweldige communicerende vaardigheden. Zijn stemgebruik kent 15-33 categorieen. Als een kraai bv een mens tegenkomt die het niet goed met hem voor heeft, leert hij andere kraaien hoe ze die persoon kunnen identificeren. Onderzoek heeft zelfs aangetoond dat een kraai een gezicht niet vergeet. Hij heeft mentale vermogens die gelijk zijn aan die van de apen.
Ze leren snel. Zo laten ze bv walnoten op de weg vallen, dan rijden er auto's overheen zodat de noten opegebroken worden en ze ze kunnen opeten. Want zelf kunnen ze geen noten kraken. Daarom zie je ze ook zo vaak midden op de weg zitten. Ook gebruiken ze stokjes om bv bij mieren te komen. Hoe slim is dat! Ze zijn dus goed in staat werktuigen te gebruiken, iets wat maar weinig in de natuur voorkomt.
Kraaien zijn erg op zichzelf maar ze eten in groepsverband. Zo'n groep noemt men een "moord". Als er een van hen sterft dan omringt de groep het dode groepslid. Zo rauwen ze, maar ze doen dat ook om samen uit te zoeken wie of wat hun lid heeft gedood. Als het een roofdier was spannen ze samen om het dier te achtervolgen.
Bij het zoeken van een slaapplaats zie je ze in zwermen. Die rustplaatsen noemt met "roestplaatsen". Ze strijken op plaatsen neer en kibbelen daar samen over de geschiktheid van die plaats om de nacht door te brengen.
Geslachtsrijpe kraaien die geen territorium of partner hebben kunnen vinden blijven ook bij elkaar zwermen, dat noemt men een "puberzwerm".
(plaatje wikipedia)
De ROEK.
Die lijkt ook op de zwarte kraai maar is ook kleiner. Hij wordt 46 centimeter lang en zijn spanwijdte is tot 94 cm.
Hij is ook helemaal zwart met een purperen glans. Onder de snavel heeft hij een grijs gebied zonder veren. Die snavel is vaak veel puntiger dan die van de zwarte kraai, en hij heeft een behoorlijk steil voorhoofd en verhoudingsgewijs een kleine kop.
Hij eet insecten, ongewervelde dieren, maar ook zaaizaad en afval.
Hij leeft in akkers, bossen en open weiden.
Het nest wordt gebouwd in toppen van hoge bomen.
Hij is niet bedreigd, maar komt in ons land minder voor dan de zwarte kraai.
Een bijzonder kenmerk van de roek is de in vlucht waaiervormige staart (bij de raaf is die rond) en het is een koloniebroeder: je ziet ze vaak in grote groepen foeragerend op grasland.
(plaatje wikipedia)
(plaatje bnnvara)
Dan de KAUW.
De kleinste en ook de brutaalste van allemaal. Hij wordt 30-34 cm lang, is dus kleiner dan de kraai, zijn spanwijdte is tot 73 cm.
Hij is ook helemaal zwart maar met een herkenbare grijze gloed in de nek en de heldere kraaloogjes. De snavel is relatief kort, donker en stevig.
Hij is een echte alleseter. Hij eet aas, insecten, zaden, en vruchten en kadavers, maar snoept ook graag van brood en zelfs friet. Ik zie hem ook vaak in mijn tuin broodkorstjes eten.
Zijn nest maakt hij in boomholten, gaten in muren, torens, hoge gebouwen, schoorstenen, konijnenholen en holen in oeverwallen.
Hij komt veel voor op akkers, in bossen, in parken en tuinen, op weilanden maar ook in de stad zie je hem vaak.
Hij is niet bedreigd, maar wordt wel beschermd onder de flora en fauna wet wat wil zeggen dat de vogels niet opzettelijk verstoord mogen worden.
De kauw is ook geen populaire vogel. Hij houdt van veel soortgenoten om zich heen waarbij luidruchtig met elkaar wordt `gekauwd`. Ze kennen een soort taal met bepaalde geluiden voor verschillende situaties.
In de winter krijgen ze gezelschap van de Noordse kauw, die een grijzere buik en een lichtgrijs vlekje in de nek heeft.
Kenmerkend is dus zijn grijzige kuif en nek en de witte rand om zijn oogjes. Je ziet hem vaak zoeken in afval, bv in of uit een vuilnisbak klimmend.
(plaatje wikipedia)
Dan is er nog de EKSTER.
Een luidruchtige nestrover en dief die overdag nesten leeghaalt. Hij wordt tot 51 cm lang inclusief zijn 20 tot 30 cm lange staart. Spanwijdte is tot 60 cm.
De kop, nek en borst zijn zwart, met een groenblauwe glans,de buik en schouders zijn wit. De vleugels en staart zijn weer zwart, meestal met een groene glans. Ook de poten en snavel zijn zwart zonder glans.
Hij blijft meestal zijn hele leven bij dezelfde partner. Buiten broedtijd leven ze in grote groepen.
Het is een alleseter. In de lente en de zomer eet hij t liefst ongewervelden (kevers, emelten, rupsen). Ook huishoudelijk afval (vleesresten, kaas, brood, deegwaren) staat jaarrond op het menu. In de herfst wordt het dieet aangevuld met vruchten, in de winter en het voorjaar met zaden (graan, peulgewassen, eikels, noten). Het hele jaardoor eet hij van karkassen van verkeersslachtoffers. Hij rooft ook regelmatig eieren en jongen van andere vogels, vooral om er hun eigen jongen mee te voeden.
Je ziet hem overal: in de stad, in agrarische gebieden, in bossen en ook in struikgewas. Je ziet ze veel in bomenrijen of geïsoleerde, hoge bomen.
Hij is niet bedreigd.
Bijzonderheid: voor de komst van pesticiden werd de ekster door land- en bosbouwers als een nuttige vogel gezien. Eksters stonden immers in voor verdelging van engerlingen, ritnaalden, veldmuizen en andere voor de land- en bosbouw schadelijke organismen.
(plaatje wikipedia)
De BONTE KRAAI.
Hij is even groot als de zwarte kraai. Hij heeft zilvergrijze veren op zijn achternek, mantel en aan de onderkant. De staart is net als die van de zwarte kraai afgerond, de klauwen en snavel zijn ook zwart.
Hij maakt zijn nest hoog in de bomen.
Het is een alleseter: hij eet aas, insecten, kleine zoogdieren, slakken en zelfs aangespoelde zeedieren. Ook menselijk afval wordt graag uitgeplozen.
Je ziet hem vooral in buitengebieden: op akkers, langs wegen en spoordijken.
Hij is beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn. Hij komt maar in beperkte mate voor in ons land.
(plaatje wikipedia)
Tot slot is er ook nog de HUISKRAAI.
Dit is geen inheemse kraai maar exoot uit Azië.
Hij houdt zich graag op in havensteden en verplaatst zich via schepen. Zo is hij ws ook in Nederland gekomen: in 1994 zaten de eerste drie vogels in Hoek van Holland.
De huiskraai lijkt op de kauw, heeft een donkergrijze hals en zwart gezicht, maar een langere snavel en meer grijs op de hals en buik. Zijn oog is zwart.
Ook zijn nest bevindt zich hoog in de bomen. Leeft in scoiale groepen om samen eten te zoeken.
Het is een alleseter: hij eet alles wat eetbaar is, van jonge vogels en insecten tot etensresten en aas.
(plaatje wikipedia)
En tot slot de GAAI.
Ookwel de Vlaamse gaai genoemd, is de meest gekleurde kraai in ons land met zijn opvallend blauwe vleugels. Hij wordt tussen de 32 en 35 cm lang van snavelpunt tot staartpunt. Zijn spanwijdte is tussen de 54 en 48 centimeter.
De rug, buik en borst zijn licht roodbruin. De stuit is helder wit, de baardstreep zwart. De staart is grijs en de kop is wit met zwarte strepen. De vleugels zijn blauw met zwart. De irissen van deze vogel zijn blauw. Hij kan zijn kruin rechtop zetten.
Je ziet ze alleen in de buurt van bomen, vnl eikebomen omdat hij t liefst eikels eet. Deze verzamelt hij, en verstopt hij. Hij pakt ze in zijn snavel, of hij stopt ze in zijn keel. Daarna duwt hij ze in een zacht stukje grond. Veel van deze eikels vergeet hij, waardoor hij een belangrijke verspreider is van eikenbomen. Daarom heeft hij ook de naam `grote bosbouwer’ gekregen. Verder eet hij ook insecten, zaden en fruit.
Hij wordt niet bedreigd.
De gaai heeft een slechte naam als een nestrover. Hij zou eieren en jonge vogels eten. Dit doet hij echter niet zo veel als mensen denken.
plaatje wikipedia
Als laatste ga ik nog vertellen welke geluiden ze maken, daaraan kun je ze ook herkennen..
Een kraai kraait niet.......een haan die kraait! Een kraai krast, en een kauw kauwt.
Om het maar even gezegd te hebben. Maar we hebben een kort geheugensteuntje:
De meeste mensen vinden de kraaiachtigen maar kabaalmakers. Jagers en boeren moeten de kraaien ook niet. Ze noemen de zwarte kraaien "zwartrokken" die maar dood moeten. Ze zijn ook wel brutaal, druk en luidruchtig. Maar ze ruimen dode dieren en afval op, en eten ook schadelijke insecten. Ze ruziën veel, maar kunnen ook niet zonder elkaar.
Bovenal zijn ze gezellig, slim, en de meest menselijke vogels van het dierenrijk. Daarom moeten we geen afkeer van ze hebben maar juist bewondering. Nu ik meer van ze weet heb ik dat ook. Dat wil niet zeggen dat we ze dan maar als huisdier moeten gaan houden!!!
Jonge kraaiachtigen vallen vaak uit het nest en worden dan door mensen meegenomen en grootgebracht. Echter jonge kraaiachtigen zijn erg gevoelig voor inprenting; een proces waarbij de vogel zich op mensen richt en deze als soortgenoot erkent. Dit zorgt voor problemen wanneer de vogel ouder wordt. Deze vogels identificeren mensen als mogelijke partner en kunnen geen band meer aangaan met soortgenoten. Als deze kraaien worden losgelaten zullen ze mensen blijven opzoeken en mogelijk zelfs aanvallen wanneer zij geen reactie terug krijgen. Breng ze daarom liever naar een vogelopvang. Zij plaatsen ze ze snel mogelijk bij soortgenoten om inprenting te voorkomen en waarbij zo min mogelijk met ze wordt gesproken.
Hoe gaat het nu met de kraaiachtigen in ons land?
De raaf was eeuwenlang een broedvogel die overal in ons land voorkwam. In de jaren twintig van de vorige eeuw is de raaf echter volledig uitgeroeid in ons land. Dat gebeurde door jagers, die hun hazen en fazanten wilden beschermen tegen raven, en door schapenboeren. En ook door bijgeloof: men dacht dat ze ongeluk brachten. Daardoor nam de soort dramatisch snel in aantal af. Rond 1900 was de raaf zeldzaam. In 1969 is geprobeerd om de raaf in Nederland te herintroduceren, met vogels uit Duitsland. Die poging slaagde en sinds 1976 broeden raven weer in Nederland, voornamelijk op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Nu broeden er 90 paartjes in ons land.
Met de zwarte kraaien gaat het ook goed in ons land. De afgelopen 30 jaar is het aantal verdrievoudigd. Ze profiteren van het enorme aantal verkeersslachtoffers langs onze wegen. In dichte bosgebieden is het aantal veel lager doordat havik en buizerd daar voor een stevige predatiedruk zorgen.
Het aantal roeken ging in de jaren 50 en 60 hard achteruit door vergiftiging, afschot en verstoring: er waren nog 10.000 broedparen (komend van 50.000). In 1977 werd de roek wettelijk beschermd, en dat zorgde voor een spectaculair herstel tot opnieuw zo’n 50.000 broedparen nu. De meesten zijn te vinden ten oosten van de lijn Groningen-Breda.
De bonte kraaien verlieten aan het begin van de 20e eeuw met enorme aantallen hun noordelijke broedgebieden om zuidelijk temidden van hun zwarte soortgenoten te overwinteren. Ieder najaar trokken ze vanuit de broedgebieden in Fenno-Scandinavië en Rusland naar West-Europa en dus ook ons land om er te overwinteren. Vanaf de jaren 70 het hun aantal sterk afgenomen. Verondersteld wordt dat de Scandinavische vogels noordelijker zijn gaan overwinteren als gevolg van verrijking van de Noord-Europese landbouwgronden en een milder klimaat en dus de bonte kraai in de winter binnen het eigen broedgebied voldoende voedsel vinden. De enkele exemplaren die nu in België en Nederland overwinteren worden vooral in het Noorden van Nederland aangetroffen. Dus hier zullen we ze niet zien.
De eerste Huiskraaien in Nederland, gearriveerd in 1994 en broedend vanaf 1997, waren vermoedelijk afkomstig uit Egypte en zijn met een schip meegereisd. De aantallen namen toe tot rond 25 exemplaren (2009). De verspreiding blijft tot nu toe (nagenoeg) beperkt tot Hoek van Holland. Ook die zien we hier dus niet.
Sinds 1975 neemt het aantal Vlaamse gaaien toe als broedvogel en heeft hij zich uitgebreid over het westen en noorden van ons. Houtsingels, (recreatie)bos en groenvoorzieningen zorgden voor goed leefgebied. In het oosten en zuiden bleven de aantallen en verspreiding ongewijzigd. Vanaf 1990 zijn er geen significante aantalsveranderingen geweest.
Het aantal eksters in ons land is vanaf halverwege de jaren 1980 flink afgenomen. Deze afname stabiliseerde rond het jaar 2000 en sindsdien is het aantal vrijwel stabiel.
Zo, dit was mijn blog over de kraaiachtige vogels.
Met dank aan bnnvara, vogelbescherming, dierennatuurinfonu, tuinendieren, natuurpunt.be, natuurenbos.be voor alle informatie.
Mijn eigen foto's:
nog uitwerken, wordt vervolgd