http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/2018/06/op-zoek-naar-vlinders-en-libellen.html
http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/2018/03/de-stilte-van-de-mist.html
Vorig weekend was daar een grote natuurbrand ontstaan. Er gingen al een tijdje waarschuwingen uit om voorzichtig te zijn in de natuur vanwege de aanhoudende droogte en warmte (gem. 28 graden) van de laatste weken. Maar ik was onaangenaam verrast dat juist hier, waar ik vaker geweest was, die brand had gewoedt.
Naast de spoorlijn van de ‘IJzeren Rijn’ aan de Fabrieksstraat was zondag 1 juli j.l. brand uitgebroken op de heide. De brand is ws ontstaan doordat een stukje gras had vlam gevat. De brand was door piloten ontdekt die vanaf Kempen Airport in Budel vlogen. De locatie, die op dat moment nog maar een klein rookpluimpje was, werd meteen doorgegeven aan de verkeersleiding. Die gaf het vervolgens door aan de autoriteiten. Door de extreme droogte van de afgelopen weken en de wind breidde het vuur zich snel uit. Er werd dan ook snel opgeschaald naar grote brand. De rookontwikkeling wat tot in de verre omgeving te zien. De brandweer van Weert werd ook opgeroepen om bijstand te bieden.
Rond 18.00 uur had de brandweer het vuur onder controle. In samenspraak met de eigenaar van het natuurgebied werd het verbrandde gebied ter grote van circa 10 hectare afgeblust. Er zijn in totaal 8 blusvoertuigen ingezet door Brabantse en Limburgse brandweer. Er werden 3 pelotons stand-by gezet om snel in te kunnen zetten indien dat nodig was. Vier waterwagens en een waterwagen van de brandweer Weert stonden stand-by.
De brand heeft nog enige tijd stankoverlast veroorzaakt in de directe omgeving. Samen met de eigenaar van het terrein deed de brandweer er alles aan om dat te beperken. Daarvoor had de terreinbeheerder loonwerkers ingezet die met waterwagens de brand verder afblusten.
En vandaag zag het er dus zo uit: een trieste aanblik van wat eens zooo mooi was:
Het hele gebied tussen de sloot, het spoor en de Fabrieksstraat is verwoest:
Ook delen van de oever zijn zwartgeblakerd:
De eens mooi groene bomen zijn nu zwart:
Een welke nog een beetje kleur hadden zijn door de droogte nu ook nog eens kleurloos:
In de droge grassen langs de oever waren hier en daar nog insecten te vinden:
Zoals deze larve van het lieveheersbeestje in de zgn. pre-pop-fase:
De grijze larven die uit de eitjes zijn gekropen beginnen direkt te eten, nl. bladluis en de niet-bevruchte eitjes. Al snel gaan de larven, die in eerste instantie dicht bij elkaar blijven, elk hun eigen gang, ze zwermen uit op zoek naar eten.
Het is onvoorstelbaar hoe onverzadigbaar ze zijn. Omdat hun huid niet meerekt doorlopen ze 5 vervellingsstadia waarbij de huid wit wordt. Ze kruipen dan uit hun huid en eten verder.Als de larven groot genoeg zijn, zoeken ze een plekje op waar ze de laatste vervelling ondergaan en zich tegelijkertijd verpoppen. Ze zetten zich vast aan hun achterlijf, en lijken regelmatig op en neer te buigen. Deze laatste vervelling duurt best lang, soms meer dan een dag. Het achterlijf kleurt vanuit het midden oranjesig, en daarna "barst" de larve uit zijn vel. Het afstropen van de huid gaat enorm snel! Overigens blijft de oude huid als een soort propje hangen bij het achterlijf. Eerst zal de pop geel zijn, langzaam kleurt hij daarna donkerder.
Een jonge pop van ws. het 7-stippelig lieveheersbeestje:
Laatste pop stadium van het lieveheersbeestje; uit de pop zal weldra een lieveheersbeestje kruipen:
Dit is een wants, en wel de Gewone pantserwants ( (Eurygaster testudinaria ):
Hij leeft vooral op grassen, russen en zeggen zoals hier. De wants kan allerlei kleurschakeringen van lichtbruin, grijsbruin, geelgrijs, donkerbruin tot roodbruin. De tekening bestaat uit lichtere, brede dwarsstrepen op de rug, maar dat is niet altijd even duidelijk, maar die van de foto is een veel voorkomende verschijningsvorm. Gezien de lichte kleur is het een vrouwtje. Een goed kermerk van de soort is het verzonken voorste deel van de tylus. Dat is de verdikte streep in de lengte midden over de kop, met aan weerszijden de wangen.
Opvallend is dat het gehele achterlijf wordt bedekt door het scutellum. Dat is op deze foto goed te zien. Deze grote vorm van het scutellum, waaronder de vleugels verborgen zitten, is bij andere schildwantsen meestal meer taps aflopend naar de achterkant. Bij de meeste wantsen is het slechts een kleine driehoek.
Hij wordt 9-11 mm groot.
De volwassen wantsen overwinteren. De vrouwtjes leggen eieren in het voorjaar aan de onderzijde van de bladeren. Na een paar weken komen de eieren uit en verschijnen de jonge nimfen. Na vijf vervellingen, zijn ze in juli, augustus volledig ontwikkeld en klaar om te overwinteren in de strooisellaag.
Deze mooie vlinder is Kleine vuurvlinder ((Lycaena phlaeas):
Het is een vlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes. De bovenkant van de voorvleugel is oranje met onregelmatige zwarte vlekken en een bruine rand. Aan de onderkant is de tekening vergelijkbaar, maar met een licht grijsbruine bruine rand en lichter oranje. De achtervleugel is aan de bovenkant bruin met wat zwarte vlekken en een oranje veld bij de achterrand. De onderkant is licht grijsbruin en heeft een heel onduidelijke tekening: hieraan is de soort in Europa gemakkelijk van andere vuurvlinders te onderscheiden.
Het verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke exemplaren is niet zo groot: aan de onderkant zijn de zwarte vlekjes op de voorvleugel van het vrouwtje groter en meer ongeordend.Met een voorvleugellengte van rond de 13 millimeter is de kleine vuurvlinder een vrij kleine vlinder. De vliegtijd is van maart tot en met oktober, in twee of drie jaarlijkse generaties. De grootste aantallen vlinders worden gezien in augustus en september.
Een dode waterjuffer, ws per ongeluk in een spinnenweb belandt:
Komt bij mij meteen de vraag op hoe lang waterjuffers eigenlijk leven.
Libellen leven als larve één of enkele jaren onder water, voordat ze een imago worden. Imago's worden afhankelijk van de soort en de weersomstandigheden maar een paar weken tot enkele maanden oud. Juffers leven gemiddeld korter dan de echte libellen. De bruine en noordse winterjuffer vormen hierop een uitzondering. Dit zijn de enige twee soorten in Nederland die als imago overwinteren, waardoor ze zo'n acht maanden oud kunnen worden. In de korte tijd die libellen hebben als imago, moeten zij jagen, geslachtsrijp worden, een partner vinden, paren en eitjes afzetten. De meeste libellen sterven enkele dagen na de voortplanting.
Het is echt heel indrukwekkend en tegelijkertijd triest om te zien: zo is het nu:
en zo was het op dezelfde plek op 5 juni j.l.:
Door de droogte staat er bijna geen water meer in de sloot:
Op de achtergrond ligt de spoorlijn:
Hoe dichter ik de spoorlijn naderde, hoe zwarter het was:
En het is bijna ontdenkbaar dat de oevers nog zo groen waren en de bloeiende bloemen nog enigzins voor wat kleur zorgden:
Een hommel is wanhopig op zoek naar wat zoets:
Maar veel stuifmeel of nectar is hier niet meer te vinden:
Hier is goed te zien hoe groot het afgebrande gebied is:
De aanhoudende droogte heeft veel grassoorten doen verbleken, alhoewel er toch ook nog vrij groene oeverbegroeiing was; foto-technisch gezien vormt het wel een mooi contrast met de rest:
Aan de linkerkant van het pad staan beukennoten: die groeien hard:
Een beuk produceert eigenlijk maar om het jaar beukennootjes. Maar als alle maanden vanaf mei (ruim) boven de gemiddelde temperatuur liggen is het niet onwaarschijnlijk dat de beuken ook volgend jaar weer beukennootjes zullen bevatten. Maar de boom kan dan wel uitgeput raken: het kost veel energie waardoor de boom zelf minder hard kan groeien.
Laag waterpeil in de sloot, en weinig libellen meer te zien:
Kijkje richting startpunt (Fabrieksstraat):
Kijkje richting spoorlijn (links het wandelpad):
Af en toe hoorde ik een kikker in het water plonsen, maar ze hebben zo'n goede schutkleur: ik zag ze niet:
Eenden rustplek:
"Doods" kun je wel zeggen:
Dan toch nog een paar "echte" libelles gezien. Ze zaten niet aan de waterkant maar in het gras of struiken aan de kant van het bos. Dit is de Gewone oeverlibel:
En YESS, toen zag ik deze mooie rode heidelibel: met zijn rode blozende toet is hij onmiskenbaar te herkennen:
Maar ja, er zijn 2 soorten: is het nu de Steenrode heidelibel of de Bloedrode heidelibel: de determinatie is keimoeilijk. Kijk hier maar eens:
Daarom heb ik hem maar aangemeld bij Waarnemingen: die zeiden al: goede foto gewenst!!! Of deze goed genoeg is.....??? Jawel, Waarnemingen vond het een goede foto en corrigeerde het: ik dacht dat het de Steenrode heidelibel was, maar het is de Bloedrode heidelibel: een mannetje, want die zijn rood, de vrouwtjes zijn bruinachtiger:
De Bloedrode heidelibel is een algemene soort en leeft als larve in stilstaand of zwakstromend, voedselrijk water vooral op zandgronden. De bloedrode heidelibel is vaak samen te vinden met de steenrode heidelibel. Je kunt de bloedrode heidelibel zien in juni en tot eind oktober met een piek half juni tot begin september.
Een kenmerk voor de bloedrode heidelibel is de ‘obeliskhouding’. Bij warm weer strekt de libel het achterlijf omhoog. Dat is bij deze op mijn foto niet het geval helaas....De zonnestralen hebben zo minder aanrakingsvlakken op het lijf van de libel en daardoor wordt oververhitting voorkomen. De jonge mannetjes zijn niet meteen rood maar zien erin het begin uit als de groene vrouwtjes. De bloedrode heidelibel lijkt andere 2 heidelibellen maar wil ook gemakkelijk met de vuurlibel verward worden door de kleur en het knotvormige achterlijf.
https://dier-en-natuur.infonu.nl/dieren/135651-drie-soorten-rode-heidelibellen-determineren.html
Dat geldt ook voor deze 'groene "toet: zo te zien heeft hij of zij wel een hangsnor:
Ik denk dat dit de Bruinrode heidelibel is, ook hem heb ik bij Waarnemingen aangemeld. En al heb ik nog zo zorgvuldig zitten determineren: ik had het niet goed: dit is de Bloedrode heidelibel volgens Waarnemingen. Je ziet hoe moeilijk dat het determineren kan zijn. Het is wel een vrouwtje!
Wat een koppie he! Ik krijg altijd het gevoel dat die beestjes naar me lachen. Toen ik met mijn lens dichtbij kwam zag ik zijn grote ogen heen en weer rollen, hij volgde alles! Dat is zoooo leuk om te zien.
Vlak voor de spoorlijn heeft het vuur ook aan de linkerkant (het bos) grip gekregen en is een stuk bos verbrand:
Maar blijkbaar heeft men dat redelijk snel weten te blussen:
Het zand leek zelfs zwart:
Alleen het onderste deel van de bomen was zwartgeblakerd:
Close-up van verbrande bast:
Zwart zand:
Verbrande denneappel:
Wat een sombere aanblik:
Hier naast de spoorlijn zou je zo op het verbrande gebiede kunnen lopen. Als je zo dichtbij bent heeft dat toch wel impact.
Het zwart staat in schril contrast met het droge gras langs de slootkant:
Hier steekt hier en daar weer een groen grassprietje zijn kop boven de grond:
En...je ziet het bijna niet door zijn goede schutkleur: een kleine sprinkhaan. Sprinkhanen zijn ook niet al te makkelijk te determineren:
Je moet bij het determineren niet afgaan op de kleur. De kleur zegt bij veldsprinkhanen namelijk heel weinig. Belangrijke determinatiekenmerken zijn de vorm van het halsschild, de vleugels, de eilegkleppen en natuurlijk het geluid. Alleen de volwassen dieren kunnen met zekerheid gedetermineerd worden, dus is het bij het determineren belangrijk om vast te stellen of je te maken hebt met een imago (volwassen dier) of een nimf.
Hierbij zijn er twee belangrijke kenmerken. Ten eerste de aanwezigheid van een vleugeltje. Nimfen hebben nog geen vleugels en de rand van hun halsschild is breder dan die van het imago. Het tweede kenmerk is de aanwezigheid van een 'hakkel' in de kiel van de achterdij. Bij nimfen loopt de kiel van de achterdij helemaal recht en bij het imago niet.
Het lijkt mij een nimf (nog niet volwassen) Veldsprinkhaan.
Zo zielig: ze eten meest grassen, en die zijn hier nu niet meer; hij zal dus moeten uitwijken naar een ander gebied. Ik vraag me af of ze dat beseffen.....of dat ze een langzame hongerdood tegemoet gaan. In het droge gras zaten er ook:
Wat een goede schutkleur hebben ze:
Gras- en heidevelden herstellen zich echter redelijk snel. Na een maand of drie zie je daar niets meer, zegt een schadeexpert van Interpolis. Maar er kan ook onzichtbare ecologische schade ontstaan door het bluswater. Doorgaans is dat oppervlaktewater waarin allerlei verontreinigingen kunnen zitten die schadelijk zijn voor het bodemleven en de vegetatie. Specifieke planten en mossoorten zie je soms niet meer terugkomen. De tijd zal het leren.
Vreemd genoeg staat hier en daar nog een groen plukje:
Blik vanaf de spoorlijn:
De libelles die ik zag zaten niet boven het water van de sloot maar in de struiken aan de overkant tegen de bosrand aan. Of dat nou komt door de brand, dat ze daar naartoe zijn gevlucht????
De mooie Bloedrode heidelibellen:
Libellen zijn echte zonaanbidders: de meeste soorten vliegen rond als de zon schijnt. Ze zijnkoudbloedig en hebben ze de zon nodig om op te warmen en actief te worden. Als het regent verstoppen ze zich en kunnen dus niet op zoek naar prooi. Maar soms kan het te warm zijn en dan zie je ook weinig libellen, want dan zitten ze in de schaduw om oververhitting te voorkomen.
Paar leuke vergezichten vanaf het spoor:
Toen hoorde ik het geluid van buizerds; ik keek in de lucht en zag een koppeltje zweven; had ik nu maar een telelens:
Ik verliet de plek des onheils en liep nog een rondje door het bos. Alles was er kurkdroog en deed bleek aan:
Normaal staan hier modderplassen:
Nog even een blik richting heidebrand:
Ik naderde het einde van het bosje en kwam uit op de Heuvel (doorgaande weg) waar dit voormalige electriciteitshuisje (?) stond:
de Heuvel:
Droge berm, rechts een spoorlijn:
Daar staat mijn auto haha:
Oeffff....wat was het hier heet, je voelde de hitte van het asfalt omhoog stijgen:
Vliegtuigjes van Airport Budel vliegen regelmatig over en weer:
De mooie Wilde peen:
Schermbloemen zijn er in veel soorten. Het determineren is nog niet zo eenvoudig. Wil je het leren, kijk dan hier:
De Kleine rode weekschildkever (ofwel het kleine soldaatje) welke een voorkeur hebben voor de Wilde peen:
Ze voeden zich met bladluizen en nectar. Ze zijn sterk giftig en hebben rood-zwarte waarschuwings kleuren. Omdat ze weinig van vogels te vrezen hebben paren ze in alle openheid, met name bovenop schermbloemen:
De mooie grote bloemen hadden nog meer bezoekers:
Maar hoe kwam ik nou te weten welke nimf van welke wants dit is? Ik ging zoeken op voorkeur voor de Wilde peen en kwam uit bij de Piamawants, ik ga er maar van uit dat dat 'm is:
En de Zwarte bosmier:
Het bos is hier wel nog weelderig groen:
De bermen daarentegen zijn helemaal uitgedroogd:
De berm aan de rechterkant waar de spoorlijn in ligt is ook kurkdroog; in deze uitzonderlijk droge tijd kunnen vonkjes die een langsrijdende trein veroorzaken een bermbrand doen ontstaan:
En weer terug bij mijn auto, ik was blij toe, want het laatste stuk over het asfalt viel me zwaar vanwege de hoge temperaturen:
Later las ik op internet dat je beter je auto in de schaduw kunt zetten, logisch natuurlijk, maar dat kon hier niet.
Het was een wandeling met gemengde gevoelens vandaag. Ik heb mooie dingen gezien maar het zien van het afgebrande stuk heide wat eens zo mooi was maakte wel indruk. Ik hoop dat alles zich snel herstelt, en dat er niet al teveel dieren en insecten zijn omgekomen.
Video-tje van de brand op Youtube
Voor foto's van de brand en bluswerkzaamheden:
Geen opmerkingen:
Een reactie posten