maandag 24 september 2018

Wandeling de Banen en Sarsven Nederweert Eind

Vandaag ben ik een wandeling gaan maken bij het Sarsven en de Banen in Nederweert Eind. Ik had gehoord dat het er erg mooi moet zijn.
Nederweert is gelegen aan een driesprong van kanalen: de Zuid-Willemsvaart, de Noordervaart en het kanaal Wessem-Nederweert komen elkaar vlak bij Nederweert tegen. De kanalen zorgden in vroegere tijden voor de afvoer van de turf uit de Peel.
Ik vertrok in de regen maar gelukkig scheen al gauw de zon, en toen ik huiswaarts keerde na 21/2 uur regende het weer. Had ik toch mooi even mazzel vandaag. Ik had geen idee waar de startplaats was voor het begin van een mooie wandeling. De auto geparkeerd op de Banendijk bij een plek waar je een mooi uitzicht had op het vennengebied: hier liep ik het gebiedje binnen en ik zou wel zien waar ik uit zou komen:

Afbeelding streetvieuw google maps:






Eerst even wat historische informatie over dit bijzondere gebied.
Sarsven en De Banen zijn een Habitatrichtlijngebied van Natura 2000: een europees ecologisch netwerk die natuurlijke habitattypen en habitats van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige stand moeten houden of in voorkomend geval moeten herstellen.
Het is gelegen in ten zuidoosten van het dorp Nederweert. Het gebied wordt globaal begrensd door de kern Nederweert-Eind, het kanaal Wessem-Nederweert, het bosgebied Wellenstein en de Leveroyse dijk, zie ondeerstaande afbeelding:


afb. ontwerp natuurbeheerplan natura 2000 Sarsven en de Banen

Historische kaart uit 1840 :


Hierop is te zien dat van de 4 deelgebieden (de Banen, Sarsven,Vlakwater en Schoorkuilen) het Vlakwater het meest omvangrijke gebied was en een moeras vormde. Het Sarsven was een relatief klein natuurgebied, maar de Banen en Vlakwater vormden toen een groot, vrijwel aaneengesloten natuurgebied, waar de weg Banendijk toen en nu nog steeds doorheen liep.

De Peelregio, waartoe deze 2 vennen behoren, was ooit bekend om zijn ondoordringbare venen en moerassen. Ze zijn ontstaan is na de laatste ijstijd. Door de tijd heen vormden de Maas en de wind dit gebied. Uit bodemvondsten (schrabbers, spitsen en stekers) blijkt dat hier 10.000 jaar voor onze jaartelling de zogenaamde “elandjagers” op hun trektochten om het wild te volgen dit gebied aandeden. Bodemvondsten zoals potscherven uit diverse culturen en asurnen die in dit gebied gevonden zijn vertellen ons dat 8000 jaar voor onze jaartelling zich hier mensen gevestigd hebben. In de laatste eeuwen hebben onze voorouders deze gronden ontgonnen en de gevormde veenlagen ( zie voorgaand pdf voor geschiedenis van het veen) weggehaald als turf om hun huizen mee te verwarmen.

De ontvening van het gebied begon waarschijnlijk in de middeleeuwen. Tot in de 20e eeuw werd de turfwinning voortgezet. Zo ontstonden vennen en plassen die weer andere doeleinden kregen. Er lag als het ware een ‘parelsnoer’ van vennen tussen de Kleine moost en de Moeselpeel.
Op de oevers groeide plaatselijk Gagel, vroeger belangrijk voor het bereiden van bier. Mattenbies en Riet (Sarsven) dienden respectievelijk om zittingen van stoelen te maken en daken mee te bedekken. De vennen, die van nature periodiek droogvielen, werden rond 1300 aangesloten op het regionale wateraanvoer- en afvoerstelsel. Wateraanvoer werd mogelijk, en hierdoor ook het gebruik als visvijver. Ook werden de hier levende medicinale bloedzuigers benut.
De vennen en plassen in de regio werden echter op grote schaal droog gelegd. Uitgestrekte landbouwgebieden zoals het Vlakwater zijn daarvan het resultaat. Ook door demping verdwenen vennen.

De ontwikkelingen gingen door; steeds meer vennen werden drooggelegd en de Peelregio werd omgevormd tot landbouwgrond. Toen in 1920 het kanaal Wessem-Nederweert werd gegraven waarbij  het vrijkomende zand werd gestort in het gebied van de Schoorkuilen en omgeving, betekende dat bijna het hele  gebied daardoor landbouwgrond werd. Toen was er al voorspeld dat daardoor in dit gebied voor Nederland zeldzame planten verloren zouden gaan.

De moerassen zoals het Sarsven en De Banen werden gespaard inclusief de soortenrijkdom die dit gebied kenmerken. Maar ze werden van water voorzien via beken vanuit het kanaal. De opkomst van de kunstmest zorgde bovendien dat het water in de beken steeds voedselrijker werd waardoor Sarsven en de Banen steeds verder verzanden en dicht dreigden te groeien. Desondanks konden zich hier rijke flora en fauna ontwikkelen maar ook gingen de kenmerkende planten en dieren van het oorspronkelijke heidelandschap verloren. Het moest anders.

In 1940 kocht het Limburgs Landschap een deel van het Sarsven, het eerste gebied dat ze in eigendom kreeg.
Pas in 1968 volgde de Banen, dat als eerste in 1992 is hersteld en in 1998 naar het noorden uitgebreid. Het ven werd losgekoppeld van watertoevoerkanalen zoals de Rietbeek gelegen ten oosten van De Banen, en de Noordervaart, via
de Hulsenlossing; deze voerden te voedselrijk water aan. Er was daardoor geen sprake meer van oppervlaktewater contact tussen de Rietbeek en De Banen. In het algemeen is de waterstand in De Banen hoger dan de Rietbeek waardoor er geen sprake kan zijn van een negatief infiltrerend effect van voedselrijk Rietbeek water richting De Banen. De Banen watert af richting het Sarsven. Door de venherstelwerkzaamheden fluctueert de waterstand in De Banen tegenwoordig meer op natuurlijke wijze. In de winter wordt het ven mede gevoed door kwelwater. In warme, droge zomers kan het ven voor een deel droogvallen, zoals ook te zien is op mijn foto's. De aanwezige pomp dient een langere droogval te voorkomen en kan gebruikt worden om kalkrijk grondwater in het gebied te pompen om verzuring tegen te gaan. Ook de zuidelijk gelegen vennen van de Schoorkuilen zijn recentelijk deels hersteld ten behoeve van het habitattype zwakgebufferde vennen.

In 2008 kwam het Het Limburgs Landschap in bezit van het Sarsven.  Na bewustwording en een uitgebreide studie werd in 2009 gestart met de herinrichting van het Sarsven die werd vastgelegd in Natura 2000.
In oktober 2012 is het zgn  Inrichtingsplan Sarsven en de Banen van start gegaan. Dit mooie project had een begroting van maar liefst 11,5 miljoen euro.

En had een aantal doelen:

1. Realisering Nieuw Limburgs Peil : verdroging tegengaan
2. Realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS)
3. Herstel van vennen
4. Maatregelen t.b.v. soortenbescherming
5. Verbeteren van de landbouwstructuur
6. Recreatieve routestructuren
7. Ecologische verbindingszone realiseren
8. Zichtbaar maken cultuurhistorie

zie: www.sarsvenendebanen.nl/pages/natuur.aspx voor uitgebreidere info
Bekijk ook de diverse tabs bovenin op de website!!

Want Sarsven en de Banen waren een gebied met een grote tegenstelling tussen natuur en landbouw. Sarsven, de Banen, Schoorkuilen, de Zoom en de Kleine en Grote Moost zijn Peelrestanten met een hoge natuurwaarde. Vooral de aanwezige flora is bijzonder. Daarom genieten deze gebieden dan ook de nodige bescherming vanuit wet- en regelgeving. De natuurgebieden hebben vooral baat bij voedselarm water en een ondiepe grondwaterstand.
Naast water spelen er hier meer problemen: de natuurgebieden zijn klein. Ook zijn er nauwelijks goede verbindingen tussen de natuurgebieden, waarover dieren en planten zich kunnen verspreiden.

Doelstelling van het project was het verwerven van de percelen die zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en zodanig in te richten dat er kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden ontstaan. Daarnaast moesten er verbindingen tussen de natuurgebieden komen. Daarvoor werd grond gekocht en ingericht als natuur. De verbindingen werden gemaakt in de vorm van smalle stroken, vaak gekoppeld aan waterlopen, of als stapstenen.
De meeste maatregelen zijn in de afgelopen jaren uitgevoerd. Medio 2017 werd alles afgerond en hebben de natuurgebieden een stevige kwaliteitsverbetering ondergaan. Het resultaat werd een prachtig parelsnoer van vennen, aaneengeschakeld door waardevolle natuur en landbouwpercelen.

https://www.bij12.nl/assets/Ontwerp-Natura-2000-BEHEERPLAN-Sarsven-en-De-Banen_def-23-jan-2018.pdf

Het gebied is gelegen in één van de laagtes die worden aangetroffen in de voedselarme zandafzettingen van het Middenterras van de Maas. Plaatselijk komen veenbodems voor, variërend in diepte. Het gebied als geheel bestaat naast deze vennen uit wilgen- en gagelstruweel, elzen- en berkenbroekbos en zowel
nattere als drogere graslanden. De kern bestaat uit de Banen, het grootste en best ontwikkelde, voedselarm ven. Het ven de Banen is op de juiste dieptes gebracht door alle ongewenste bodemaangroei te verwijderen. De vele tonnen slib werden na uitwatering naar andere gebieden verplaatst. De natuurlijke stroming in het ven weer is teruggebracht en het ven kreeg weer een open karakter.V erder is de voedselrijke bovenlaag afgegraven en kwam de voedselarme laag weer aan de oppervlakte. Daar bleken de oude zaden nog in te zitten, waardoor bijzondere soorten terugkwamen. In de 19e eeuw vond men hier nl. de meest zeldzame planten, met name planten uit het oeverkruidverbond. Het oeverkruidverbond is een zeldzame Europees beschermde plantengemeenschap, waar planten zoals waterlobelia, drijvende waterweegbree en biesvaren toe behoren. Van dit mooie kleine plantje kom je straks een foto van mij tegen. Enkele andere bijzondere soorten in dit gebied zijn kranswier, moerasherthooi, zonnedauw en, op diverse plekken in de uitgestrekte wilgenstruwelen de gagel. Noordelijk van de Banen werd enkele jaren geleden een met moerasbos dichtgegroeid ven hersteld met de naam Het Hoefijzer.


Westelijk van de Banen ligt het Sarsven en zuidwestelijk daarvan de vennen van de Schoorkuilen. Rondom de vennen liggen vochtige broekbossen. Het Vlakwater ten zuidoosten van de Banen bestaat uit een restant Elzenbroekbos.

Het totale gebied heeft een oppervlakte van 156 hectare en is grotendeels (> 95%) in eigendom van Stichting het Limburgs Landschap, een particulier en Waterschap Peel en Maasvallei. Het waterschap heeft de lossingen Ruwven en Rietbeek die het gebied doorsnijden in eigendom en beheer. De particuliere eigenaar in het gebied bezit een perceel grenzend aan en gedeeltelijk gelegen in het Sarsven.

Het belangrijkste is dus de nieuwe waterhuishouding waarvoor beken, zoals de Rietbeek zijn omgelegd zodat geen water meer vanuit het omliggende gebied naar binnen komt en de gescheiden afvoer van het overtollige water. Het Sarsven en de Banen krijgen nu alleen nog natuurlijk water, regenwater en het belangrijkste het eigen kwelwater.

De prehistorische vindplaatsen zijn ingepast; op mijn foto's zijn ijzeren monumenten te zien die zijn geplaatst op historische vindplaatsen. Daar heb ik ook foto's van gemaakt.

De herstelmaatregelen van de Banen zullen ervoor zorgen dat het ven weer groeit naar de oorspronkelijke omvang en zich als zwakgebufferd ven. Nu anno 2018 zijn al resultaten zichtbaar: verloren gewaande plantjes die zich afgelopen seizoen weer hebben laten zien. Het belooft dus veel voor de toekomst.
Sarsven en De Banen maakt onderdeel uit van het parelsnoer van Peelvennen. Dit strekt zich uit richting het grensoverschrijdende natuurgebied Kempenbroek, zodat natuurgebieden met elkaar worden verbonden.

Het voert te ver om hier uit te wijden over de geschiedenis van het veen en de vennen, al zou ik dat graag willen, het is zo mooi om de geschiedenis te weten van de plaatsen waar ik gewandeld heb. Maar hier vind je een heel mooi pdf over de geschiedenis van het veen in de Peelregio:


Het gebied zelf mag je hier niet betreden en is geheel omrasterd. Maar je had er wel een wijds uitzicht. Ik liep langs de omrastering tot ik een eindje verder aan de grens kwam en de omrastering naar links verder ging; rechts van mij lag een beek, wat na thuis gegoogled te hebben de Rietbeek bleek te zijn. Deze beek was op zijn oorspronkelijke plek een waterloop die voor de ontwatering (voedselrijk landbouwwater) van de aangrenzende landbouwpercelen moest zorgen. Daardoor verdroogde deze beek het omringende natuurgebied de Banen, waarvoor men juist een hoog waterpeil nastreeft met voedselarm water. Dat was dus funest voor veel zeldzame planten in en rond de vennen. In 2016 heeft men de Rietbeek verlegd zoals ze nu te zien is op mijn foto's. Daardoor is de natuur in het gebied uitgebreid.

Zo, genoeg informatie, dunkt mij. Maar ik vond het wel belangrijk. Met deze kennis kijk je anders naar de foto's.

Routekaartje gemaakt in google maps:


Slot op het hek, hier mag je het gebied niet betreden:


Maar hier wel: mooie borden van het Limburgs Landschap, die verschillende toegangsplaatsen bieden:


Mooi wijds uitzicht:


Hier staat een infobord: 


Info over het venherstel:


Bankje geplaatst door het Limburgs Landschap:


Het wandelpad voert je vlak langs de Banenweg en langs de omrastering: blik van links naar rechts:










Aha, daar kwam het ven in zicht, ik had het idee dat het ven oorspronkelijk veel groter zou moeten zijn maar dat het door de aanhoudende droogte voor een groot deel is drooggevallen:


Het paadje gaat nu een kleine bossage in:


Een mooi fris groen bosje, het paadje slingert er rustig doorheen, hier waren ook weer vogeltjes te horen en te zien, ze fladderden van boom naar boom, ik zag zelfs weer eens een boomklever:


Het paadje komt uit aan de rand van het bosje waar de Rietbeek ligt en een nieuwe stuw is geplaatst: zie op mijn routekaartje: waterregeling. Op de achtergrond de Banendijk. 


Dit is de nieuw aangelegde Rietbeek. De oude oorspronkelijke waterloop liep midden door het bosje waar ik hierna nog doorheenliep en is gedempt; de rode boog is de nieuwe stuw:


De nieuwe stuw:


De grondwaterstand in het gebied is verlaagd door grondwateronttrekkingen voor de landbouw (beregening), ontwatering buiten het Natura 2000-gebied en door de aanleg van de Rietbeek waardoor de oorspronkelijke oostoever van De Banen verloren is gegaan. Deze doorsnijding heeft de hydrologische relatie tussen het ven en het achterland aangetast. De beek heeft een drainerend effect, waardoor kwelwater afkomstig van het oostelijk gelegen infiltratiegebied versneld wordt afgevoerd en daarmee niet meer beschikbaar is voor De Banen. Kwelwater dat over de noord-westelijk van De Banen gelegen leemafzettingen afstroomt, wordt ook gedeeltelijk door de zijtak van de Rietbeek, de Ruwvenlossing, weggevangen. Het Sarsven, De Banen en de Schoorkuilen zijn nagenoeg hersteld. De herstelde (voedselarme) vennen zijn nog erg kwetsbaar omdat ze omringd worden door intensieve landbouwgronden. Deze gronden kennen een op de landbouw afgestemde waterstand, die een negatieve uitwerking heeft op het gebied. Daarnaast worden de vennen beïnvloed door voedselrijk water uit de omgeving. Door gronden rondom het gebied aan te kopen en in te richten als natuur wordt deze negatieve werking verminderd.


Over de aanleg van dit gedeelte heb ik mooie foto's gevonden, dat is mss ook wel leuk om te laten zien:






Kijk hier voor meer hele mooie foto's van de afgraving en aanleg in de Banen: : http://www.sarsvenendebanen.nl/pages/fotogalerij.aspx

Het is hier zo mooi:
Hier en daar zag je tekenen van de droogte van deze zomer maar over het algemeen viel het daar wel mee:


Er waren zelfs al tekenen van de herfst: hier groeiden zwammen niet alleen aan de buitenkant maar ook midden in de holte van een boomstobbe:






Halverwege het smalle gevarieerde bosje lag aan de linkerkant een paadje naar de kijkhut:


Met een mooi infobord erbij:


Dit bord vermeldt dat de omgeving van Sarsven en de Banen een van de belangrijkste Nederlandse vindplaatsen blijkt te zijn van bewoning uit de oude Steentijd (van 21/2 miljoen jaar tot 10.000 jaar geleden). Tijdens de opgravingen in de vorige eeuw en de recente natuurontwikkelings werkzaamheden werden vuurstenen en werktuigen aangetroffen die aantonen dat dit gebied bezocht werd door rondtrekkende jager-verzamelaars. De 13.000 jaar oude voorwerpen dateren uit een kortdurende warmteperiode van de laatste ijstijd. De jagers leefden van wild, vruchten en vis. Ze bedreven toen nog geen landbouw. Met pijlpunten gingen ze grote grazers te lijf: eland, edelhert, oerrund, wild paard. In het beekdal vonden ze vis, vogels zoals eenden zwanen en ganzen. Deze jagers kwamen veelal uit Duitsland en Noorwegen.
Dus sloegen zij hier vaker hun kampement op, op zoek naar voedsel wat er volop was. Ook van die kampementen zijn voorwerpen gevonden. Deze kampen lagen op de hoge oevers van het beekdal. De laagtes van Sarsven en de Banen werden gedurende duizenden opvolgende jaren steeds natter en groeiden dicht met veen.

voor meer info zie dit mooie pdf:

http://studylibnl.com/doc/1003776/de-archeologie-van-weert-nederweert-van-de-prehistorie-to...

Via een klaphekje kon je over een vlonder naar de kijkhut lopen; dat zal ws zogemaakt zijn omdat het hier wel eens behoorlijk drassig kan zijn;


 Om de plek te camoufleren zijn hier stronken van gerooide bomen geplaatst. Een mooi gezicht:


Je kan en mag hier verder ook het gebied niet op: het is een rustgebied:


In de verte een nog klein deel van het ven waar water staat:


Aan de rechterkant de begrenzing van de Banen, afrastering en er ligt een agrarisch bedrijf:


Heel leuk gemaakt dit:






Op enkele borden in deze grote hut kun je info vinden over de Peelregio, ooit bekend om haar ondoordringbare moerassen en venen. En wat het Limburgs Landschap in 25 jaar heeft bereikt. Door de grondwaterstromen zijn deze herstelde Peelvennen nu met elkaar verbonden. Zie ook de info aan het begin van deze blogpost.








De kijkhut is aan de voorzijde en opzij voorzien van enkele raampjes die je open vast kunt zetten. Zo kun je hier onopgemerkt door de vogels hen rustig bekijken op het ven en in oeverbegroeiing en mooie foto's maken:


Doordat een groot deel van het ven was drooggevallen en het water ver weg was kon ik de vogels niet fotograferen, want ik heb geen telelens. Maar dat was niet erg, ik genoot toch wel van het mooie uitzicht.


Het peelrestant de Banen bestaat uit een vengebied met een grote open plas omringd door een verlandingszone met rietmoerassen, berkenbroekbossen, elzenbroekbossen, soortenarme loofbossen met een matige droge ondergrond en graslanden. In 1992 is het oorspronkelijke ven gerestaureerd, waarbij verlandingsvegetatie is teruggedrongen en de directe aanvoer van oppervlaktewater dat naar het ven toeliep gestopt. Hierdoor stroomt er meer kwelwater het gebied in. In 1997 is het zanddek ontgraven en zijn er houtopstanden gekapt. Door de aanvoer van kwelwater en de neerslag is er een natuurlijke peilfluctuatie. Hiervan hebben een aantal zeer zeldzame planten geprofiteerd die behoren tot het Oeverkruidverbond.
Binnen het gebied liggen ook diverse vochtige tot natte graslanden waarvan enkele in overgang zijn naar moerasvegetaties. Aandachtsoorten zijn Waterlobelia en Kleine Egelskop. De Banen is een kerngebied voor aan water en moeras gebonden vogelsoorten zoals Geoorde Fuut, Grote Zilverreiger en Roerdomp. Het is tevens het leefgebied voor enkele prioritaire soorten uit het provinciale soortenbeschermingsplan.


Tijd om weer afscheid te nemen van deze prachtige plek:


Misschien nog even leuk om een paar foto's te laten zien van de aanleg van deze kijkhut. Ze staan hier : 

http://www.sarsvenendebanen.nl/pages/fotogalerij.aspx :


Hier kun je ook goed zien hoe groot het ven eigenlijk is als het vol met water staat:


Ook op google maps is de locatie van de kijkhut duidelijk zichtbaar:


Weer terug over het vlonderpad om mijn wandeling te vervolgen langs de afrastering:


Weer naar het klaphekje:


Vervolgens achter het klaphekje linksaf en verder langs de afrastering: rechts akkerland en de nieuwe Rietbeek en links van het pad begroeiing met daarachter de afrastering:




Nu de bloemen niet meer te zien zijn is het moeilijk te zeggen wat hier allemaal groeit:




Zeer weinig water in het ven:


In de Rietbeek staat ook niet veel water:


Maar heeft wel een rijke oeverbegroeiing:


Het Jakobskruiskruid:


De schattige bloem van de Rode klaver:


Zuring:


Het Fijnstraal:


Uitgebloeide fijnstraal:


Boerenwormkruid:




Typische Hollandse wolklenlucht:


De Rietbeek staat bijna droog, op de achtergrond een bloemrijke rand tussen de Banen en landbouwgebied:


Blik richting Banendijk:


Eind augustus is het begin van de bramentijd. De struiken hangen dan ook vol met bramen. Maar de bladeren van sommige struiken hebben bloedrode vlekken: een aantasting van de schimmel gewone braamroest die optreedt aan de bladeren van de bramenstruiken als het wat vochtiger weer is:  


Grappig: twee afgezaagde vertakkingen van een boom:


De berkenblaadjes lijken wel van zilver tegen de felblauwe lucht:


Nog een blikje op de nieuwe stuw in de nieuw aangelegde waterloop de Rietbeek:


Door de verlegging van de Rietbeek is de oostoever flink breder geworden. Door het afgraven van negen hectare veen, het plaggen van de oeverzone en het verwijderen van neergeslagen slib in het ven heeft de Banen niet alleen zijn oorspronkelijke grootte terug, maar ook de voedselarme omstandigheden. Hierdoor staat niets meer een ontwikkeling van waardevolle oeverbegroeiing in de weg. Een droom die in de Banen werkelijkheid kan worden is de permanente vestigingvan de grauwe klauwier. En die vestigt zich daar alleen als er veel te eten valt zoals kevers, bijen, hommels, kleine zoogdieren, hagedissen en jonge vogels. Volgende zomer ga ik beslist op zoek naar al deze beestjes.

En weer terug op de Banenweg: kijkje aan de overkant: dit is eigen terrein. Verderop lopen koeien in de wei:


De Banen is inderdaad omringd door agrarische gebieden:




Aan het eind van het bosje aan de zuidgrens van de Banen zag ik de loslopende paarden van dit gebied lopen. Ze verplaatsen zich over het hele gebied. Het is niet heel goed te zien door de dichte begroeiing maar ongeveer in het midden zie je er eentje:


Tot zover de wandeling bij de Banen. Het was heel erg mooi daar. En met alle informatie die ik heb opgezocht over dit gebied heeft het nog meer indruk op mij gemaakt.

Ik had besloten om niet helemaal om het ven heen te lopen maar per auto aan de zuidzijde zien te komen, of bij het Sarsven. Even rondgereden op het gevoel af en de auto geparkeerd aan de Visdijk net om de bocht bij een woonhuis en daar het bos in gelopen in de hoop bij het Sarsven uit te komen.

Zoals al enkele keren eerder vermeld maakt het ook het Sarsven oorspronkelijk onderdeel uit van een groot hoogveenmoeras wat grotendeels werd ontgonnen en waarvan dit ven ook is overgebleven, net zoals de Banen. Men noemt ze de zogenaamde Peelrestanten.

Het Sarsven is ook een Natura 2000 gebied. Het Limburgs Landschap en het waterschap Peel en Maasvallei hebben hier een aantal maatregelen uitgevoerd, bestaande uit het omleiden van het landbouw- en rioolwater naar de buitenrand van het natuurgebied, het opschonen van de waterbodem van het Sarsven en het deels verwijderen van de bestaande rietkraag. Deze nieuwe omstandigheden, met zwakgebufferd en aan wind blootgesteld voedselarm water met wisselende grondwaterstand, lijken geschikt voor een ontwikkeling van de soorten van het oeverkruidverbond aan de noord-oostoevers van het ven. Qua soorten is het gebied van belang voor de waterlobelia en de prioritaire soort drijvende waterweegbree. Daarnaast biedt het gebied potenties voor kleine ijsvogelvlinder en het heideblauwtje.
Het Sarsven heeft een grote landschappelijke waarde. Hierdoor biedt het ven goede kansen voor (extensieve) recreatie maar wel met vooropstaand behoud en ontwikkeling van natuurwaarden.

Afbeelding google maps van mijn wandelroute:


Ingang van het bos, foto streetvieuw google maps:


Even poseren bij het bord van het Limburgs Landschap:


Ik kreeg hier al meteen een heel prettig gevoel. Het was erg fris, groen, erg gevarieerd en weer totaal anders dan in de bossen waar ik al eerder ben geweest. Aan de linker kant akkers, volgens mij met gagel, aan beide kanten afrastering met gaas. Ik bevond me in het zgn verbindingsgebied tussen de Banen (links van mij) en het Sarsven (rechts van mij), al was dat hier aan het begin nog niet helemaal goed te zien. Want veel van de Banen was droog gevallen en het Sarsven lag niet zo dicht aan de bosrand. Zie google maps afbeelding:


Je kunt op deze google afbeelding al meteen zien dat er in het Sarsven veel meer water staat. Er liep een vastgelopen hoofdpad door het bos. Halverwege het bosje kon je af en toe een blik opvangen van het ven aan de rechterkant:



De uitzichten links van mij (gebied de Banen) waren wonderbaarlijk mooi:


Wat een kleurenpracht:


Ik vind het ook altijd leuk om van kleine details foto's te maken:


De twee gebeiden staan met elkaar in verbinding, ook hydrologisch gezien. Het linker deel ( de Banen) kan water afvloeien naar het rechter deel (Sarsven):


Halverwege het bosje was er een klein paadje naar rechts en kon je zien dat daar iets bijzonders was: er stond een bord en een hek en er was een wijds uitzicht: daar moest ik natuurlijk even gaan kijken:


Ook hier kreeg ik weer dat bijzondere gevoel. Iets heel sereens. Ik stond eerst een tijdje te genieten van het mooie uitzicht. Je mag het gebied niet betreden: het is een rustgebied. En inderdaad, wat een rust kun je hier ervaren. Heerlijk is het om hier te staan. Na een tijdje viel mij pas de kale boomstam rechts van mij op:


Wat mij opvalt, niet alleen hier, maar op veel plekken waar al die Natuurorganisaties werk in hebbengestoken, is dat ze informatie op een "zo natuurlijk mogelijke manier" willen presenteren. Hoe origineel om een infobord in zo'n kale boomstam te verwerken. En als je de tekst leest begrijp je ook waarom ze juist hier daarvoor hebben gekozen:


Ik had hier al eerder over geschreven aan het begin van mijn blog. De jagers die hier in de middensteentijd hun kampementen opsloegen en hier jaagden voor voedsel behoorden tot de zgn Tjonger of Federmesser cultuur. Ik had hier nog nooit eerder van gehoord. Deze cultuur uit het Laat-paleolithicum van ongeveer 10.000 tot 9.000 jaar voor het begin van de jaartelling volgde op die van de rendierjagers van de Hamburgcultuur. Het was een cultuur van jagers, die rondtrokken door Noord-West Europa, en die echter een gevarieerder wildaanbod hadden dan hun voorgangers en opvolgers. Zo waren er edelherten, reeën en damherten, wilde zwijnen.
Hoewel niet zo warm als nu was er in die tijd toch bos mogelijk, voornamelijk van ruwe berk die goed tegen de kou kan en wat dennen. Het was een open bos met veel stukjes schraal grasland en heide ertussen. Omdat de zandbodem van de Peel pas net neergelegd was, verspreid door de schrale wind van de koude periodes van de IJstijd, en niet door de tijd uitgeloogd zoals tegenwoordig, waren ze minder zuur waardoor andere plantensoorten konden groeien die nu erg zeldzaam zijn. In de koude periodes van de IJstijd trokken mensen achter de rendieren aan die afhankelijk van het seizoen naar het noorden of zuiden trokken. Toen het warmer werd kwam er ander wild, elanden, herten en wilde zwijnen die geen trek kenden. De mensen hoefden dus niet zoveel meer te reizen, hoewel ze nog wel steeds van kampplek veranderden. Er was waarschijnlijk niet genoeg te eten om permanent ergens te wonen, zelfs voor de kleine familiegroepen van zo'n dertig man waarin de Federmesser leefden.
De boten werden gemaakt uit dennenhout, het meest voorhanden in die tijd. Zo’n kano was te zwaar om mee te zeulen, dus die lieten ze dan achter. Af en toe keerden ze terug om ermee te gaan vissen. De rendierjagers hadden een fysiek zwaar leven door de omstandigheden waaronder ze moesten leven. Daarnaast waren er nauwelijks medicijnen en geneeskundige kennis, een slechtere hygiëne en ook de jacht eiste levens.

De cultuur komt aan haar Nederlandse naam (Tjongervolk) doordat de eerste vondsten in het dal van het riviertje de Tjonger ( in Friesland) werden gedaan.  
Kenmerkend voor deze cultuur zijn bepaalde vuurstenen klingen, schrapers, stekers en pennenmesvormige spitsen met een gebogen rug (Federmesser of Tjonger-spitsen), gemaakt van rendierbeen.. 
Federmesser is het Duitse woord voor zakmes. Deze jagers maakten werktuigen en pijlpunten die veel op een zakmes lijken. In Nederland noemen we ze  Tjongermensen. Met de spitsen jaagden ze op het groot wild. Men jaagde op de rendieren met harpoenen. Een harpoen bestaat uit twee delen: een werpstok en een spies. De spies was een bewerkte stok met daarop een getande spits. De spies werd met de werpstok weggeslingerd. De weerhaken van de spits bleven in het lichaam van het getroffen beest steken.
Vuursteen was  de grondstof bij uitstek voor het vervaardigen van gereedschap (voor bewerken van hout, been gewei en huiden) en wapens.
Van beenderen en geweien werden ook vishaken, naalden, priemen en handvatten gemaakt. Darmen en pezen van dieren waren goed voor het maken van touw en garen. Dierenhuiden werden, naast tentdoeken, gebruikt voor kleding en schoenen.

Tjongerspitsen: ter groote van een euro.


afbeelding internet

Toen de laatste ijstijd tot een einde kwam, ging de temperatuur omhoog, de zeespiegel steeg (waardoor Groot-Brittannië losraakte van het Europese vasteland) en de omgeving veranderde. West-Europa veranderde van toendra in een gebied met bossen. De rendieren trokken weg en hiermee verdwenen ook de rendierjagers. Voor hen in de plaats kwamen toen de bosjagers.
Reuze interessant allemaal. Ik heb vroeger wel eea geleerd over de prehistorie maar kan me er niet zo heel veel meer van herinneren. Wil je alles weten over deze rendierjagers lees dan een prachtig artikel hier, met mooie tekeningen:


En hier staat een foto van zo'n boomstamboot van 10.000 jaar geleden die gevonden werd in Drente: noorderland.nl/magazine/drentse-bodemschat-de-kano-van-pesse daar kun je zien hoe die er in het echt heeft uitgezien. 

Toen ik daar zo voor het hek stond, genoot ik van het uitzicht:


Ik was niet direct bezig om me een voorstelling te maken van hoe dat geweest moest zijn toen die jagers hier leefden. Nu ik er veel over gelezen heb kijk ik toch met andere ogen naar zo'n plek. Ik ga er gauw nog eens naar toe.
Op de foto is vlak bij het ven een smeedijzeren  kunstwerk te zien. De smeden van het naburige Openluchtmuseum Einderhoof hebben ter herinnering aan dit verleden meerdere smeedijzeren beeldgroepen gemaakt, die her en der in het landschap zijn geplaatst, zoals hier van de rendierjagers:


Links de jager met een harpoen, rechts de jager die de kano stuurt.
Ik moest mezelf op deze historische plek toch ook even vastleggen ;-)!!!!


En weer verder door het bosje, daarna een bocht naar rechts en toen kwam er een open gedeelte met rechts van mij eerst nog een stukje bos en links van mij een ruw heidegebiedje, zie ook mijn routekaartje:


Ook hier is het prachtig. Het weidegebied links van mij is omheind. Het blijkt dat de paarden die te zien waren bij de banen ook hier kunnen lopen. Je mag hier door het hek maar je moet je wel aan de regels houden. Op het moment dat ik er was waren hier helaas geen dieren te zien:


Wandelpad door het weidegebied:


Rechts van mij was eindelijk het Sarsven te zien....dwz een klein beetje, de begroeiing aan de oever was hier erg dicht en het is een rustgebied dus je mag er niet lopen, en bovendien eiste deze  fiere gele bloementoorts  alle aandacht voor zich op: het is de de Keizerskaars (Verbascum phlomoides):


Een hele opvallende grote plant die een ongelooflijke hoeveelheid fijn zaad vormt dat zich om de plant heen verspreidt en nog in het bloeijaar weer honderden kleine plantjes kan vormen. Dat is de reden dat je hem hier zo veel ziet staan, weliswaar geheel uitgebloeid, want de bloei is van juli tot augustus. 
Het is een tweejarige plant uit de helmkruidfamilie (Scrophulariaceae).
Deze wilde plant, die een hoogte kan bereiken van 30 tot 150 cm, vormt een rozet van gesteelde tongachtige bladeren waaruit een bloeistengel ontspruit met gele bloemen. Zowel de aar als de bladeren zijn bekleed met witte of gele vilthaartjes die de plant beschermen tegen uitdroging. Hij heeft een voorliefde voor graslanden en akkers met stenige bodems.

Die andere gele kleine bloemetjes zijn de Veldlathyrus (Lathyrus pratensis):


De veldlathyrus is een plant uit de  Vlinderbloemenfamilie (Leguminosae) en wordt veel gezien in graslanden en bloemenweides. De plant bloeit in trossen van vijf tot twaalf bloemen op een lange steel. De bloeitijd is van juni tot augustus.

Ik zag alleen maar gele bloemen hier. Deze zie je ook heel veel, het is de Teunisbloem (Oenothera):


De plant bloeit met gele bloemen van eind juni tot midden november. De zaden van de meeste soorten rijpen van augustus tot oktober. De zaaddoos bevat circa 200 zaadjes waaruit een kostbare olie wordt gewonnen. We kennen dat wel de zgn Teunisbloemolie. Oenothera betekent "ezelsvanger". Men gelooft dat de naam refereert aan de giftigheid van de plant die gebruikt kan worden om ezels en andere dieren te vangen. De Nederlandse naam teunisbloem is afgeleid van Sint Antonius van Padua, omdat de plant bloeit rond diens naamdag.

Nu de herfst begint zijn de meeste bloemen uitgebloeid en somme zaaddragende bloemen hebben mooie vruchtdozen. De uitgebloeide Wilde Peen (Daucus carota) is ook altijd prachtig om te zien. Ze komt veel voor in droge graslanden en kan tot 90 cm hoog worden. Ze bloeit in juni tot de herfst met schermen. Het scherm bestaat uit vele stralen, waarvan de buitenste in de vorm van een "vogelnestje" naar binnen zijn gebogen. In dat nestje komen de vruchten tot rijping:


Het struikgewas is hier ondoordringbaar maar hier had ik wel een mooi uitzicht op het ven, waar op dat moment een aantal zwanen vertoefden:


Toen kwam er een meer open plek waar we toch wat dichter bij het ven konden komen en daar hebben we heel rustig mooie foto's kunnen maken:


Ik heb een aantal foto's gemaakt van links naar rechts, als een panorama als het ware om het hele ven te laten zien:


Op het Sarsven en haar oevers komen echt heel veel vogels: dodaars,geoorde fuut,roerdomp,grauwe gans,zomertalling, wintertalling,bruine kiekendief,waterral,nachtzwaluw,blauwborst,roodborsttapuit,kraanvogel,rietgans,kolgans, grote zilverreiger, knobbelzwaan en zelfs de zwarte ooievaar. Dat is nogal wat.


Vandaag zag ik alleen een zilverreiger en zwanen. Waarschijnlijk dat er smorgens heel vroeg meer te beleven is.





Ohhh...je zal daar maar wonen, wat een bofkont...elke morgen wakker worden, uit het raam kijken en dan al dit moois zien:




En in de winter is het hier vast ook heel erg mooi.


Ik naderde de achterkant van het ven; Het is hier heideachtig en droog en de grond is hard:


En ik denk dat het hier hartje zomer een echt insectenparadijs is:


Terwijl ik op de grond een klein plantje aan het fotograferen was gebeurde er iets bijzonders. Ik hoorde vanuit de verte een zwaar geluid als waren het de wieken van een windmolen. Het geluid kwam steeds dichter bij. Ik kwam overeind en zag dat het een zwanenpaar was wat mijn kant op kwam. Zonder na te denken volgde ik ze met een zwaai met mijn camera toen ze heel laag over mijn hoofd voorbij vlogen en ik drukte lukraak af....enkele keren....met deze prachtige foto's van een Zwarte knobbelzwanen-paar als resultaat:

Hier komen ze aangevlogen, het geluid was echt indrukwekkend om te horen. Zo dichtbij en zo laag bij de grond had ik ze nog nooit gehoord en gezien:

Zie hier om dit geluid ook te ervaren: www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/knobbelzwaan#Herkenning


Knobbelzwanen vliegen in één lijn, met de lange hals vooruit gestrekt en met krachtige vleugelslagen. Als ze eenmaal in de lucht zijn, maken hun vleugels een duidelijk, laag zingend geluid. Ze zijn zo groot dat ze niet in staat zijn langzaam te vliegen, ze zouden dan  onvoldoende lift hebben en uit de lucht vallen. De spanwijdte is ongeveer 21/2 meter. Dat is gigantisch....en dan te bedenken dat dat vlak boven mijn hoofd vloog... Ze zijn geheel wit en hebben grijze tot vleeskleurige poten. Brede, platte, oranje snavel. Het mannetje heeft een grote zwarte knobbel boven de snavelbasis. Een paartje blijft elkaar hun hele leven lang trouw.


Uitvergoot: wat ben ik toch een bofkont dat ik deze mooie foto kon maken:


En daar verdwenen ze weer tussen de bomen om vervolgens een bocht naar links te maken en op het ven te landen:


Om op te kunnen stijgen gebruikt de zwaan het wateroppervlak. Het opstijgen is een explosie van activiteit en vergt van de zwaan veel energie. Dan rent hij met zijn korte poten zo snel als hij kan over het wateroppervlak, terwijl hij zeer snel met zijn vleugels slaat. Naarmate de vleugels meer lift krijgen, komt hij hoger uit het water. Hij rent nog steeds, waarbij de poten met zwemvliezen duidelijk wervelingen in het water achterlaten, tot ze ten slotte alle contact met het water verliezen. Hij brengt zijn poten onder zijn staartveren, zoals een vliegtuig zijn landingsgestel intrekt, en verheft zich ten slotte in de lucht. Hij landt vrijwel nooit op het droge, maar komt neer op een leeg wateroppervlak. Bij het landen heeft hij nog steeds een grote voorwaartse snelheid. Om af te remmen strekt hij zijn poten naar voren en spreidt de staart, zodat zijn snelheid vermindert. Wanneer hij vrijwel tot stilstand is gekomen, vouwt hij zijn vleugels op, schudt ze uit en vervolgt met gekromde nek en iets opgeheven staart zwemmend zijn weg. Bij het zwemmen legt hij af en toe de poten op de rug. Op het land vertoont hij een lompe, waggelende gang.

Wow....wat een bijzonder moment was dit. En ik was dolblij toen ik zag dat mijn foto's goed gelukt waren.

Deze foto is gemaakt waar het Sarsven aan de linkerkant een zijslootje heeft ( zie punt B op mijn google routekaartje). Later op google maps kijkend zag ik dat iets verderop de kijkhut staat. Had ik dat geweten, dan was ik er gaan kijken. Ik heb dus intussen al heel wat redenen om snel nog eens terug te keren, want ik heb nog lang niet alles gezien daar. Het "slootje" had mooie brede oevers:




En toen hoorde ik het weer, het zware geluid van de vleugelslagen van de zwanen: daar gingen ze weer. Dit keer was ik te laat, maar het was zoooo mooi om te zien:




Hier zie je er eentje landen op de plas:


Wat een rust en sereniteit:




Het Sarsven is net zoals de Banen een hersteld ven. Op een deel van de oever is de verlandingsvegetatie teruggedrongen en de voor het ven natuurlijke waterhuishouding hersteld. Dit houdt in dat er geen aanvoer van oppervlaktewater meer plaatsvindt. De enige waterstromen die het ven bereiken zijn neerslag en een kwelstroom uit de nabijgelegen gebieden. Het water uit het leemplateau noordelijk van het ven is voedselarm en heeft een karakteristieke mineralensamenstelling. Door de variatie in kwelstroom en neerslag is de natuurlijke seizoensgebonden peilfluctuatie in het ven hersteld, waardoor soms [ondersteund door het verlagen van een beheersbaar stuwpeil] brede oeverzones van het ven droogvallen. Dat is goed te zien op mijn foto's. Aan deze combinatie van factoren zijn zeer specifieke plantensoorten gebonden zoals oeverkruid, moerashertshooi, kruipende moerasweegbree, gesteeld glaskroos en kleine biesvaren. Zij horen alle tot het oeverkruidverbond; een plantengemeenschap die in Nederland erg zeldzaam was, maar duidelijk profiteert van de vele venherstelprojecten. 




Het Sarsven was tot 2010 voedselrijk. Het kanaal Wessem-Nederweert voerde via de Hulsenlossing voedselrijk water aan waardoor het waterpeil vrijwel constant bleef. De vegetatie rond dit ven zonder slikkige oevers bestond uit een brede zone van riet en mattenbies. Zeldzame planten ontbraken vrijwel. In 2009 is de aanvoer van voedselrijk kanaalwater echter gestaakt; het water van de Hulsenlossing wordt omgeleid. In 2010 is de dikke sliblaag uit het ven verwijderd, inclusief de begroeiing van de verrijkte oeverzones. De eerste jaren liggen de brede venranden er nog vrij kaal bij. Via een herstelde waterverbinding met De Banen hebben zich echter zaden van zeldzame planten verspreidt. Die kunnen zo kunnen kiemen langs het Sarsven. Er zijn nu grauwe ganzen en dodaarzen te zien, terwijl er in het voor- en najaar allerlei eenden verblijven. De subtiel getekende krakeend kan met tientallen aanwezig zijn. (info Limburgs Landschap).


 Verderop achteraan aan de rechterkant zou dan de kijkhut staan ( zie mijn routekaartje punt C, iets voor de volgende keer:


Leuk doorkijkje:






Ik had het vermoeden dat hier best wel eens kikkers zuden kunnen zitten dus ik zette mijn zintuigen even op scherp...en ja hoor...daar zag ik er een. Zoek de kikker:


Uitvergroot:


Een groene kikker...met bruine poten. Ik heb al vaker over de groene kikkers geschreven. Er zijn 3 verschillende soorten groene kikkers: de poelkikker of kleine groene kikker (Pelophylax lessonae), de meerkikker of grote groene kikker (Pelophylax ridibundus) en duizenden jaren geleden is er door een kruising tussen deze twee soorten een derde soort ontstaan: de bastaardkikker of middelste groene kikker (Pelophylax kl. esculentus).
De drie soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ze hebben alledrie zwarte vlekken en op de rug een lichtgroene streep.


Maar op de site van Ravon staat een mooie herkenninskaart van kikkers: 


en het is duidelijk de Meerkikker.




Een van de plantensoorten die hier weer is gaan groeien is de Kruipende moerasweegbree, een een plant uit de Waterweegbreefamilie en een typische soort van zwakgebufferde vennen. Het groeit in het water of op waterkanten. Ze staat op open, zonnige, grond die periodiek overstroomt:


Kruipende moerasweegbree is te herkennen aan de dunne stengels. Die zweven in het water of kruipen over de grond. Ze vormen uitlopers en wortelen op de knopen en zo ontstaan er weer nieuwe rozetten:


De bladeren van de plant zijn smal spatelvormig. De bloemen zijn tweeslachtig en vormen schermen. Elk scherm zit te midden van een bladrozet en bevat een klein aantal bloemen (kransen van twee tot zes). De bloemen zijn lila en 1½-2,2 cm. De top van de bloemsteel kromt zich na de bloei omlaag. De plant draagt een eenzadige dopvrucht of nootje. 

 Na al dat moois loop ik de weg weer terug. Nog even een blik op de weide:


In de verte ligt nog een schapenweide van een boer:


En passant vloog er nog een mooie Zilverreiger voorbij:




En een stel ganzen:


Op de terugweg had ik mijn ogen meer op de grond gericht en zag ik nog enkele insecten. Dit is de Kleine vuurvlinder  (Lycaena phlaeas):


Welke ik via deze herkenningskaart van de vlinderstichting mooi kon thuisbrengen:


De bovenzijde van de voorvleugel is oranje met onregelmatige zwarte vlekken en een bruine rand. Aan de onderkant ook,maar met een licht grijsbruine bruine rand en lichter oranje. De achtervleugel is aan de bovenzijde bruin met wat zwarte vlekken en een oranje veld bij de achterrand. De onderzijde is licht grijsbruin en heeft een heel onduidelijke tekening: hieraan is de soort in Europa gemakkelijk van andere vuurvlinders te onderscheiden. 
Het verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke exemplaren is niet zo groot: aan de onderzijde zijn de zwarte vlekjes op de voorvleugel van het vrouwtje groter en meer ongeordend. Met een voorvleugellengte van rond de 13 millimeter is de kleine vuurvlinder een vrij kleine vlinder.

Naast het koevinkje en het zandoogje komen ze hier veel voor en zijn een lekker hapje voor de Grauwe vliegenvanger. Een klein vogeltje wat op een mus lijkt. Heb ik niet gezien, of misschien ook wel, maar ze vallen niet op door hun grijsbruine kleur. Het geluid wat ze maken valt ook niet op, daarom worden ze vaak over het hoofd gezien Ze houden zich vooral op in bosranden en open bossen. Vanaf één of meerdere vaste uitkijkposten maken ze korte snelle vluchten achter vliegende insecten aan, die vaak in de lucht gevangen worden of van bladeren worden afgepikt.  

Ook waren er nog wel enige libellen te zien, zoals dit paartje Bruinrode heidelibellen:


Het verbaasde mij nu nog libellen te zien maar de vliegtijd van de bruinrode heidelibel is in de nazomer, van eind mei tot eind november, met een piek van eind juli tot eind september. Daarom dat je ze nog veel ziet nu. Het zijn echte libellen uit de familie van de korenbouten.
De rode libellen zijn vaak moeilijk te determineren: je hebt de steenrode, de bloedrode en de  bruinrode heidelibel. Dan zijn er nog andere soorten waarvan het ene geskacht ook bruinrood kan worden. Deze rode man heeft geen zgn hangsnor en zwartgele poten, en zwarte vlekjes op het achterlijf : het is duidelijk de bruinrode heidelibel. Vrouwtjes hebben een geel achterlijf wat later verkleurt  tot bruin of roodbruin.


Hoe weet je nu wie het mannetje is en wie het vrouwtje? Buiten de uiterlijke kenmerken natuurlijk ook door te weten hoe het paringsgedrag is.
Vrouwtjes die zich in de buurt van het water wagen, worden direct door een mannetje gegrepen voor de paring. Dit doet hij door met zijn achterlijfsaanhangselen het vrouwtje beet te pakken achter de kop.Vaak gaat dit gepaard met een worsteling in de lucht. Als het mannetje hierin slaagt ontstaat de zogenaamde tandempositie, waarbij het vrouwtje dus achter het mannetje aanbungelt. Samen vliegen ze verder, om de paring in bomen of in de oevervegetatie te voltooien. Bij sommige soorten wordt de paring in de lucht voltooid. In de volgende fase van de paring ontstaat het kenmerkende, hartvormige paringsrad (ook wel copula genoemd): het vrouwtje brengt haar achterlijfspunt naar de onderkant van het achterlijf van het mannetje, vlak achter het borststuk. Hier bevindt zich namelijk het secundaire geslachtorgaan van het mannetje, waar een spermapakketje ligt opgeslagen.

Achter aan het eind van het pad bij de bosrand kun je rechtsaf. Daar loop je dan via een breed pad naar de Banendijk met aan de linkerkant het gebied van de Banen. Daar ga ik later deze week nog eens wandelen. Ik ging daar weer linksaf, terug naar de auto:


Zuidelijkste deel van de Banen:


Mooi ruig struwelen landschap:


Pad door het bos met afrastering aan de kant van de Banen:


En weer langs de plek met info over de jagers: dit vind ik zelf een van mijn mooiste foto's van vandaag:




Grappige speling van de natuur:


In de verte het flink ingedroogde ven:


Hek naar het ven de Banen:


Restant van de processierups uitbraak:


Er zijn eigenlijk maar 3 insecten waar ik n hekel aan heb: de muggen, de dazen en de eikenprocessierupsen. De laatste schieten hun brandharen af als ze bedreigd worden.

Als ik zoiets zie denk ik altijd: is dit een originele waterput uit vroegere tijden, of is het iets anders?


De plek waar deze put staat was aan de rand van het gebied. Gezien de vele akkers in de buurt heeft hier vroeger zeer waarschijnlijk een boerenerf gestaan. Die werden nl naast de akkers gebouwd. Een boerenerf bestond doorgaans uit een woonstalhuis, spiekers (gebouwtje voor de graanopslag) en een waterput.

De uitgang aan de Visdijk komt weer in zicht. De put stond hier links van mij in de bocht:


De achterkant van het enigste huis wat hier ligt aan de linkerkant, waar de auto's van wandelaars gepakeerd staan, is vanaf de overkant van het Sarsven op mijn foto's te zien:


Akkerland met mais aan de Visdijk:


De Visdijk:


Een eindje verderop aan deze weg staat in een akker een ander smeedijzeren kunstwerk: het jagersvolk uit de steentijd met een vangst van de jacht:


En met deze foto sluit ik mijn fotoreeks van vandaag. Wat een prachtige wandeling was het!!

Toen ik hier ging wandelen wist ik nog niks van de geschiedenis van dit gebied. Dat heb ik later pas opgezocht op internet. Het heeft wel indruk op me gemaakt. Dat de geschiedenis van wat ik hier heb gezien zo ver teruggaat in de tijd, dat is haast niet te bevatten. Ik vond het heel bijzonder om op zo'n plek te staan. Ik had meteen al een heel fijn gevoel toen ik hier wandelde. Ik had dat speciale niet te omschrijven gevoel al eens eerder ondervonden. Dat was toen ik bij een (waarschijnlijke) pingoruine stond in het Kempen - Broek gebied zie mijn blogpost:
natuurfotografieanitasart.blogspot.com/2017/10/herfstwandeling-in-grenspark-kempen.html (even doorscrollen). En dat is echt heel maf, want een pingo-ruine is ook iets uit de Ijstijd. Het gaf me een soort van sereen gevoel, iets wat me heel veel rust gaf. Ook hier voelde ik die bijzondere ervaring zonder dat ik op dat moment de achtergrond van deze plek kende. Misschien dat dat ook komt doordat ik de natuur als het ware "beleef". Ik heb interesse in alles wat de natuur omvat: de landschappen, de dieren, de planten, het ontstaan en de geschiedenis: ik wil het niet alleen zien maar ook beleven. Ik ga dan ook vaker terug nadat ik alles heb gelezen over een bepaald gebied, en dan "beleef" ik alles heel anders. Dat is waarom ik ook zoveel schrijf bij mijn foto's. Voor later...als ik alles nog eens terug kijk. Maar ook voor degenen die mijn blogposts lezen, om mijn kennis en ervaringen te delen. 

De kijkhut op de Banen en de plek van de jagers op het Sarsven waren indrukwekkend en ik heb genoten van de prachtige uitzichten daar. En dan natuurlijk de beleving van het laag overvliegende zwanenpaar: dat was ook heel bijzonder en leverde mij een prachtige foto op waar ik erg trots op ben. Al met al een van de mooiste plekken waar ik tot nu toe heb gewandeld en nog erg leerzaam ook. Ik ga hier zeker nog vaker terugkomen!

Tot slot een aantal linken naar sites met mooie artikelen die ik tegenkwam tijdens mijn zoektocht naar de geschiedenis van dit gebied:


Hier vind je een mooi pdf uit 2013 wat men dacht te verwachten aan archeologische vondsten in de Banen en het Sarsven:
http://www.sarsvenendebanen.nl/files/nedsa3_pve1189_def_24-04-2013.pdf

Beheerplan  Natura 2000 Sarsven en de Banen
http://www.sarsvenendebanen.nl/files/vastgesteld-inrichtingsplan-sarsven-en-de-banen.pdf

Foto's van de herinrichting:
http://www.sarsvenendebanen.nl/pages/fotogalerij.aspx

Wandelroute:
https://www.route.nl/wandelroute/803253/wandelen-door-natuurgebied-het-sarsven-en-de-banen

Geschiedenis:
https://www.limburgs-landschap.nl/gebieden/sarsven-en-de-banen-schoorkuilen

Geschiedenis van het veen:
http://www.natuurparkenlimburg.nl/np/de-groote-peel/over-het-park

Peelvennen:
http://weertnatuur.blogspot.com/search/label/peelven

Oudste skelet gevonden van een edelhert uit midden steentijd
http://weerterbos.blogspot.com/2011/

Soortenlijst Vogelwerkgroep Nederweert:
https://www.vogelwerkgroepnederweert.nl/documents/SoortenlijstNederweert.pdf

Geen opmerkingen:

Een reactie posten