zondag 27 september 2020

Bodemdierendagen 2020

De Bodemdierendagen 2020 komen eraan. Van 25 september t/m 7 oktober kun je weer meedoen en in je eigen tuin op zoek gaan naar bodemdieren. De meeste mensen moeten er niet veel van hebben maar ze zijn ontzettend nuttig: ze houden nl. de grond gezond. Hoe klein ze vaak ook zijn, toch doen ze grote dingen voor de natuur. Zo graven ze gangen onder de grond waardoor ze ervoor zorgen dat water en zuurstof kunnen doordringen wat er weer voor zorgt dat planten kunnen wortelen. Ook breken ze resten af van dode planten en geven weer nieuwe stoffen af.

Door in je eigen tuin mee te zoeken en je waarnemingen door te geven kun je bijdragen aan "citizen science" : een groot onderzoeksproject waarin mensen in heel Nederland samenwerken. In het Nederlands noemt men het  "burgerwetenschap". Het is onderzoek dat in zijn geheel of gedeeltelijk door burgers of niet-professionele wetenschappers wordt uitgevoerd. Bijvoorbeeld het meten van waterkwaliteit, of het melden van waarnemingen van dieren. Naast het feit dat we hierdoor meer betrokken raken bij de natuur worden de data gebruikt voor allerlei wetenschappelijke onderzoeken en publicaties zoals die over de biodiversiteit (toename/afname). Dat is erg belangrijk dus!

Het gaat vooral om de de tien groepen bodemdieren die we zoeken tijdens de Bodemdierendagen (regenwormen, huisjesslakken, naaktslakken, spinachtigen, pissebedden, duizendpoten, kevers, mieren en mollen). En om te ontdekken wat die allemaal kunnen: kijk hier:

https://bodemdierendagen.nl/news/klein-maar-groots-de-tiny-ten-van-de-bodemdierendagen

Op de site van bodemdierendagen staan een mooie zoekkaart en telformulier welke je kunt downloaden en uitprinten:

https://www.bodemdierendagen.nl/doe-mee

https://bodemdierendagen.nl/sites/bodemdierendagen.nl/files/downloads/Zoekkaart%20Bodemdieren.pdf

https://bodemdierendagen.nl/sites/bodemdierendagen.nl/files/downloads/Scoreformulier-bodemdierendagen-2020-print_0.pdf

Ik doe in ieder geval mee.

Wordt vervolgd.


zaterdag 19 september 2020

Rondje door mijn tuin 14-09 tm 20-09-2020

Het was deze hele week nog heerlijk weer met temperaturen rond 25-28 graden en een helderblauwe lucht. Ongelooflijk voor deze tijd van het jaar.

In mijn tuin staat niet veel meer in bloei, de wilde bloemen zijn praktisch uitgebloeid en zaden aan het vormen. Maar toch zijn er nog wel inecten te zien.

15-09-2020

Kraamwebspin:


Buxusmot: 

Nu er bijna geen buxusplanten in onze tuinen meer staan rijst de vraag of de motten dan op zoek gaan naar andere planten om hun eitjes te leggen. Vlinderstichting heeft daar onderzoek naar gedaan. Daaruit kwam naar voren dat de planten waarop de rupsen en vlinders werden gezet (Dwergmispel, Japanse hulst, Wilde liguster) niet werden gegeten door de rupsen. Er werden op de liguster wel eitjes gelegd, maar die kwamen niet uit. De planten Pachysandra en Kardinaalsmuts echter bleken wel gegeten te worden door de rupsen en ook nieuwe eitjes kwamen uit. Dat betekent dat het in potentie dus wel waardplanten zijn. Er zijn nog geen meldingen dat vlinders in de vrije natuur op deze planten hun eitjes afzetten, maar deze kweekwaarnemingen wijzen erop dat dat zeker niet onwaarschijnlijk is!

17-09-2020

Duitse wesp:


Ik had gelezen dat je in het najaar nog insecten (wespen en vlinders) kunt aantrekken door een schaal met rottend fruit neer te zetten. De beestjes zuigen daaruit sappen op voor energie:

18-09-2020

Herfsthangmatspin:


Geen al te scherpe foto, maar toch wil ik hem posten. In 2014 was deze spin verkozen tot Europese spin van het jaar. De herfsthangmatspin behoort tot de grote familie van de hangmat- of baldakijnspinnen. Na de springspinfamilie is die, met 4.461 soorten, de grootste spinnenfamilie ter wereld. De vrouwtjes worden 5 tot 6,6 mm groot, de mannetjes zijn iets kleiner.
Ze vallen het meest op in de vroege morgen, als ze bepareld zijn met dauwdruppeltjes. De dichtgeweven webben hangen horizontaal en onder de matten houden een paar stevige draden de webben gespannen. Boven zo'n web lopen draden kriskras door elkaar om een insect dat ertussen raakt te dwingen een uitweg naar beneden te zoeken. Naar de mat dus, waaronder de spin op de loer hangt, die dwars door de mat heen haar kaken in de prooi slaat. De naam zegt het al: deze spinnen maken hangmatachtige webben:


Deze soort is herkenbaar door het achterlijf met bladpatroon:


Ze leeft op takken van bomen en struiken. Je vindt de spin bijna altijd ondersteboven hangend aan de horizontale mat. Wanneer een prooi tegen de verticale draden vliegt, valt die vervolgens op het matgedeelte waaronder de spin hangt. Die volgt de trillingen die de prooi in het web veroorzaakt en kruipt tot onder de plek waar de prooi zich bevindt. Vervolgens bijt zij, door haar web, in de prooi en injecteert die met gif. Kleinere dieren zoals mieren kunnen soms nog wegkomen maar zwaardere dieren als kevers of vliegen zijn verloren. Nadat de prooi uitgeschakeld is trekt de spin de prooi meestal door het web heen.


Deze spinnen hebben forse cheliferen met scherpe tanden. Ze hebben poten, die met stevige borstels zijn bezet. Bij sommige soorten bevinden zich uitsteeksels op de kop, waarop zich de ogen bevinden.


Hangmatspinnen worden ook wel dwergspinnen genoemd omdat veel soorten onooglijk klein blijven en slechts enkele millimeters groot worden.
Niet te verwarren met de trechterwebspinnen; die zitten bovenop het hangmatweb ipv eronder.

Hangmatspinnen kunnen natuurlijk niet vliegen, maar toch worden ze hoog in de lucht aangetroffen, zwevend aan een lange draad (ballooning heet dat met een mooi woord). Dit komt bij wel meer spinnenfamilies voor, maar alleen bij zeer jonge en lichte spinnetjes die net het nest hebben verlaten (herfstdraad). Hangmatspinnen gebruiken hetzelfde trucje ook als volwassen spin, omdat ze zo klein en licht zijn. Dit zweven doen ze door een draad te laten vieren met de wind en als de draad lang genoeg is vliegen ze mee de lucht in. Van sommige soorten is bekend dat ze een hoogte van 10 kilometer(!) kunnen bereiken. Hierdoor zijn de hangmatspinnen belangrijke pioniersoorten en verspreiden ze zich veel sneller en verder dan andere spinnen. 
Dit brengt me meteen bij mijn volgende foto:

Schorsmarpissa met een Windpijlstaart vlinder als prooi:

Helaas op de foto niet te zien, maar het spinnetje hangt ook hier aan 1 lange draad, die aan het dak van mijn tuinhuisje hing. Hij was flink in de weer met zijn prooi: een Windpijlstaart. 

Ik heb er een apart blog over gemaakt:

http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/search?q=spinnentelling+2020

Steenrode heidelibel:






Ze hebben altijd zo'n vriendelijk koppie, die libelles: alsof ze lachen.....

Ook hier heb ik een apart blog over gemaakt:

http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/search?q=determinatiesleutel+heidelibellen

19-09-2020

Weer zag ik de steenrode heidelibel:



Doodskopzweefvlieg:


Mooie vlieg met zijn 2 grote zwarte vlekken die op ogen lijken en die grote zwarte vlek eronder die op een grijnzende mond lijkt (op borststuk). 

Zie een eerder blog: 

http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/search?q=doodskopzweefvlieg

Ik denk dat dit een huismoeder is, een nachtvlinder: nachtvlinders zijn keimoeilijk t determineren. Een goed kenmerk bij de determinatie is het kleine zwarte stipje net iets voor de vleugeltop wat ik hier ook zie. Heb ze dan ook aangemeld bij waarneming:



vrijdag 18 september 2020

Heidelibel in mijn tuin.....leuk: determineren ahv een determinatiesleutel

Vandaag zag ik een libel in mijn tuin, en omdat hij zo fijn bleef zitten kon ik mooie foto's van hem maken. Maar....libelles determineren is niet altijd makkelijk, omdat ze vaak tijdens hun levensfase van kleur veranderen. Dit is 'm:


Maar.....ik vond op de site van Macromedia een mooie determinatiesleutel voor het onrafelen welke libel dit is:

http://www.macromia.nl/Waarneming/DETERMINATIE_SLEUTEL_NEDERLANDSE_HEIDELIBELLEN_V2.pdf

Om te laten zien hoe leuk dat is laat ik hier even zien hoe dat gaat:

  • VRAAG 1: Zijn de onderzijdes van de ogen blauw tot grijzig gekleurd?
  • nee, ze zijn bruin of groenig. Dus naar vraag 2
  • VRAAG 2: Zijn er op de vleugels berookte bruinige grote verticale banden aanwezig?
  • nee, dus naar vraag 3
  • VRAAG 3: Zijn alle poten volledig zwart gekleurd aan de buitenzijde? 
  • nee, op de poten zijn licht/gele tot oranje/rood (soms bruinig) gekleurde lengte strepen aanwezig, dus naar vraag 6
  • VRAAG 6: Is er op de vleugels, vooral rondom de aanhechting een vrij grote-tot zeer grote gele vlek aanwezig? Nee, dus naar vraag 7
  • VRAAG 7: Is er sprake van een egaal licht ogend borststuk? Dit is even een moeilijke. Je moet goed kijken. Het borststuk op mijn foto is niet echt heel scherp maar ik denk dat het borststuk niet egaal oog en vij variabel is en veel zwarte tekening heeft zonder onderbroken of afwezige zwarte naden. Dus naar vraag 8a
  • VRAAG 8A: Is er een 'snor' aanwezig aan de zijkant van de snoet? Daarvoor moet ik de foto even bijsnijden:

  • Ben niet 100% zeker maar ik denk niet dat aan de zijkant van de snoet een duidelijke snor aanwezig is. Bij twijfel kun je ook nog naar het eigootje kijken, dit is dus een vrouwtje: het eigootje staat over het algemeen zwak maar gelijkmatig af en oogt soms een beetje bollig. De lengte van het eigootje is goed zichtbaar over een deel van of vrijwel totale lengte van het segment
Dan is het volgens de sleutel de bruinrode heidelibel:

- De poten zijn zwart met horizontale licht/gele tot oranje/rode strepen.
- Aan de zijkant van de snoet is geen duidelijke ‘snor’ aanwezig.
- Bij sommige exemplaren kan het borststuk in eerste instantie vrij egaal tot licht ogen, maar er is echter wel degelijk een vrij variabele (some hele uitgebreide) zwarte tekening aanwezig. Daarnaast zijn de naden op het borststuk vaak volledig/compleet aanwezig en ontbreken er geen algemeen aanwezige zwart getekende naden
- Het borststuk is vaak erg contrasterend door de bruinrode en gele banden.
- Korte/soms wat bollig ogende, afstaande legschede waarbij de lengte van het eigootje vaakgoed over het hele segment zichtbaar is. (vrouwtje)
- Vrij dunne/relatief lange hamulus. (mannetje)


Was dat leuk of niet? Ik heb haar aangemeld bij waarneming: kijken of zij het met mij eens zijn. Update 19-09 hij is indedaad goedgekeurd door Waarneming. :-)

Hier nog een ander leuk pdf over heidelibellen:

En over alle libellensoorten:

Spinnentelling 2020

Komende weekend mogen we weer spinnen gaan tellen, want dan is het Nationale Spinnentelling dag voor 2020. Je mag op zoek naar spinnen in je eigen tuin en ze doorgeven. De kruisspin stond de afgelopen 6 jaar op nr 1. Benieuwd of hij zijn 1e plekje kan behouden dit jaar.

Voor wie nog mooit heeft meegedaan: zo werkt het:

  • ga op 18 en 19 september in je eigen tuin op zoek naar spinnen en tel ze
  • bepaal welke soort het is op de spinnenzoekkaart : https://www.tuintelling.nl/downloads/Spinnenzoekkaart_2014.pdf
  • staat hij er niet bij zoek dan eventueel verder op internet of vraag om hulp op de tijdlijn van Tuintelling.nl.
  • geef je tellingen door. Log in of meld je aan bij Tuintelling.nl. Bevestig de datum en geef per gevonden soort het aantal exemplaren dat je hebt gezien door via de knop 'telling invoeren'. Zorg dat je niet twee keer dezelfde spin doorgeeft. Zie je later op de dag of een volgende dag een andere spin, dan maak je gewoon een nieuwe telling aan en geef je die door.
De Spinnentelling is een evenement van EIS Kenniscentrum Insecten, Vroege Vogels, Naturalis en Natuurmuseum Fryslân en is nu onderdeel van Jaarrond Tuintelling. Dat is een project van 7 samenwerkende natuurorganisaties. De Jaarrond Tuintelling probeert om de slechtst onderzochte natuurgebieden van Nederland (de tuinen!) beter in beeld te krijgen door met zoveel mogelijk mensen het hele jaar door te tellen. Wat leeft daar? Hoe gaat het met die soorten? Welke ontwikkelingen zijn er in de tuinnatuur te zien? Door mee te doen aan de Jaarrond Tuintelling help je op een leuke manier met het verzamelen van deze kennis. (info Nature Today)

Hoe groter het structuurverschil is in je tuin (gras, vaste planten, struiken, bomen), hoe groter de diversiteit. In ons land komen zo'n 640 soorten spinnen voor. We hebben dit jaar weer een erg droge zomer. Dan laten spinnen zich minder zien. 
De meeste mensen houden niet van spinnen. Maar ze zijn erg nuttig: het zijn rovers die kleine diertjes opeten. Daarmee zijn ze belangrijk voor het evenwicht in de natuur, omdat ze er bijvoorbeeld voor zorgen dat muggen of vliegen geen plaag kunnen worden. En bovendien, maar dat vind ik, zien sommige spinnen er prachtig uit. Zelfs die hele grote zwarte spin die je soms onverwachts binnen in je huis tegenkomt haha.....

De spin die ik gisteren al in mijn tuin zag staat niet op de zoekkaart:


Die doet dus nog even niet mee met de telling. Het was een kraamwebspin.
Kraamwebspinnen (Pisauridae) zijn een familie van spinnen bestaande uit 339 soorten in 53 geslachten. Ze danken hun Nederlandse naam aan hun vorm van broedzorg waarbij een web wordt gemaakt dat dient als een soort kraamkamer.
De spin wordt zo'n 1 tot 2,5 cm lang. Zoals je kunt zien heeft hij een overlangs gestreepte, ovale carapax (vergroeiing van kop en borsstuk) en lange poten. Hij maakt geen web maar rent op de grond achter zijn prooi aan. Meestal zitten ze in de buurt van water. Beetje vreemd dus dat ik hem hier zo in mijn tuin zie. Ik heb alleen een drinkbak met water voor de vogeltjes staan. De vrouwtjes houden de eicocon in hun cheliferen en dragen hem zo onder het lichaam mee. Voordat de spinnetjes worden geboren, wordt de cocon gelegd in een tentvormig kraamweb. De jonge spinnetjes worden tot hun tweede vervelling bewaakt door de moeder, waarna ze een zelfstandig leven tegemoet gaan.

Laat in de namiddag zag ik aan een enkel spindraadje aan het dak van mijn tuinhuisje, een vlindertje ronddwarrelen door de wind. Toen ik er een foto van maakte en inzoomde op mijn pc zag ik pas dat het onfortuinlijke vlindertje ten prooi was gevallen aan een spin, en wel de Schorsmarpissa (Marpissa muscosa):


Hij behoort tot de springspinnen: dwz dat hij zijn prooi eerst besluipt en dan bespringt. Hij houdt zich denk ik vnl op tussen de bast van mijn dennenboom die naast het tuinhuis staat. Het mannetje wordt 6 tot 8 mm groot, terwijl het vrouwtje de 8 tot 13 mm haalt. Hij houdt zich bij voorkeur op zonnige verticale vlakken zoals bomen of palen op, mits er een gaatje in de buurt is waar hij bij onraad snel kan wegkruipen. Het gezichtsvermogen is buitengewoon goed ontwikkeld. Van de acht spinnenogen zijn er twee, de voormiddenogen, veel groter dan de andere. De achterzijogen staan ver naar achteren. De poten zijn relatief kort. Hij heeft een  bont patroon van haartjes in voornamelijk aardkleuren. Ze zijn vooral actief als de zon schijnt en juist vooral in de maanden dat er bijen en wespen actief zijn, maar die maken ze nooit buit. Ze vangen vooral vliegen en muggen, maar een luis is zeker voor kleine exemplaren ook welkom. Oorwormen staan eveneens op hun menu. Deze hier heeft een vlinder gevangen, die vele malen groter is dan hem zelf:


Het onfortuinlijke vlindertje is de Windepijlstaart (Agrius convolvuli):


Een heel bijzonder vlindertje welke elk jaar vanuit Afrika naar Europa trekt.In ons land komt hij voor als trekvlinder en is vrij zeldzaam. De vliegtijd is van april tot en met oktober, en hij vliegt in de vroege avond en 's ochtends vroeg. Overdag is hij rustend aan te treffen op muren of beschutte plaatsen. Hij heeft een roltong van wel 15 cm.


Op naar morgen voor de spinnentelling. Benieuwd wat ik allemaal zal zien in mijn tuin.

Ben je bang voor een giftige spin? Kijk dan hier:

https://top10lijstjes.com/top-10-giftigste-spinnen

En voor de grootste spinnen hier:

https://top10lijstjes.com/top-10-grootste-spinnen

maandag 14 september 2020

Wandeling Hugterheide en Buulderbroek

Vandaag wilde ik naar de Uitkijktoren in het Weerterbos. Maar toen we daar aankwamen bleek de poort gesloten omdat de bronsttijd voor de edelherten is aangebroken. Die loopt globaal van 15 september tot begin oktober. Jammer, maar begrijpelijk.

Dus toen maar even over de grensweg tussen Brabant en Limburg gewandeld. Maar het was er druk met hardlopers, fietsers, en wandelaars. Niet wat we gewend waren. Zal wel door de corona en het mooie weer komen. Maar het nadeel daarvan voor fotografen is dat de rust verstoord wordt. Dus veel heb ik niet kunnen fotograferen. En er was al zo weinig te beleven. Ik heb echt het idee dat er door de droogte van de afgelopen 2 jaar veel minder insecten te zien zijn dit jaar.

Ik heb alleen een foto van een libel, het is de bruine winterjuffer ( (Sympecma fusca):

Winterjuffer? Ja...een winterjuffer. Beetje vreemd he: hebben we een hittegolf en dan kom je een winterjuffer tegen. Hoe dat zit? Winterjuffers gaan als juffer (libel) de winter in en zijn nu in de nazomer op zoek naar geschikte plaatsen daarvoor. In tegenstelling tot bijna alle andere libellen die als larve of ei overwinteren. Maar niet de bruine en noordse winterjuffers: zij vormen een uitzondering die als libel de winter doorgaan. De noordse winterjuffers zijn een zeldzaamheid, maar de bruine winterjuffers komt algemeen voor. Ook in onze tuinen zijn ze te vinden. In de loop van juli en augustus koen hij tevoorschijn uit hun voortplantingswater en gaan dan zwerven. Daarbij leggen ze soms wel 20 km af.

Hij is ongeveer 4 cm groot, heeft een lichtbruin lichaam, met donkere bronskleurige tekening op achterlijfsrug en borststuk. De ogen hebben vaak een blauwe berijping. Het pterostigma is lang en bruin en in de voorvleugels dichter bij de top geplaatst dan in de achtervleugels. In rust worden de vleugels alle vier aan één kant van het lichaam samengehouden. De donkere strepen op de borststukrug hebben een rechte onderkant. De donkere streep op de zijkant van het borststuk (onder de schoudernaad) is relatief breed. Bij de mannetjes reiken de toppen van de onderste achterlijfsaanhangsels duidelijk verder dan de tandjes die aan de binnenzijde van de bovenste achterlijfsaanhangsels staan. Dit is dus een mannetje.

Paddestoelen waren er ook al te zien, zoals deze anijskurkzwam (Trametes suaveolens):

De anijskurkzwam (Trametes suaveolens), welke ik nog niet eerder heb gezien, is  wit van kleur of okerkleurig. De hoed is tussen de 2-12 cm breed en 2 tot 8 cm diep, bij de aanhechting is de zwam tussen de 2 en 4 centimeter dik. De buisjeslaag is enkele mm's dik met tamelijk grove poriën. Het zijaanzicht is daardoor dik driehoekig tot consolevormig. De zwam is eenjarig en het gehele jaar door te vinden. Hij ruikt aangenaam naar anijs. Geen idee, ik had daar niet op gelet.

Ze groeit vaak op knotbomen van de wilg of populier (Populus). Het is een necrotrofe parasiet die voornamelijk leeft van dood hout en witrot veroorzaakt.Volgens Soortenbank staat ze op de Rode Lijst (kwetsbaar).

En deze had ik ook nog nooit eerder  gezien: de roodsteel fluweelboleet (Boletus chrysenteron):

De soort komt algemeen voor in loofbossen en naaldbossen op grazige plekken. De hoed heeft een doorsnede van 5-7 cm en is licht gewelfd. Hij is roodachtig bruin met een olijfkleurige waas. De hoed is in een typisch patroon gebarsten, waardoor het lichtroze vlees zichtbaar wordt. Het oppervlak is fluwelig of viltig. De steel heeft een hoogte van 6-8 cm en een dikte van 1 cm. Deze is geelachtig met onderaan roodachtige strepen.

En op de valreep toch nog een juveniel roodborstje (Erithacus rubecula) weten te kieken:


Juveniele roodborstjes maken verschillende stadia door mbt het op kleur komen. Als de jonge roodborstjes uitvliegen zij ze bijna geheel grijs-bruin, vervolgens een beetje olijfkleurig met een gespikkeld borstje, de rode keel ontbreekt nog.
De jongen komen later langzaam meer op kleur: eerst de borst en later wordt de keel rood. Voor het invallen van de herfst zijn ze volledig op kleur gekomen. In het najaar ziet ze dan uit als volwassen roodborsten. Het lijkt erop dat deze dus bijna volwassen is.

Toen we op het smalle pad bijna "van de sokken" werden gereden door een wielrenner, besloten we om naar het Buulderbroek te gaan. Daar is het altijd lekker rustig.

Zoals ik al eerder verteld heb is het een vochtig bos. Met de extreem warme temperatuur voor deze tijd van het jaar (30 graden) waande je je hier ahw in een tropisch regenwoud...haha. Alleen ontbraken de tropische dieren!

Heerlijk was het: warm maar erg vochtig. Een rare gewaarwording in ons landje. Ik heb maar 2 paden gelopen maar bijna geen insecten gezien. Hier en daar nog een witje en dit bont zandoogje (Pararge aegeria):

De vliegpiek is al voorbij, zijn vleugels zijn al beschadigd door het vele vliegen. Vanaf oktober zie je ze niet meer. Dit is de Pararge aegeria tircis, met flets-gele vlekken. Er is er ook een met oranje vlekken. De vrouwtjes van het bont zandoogje hebben grotere gele vlekken dan de mannetjes. Bij de oogvlekken aan de onderkant van de achterste vleugels is dat goed te zien. Bij de mannetjes zijn de oogvlekken omringd door een smalle gele ring, terwijl er bij de vrouwtjes een groot breed geel vlak omheen zit. Dit is dus een mannetje.

Hier en daar ook nog een bijtje, dit is de blinde bij (Eristalis tenax):


Er zijn twee genetisch verschillende kleurvarianten blinde bij:
een donkere variant waarbij de vrouwtjes bijna helemaal zwart zijn en de mannetjes alleen geel op het tweede (het eerste grote) segment hebben, en
een lichte variant waarbij de vrouwtjes veel geel op het tweede segment hebben en de mannetjes ook geel op het derde segment hebben. Dit is dus een mannetje van de donkere variant.
De grootte van de gele vlekken en de intensiteit van het geel wordt ook nog beïnvloed door de temperatuur gedurende de larvale ontwikkeling (die in het water plaats vindt!).

De Europese hoornaaren zitten ook nog steeds in hun nest hoog in een boom:




De Europese hoornaar is een typische rover die grote hoeveelheden insecten vangt en doodt om ze vervolgens te voeren aan de larven. Volwassen hoornaars leven zelf van verschillende suikerrijke plantensappen en niet van dierlijk materiaal.

Hoornaars vangen in hoofdzaak andere insecten en dan voornamelijk vliegen en muggen. Daarnaast worden kleinere plooivleugelwespen, honingbijen en vlinders en de rupsen hiervan buitgemaakt. Naast insecten worden ook veel spinnen gevangen.
De meeste bijen en wespen houden niet van nat weer of van wind en blijven dan in het nest. De hoornaar is zelfs dan actief op zoek naar prooien voor de larven. De hoornaar vliegt zelfs 's nachts, wat zeer ongebruikelijk is voor wespen.
Er komen meestal enkele honderden exemplaren voor per nest, maar nooit meer dan 1000 exemplaren. Hoornaars overleven de winter niet, ze leven net als andere wespensoorten slechts één seizoen. De laatste werksters houden het uit tot eind oktober of begin november, een nachtvorst is vaak fataal voor de laatste werksters van de kolonie. Alleen de koningin die aan het eind van het seizoen werd geboren, overwintert om het volgende jaar een nieuw nest te maken. Zij komt rond eind april tevoorschijn uit haar winterslaap.

In de afwateringssloot zag ik enkele best wel grote torren zwemmen, ze vielen echt op. Het was nog niet zo eenvoudig ze te determineren:


In eerste instantie dacht ik dat het een waterroofkever was. In ons land zijn 9 "grote waterkevers" (met een lengte van meer dan 2 cm) bekend. Acht hiervan hebben een gele rand. Op de site van EIS Nederland staat een prachtig pdf waarop ze allemaal staan en je ze goed kunt herkennen:


Maar toch had ik niet het idee dat deze kever ZOO groot was (5 cm). Bovendien weet je, ten tijde van het maken van de foto,  niet waar je op moet letten om ze te determineren. En ik had 'm al helemaal niet uit het water gevist. Haha... Na veel googlen kwam ik uit bij de graphoderus cinereus, ook een waterroofkever maar dan van een andere geslacht : ipv de Dysticus behoort deze tot de Graphoderus. tenminste, dat denk ik. Ik heb hem dan ook aangemeld bij Waarneming.


https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=26451













http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=392490


https://www.eis-nederland.nl/Portals/4/Bescherming/Aandachtsoorten/waterroofkevers.pdf


determinatietabel: http://www.vincentdesmet.be/broeders/bio4/Macro-invertebraten.pdf




donderdag 10 september 2020

Tortelende Turkse tortels...hoe komen ze aan hun naam?

Kijk ze hier nou toch eens schattig bij elkaar zitten: twee mooie Turkse tortels. Niet voor niets zijn ze het symbool van de liefde: ze houden er van om lekker samen te knuffelen...te tortelen.

Ze doen hun naam dus wel eer aan. Misschien is het leuk om eens te vertellen hoe het zit met hun naamgeving. Want ze hebben hun naam niet gekregen door dat getortel!

De Turkse tortel (zonder duif ) (Streptopelia decaocto) is een duif die 2 ondersoorten kent: de decaocto: van Europa (bij ons dus ook) tot westelijk China en Korea. En de xanthocycla: van Myanmar tot oostelijk China.

Vroeger kwam in ons land in grote getale de tortelduif voor ook wel gewoon: tortel genoemd. Toen de Turkse tortel ook naar ons land kwam die ook tortel werd genoemd, werd het een beetje verwarrend. Dus kreeg de tortelduif in 1994 de naam Zomertortel (Streptopelia turtur).

Plaatje wikipedia van de Zomertortel:


Te zien is dat deze duif best wel op de Turkse tortel lijkt, maar hij is veel kleurrijker. Hierover later meer.

Tortelduif is een van de oudste Nederlandse samengestelde vogelnamen, afgeleid van Latijn turtur, wat een klanknabootsende naam is. Tortelduif is een samenstelling waarvan het eerste deel vroeger dezelfde betekenis had als die van het hele woord. Dat wil zeggen dat turtur tortel betekent en dus de toevoeging duif eigenlijk helemaal niet nodig was. Al rond het jaar 1000 bestond het woord turtulduva, maar door de jaren heen is men de betekenis van het woord tortel vergeten en werd het dus Tortelduif.

Het woord duif is nog ouder en kwam al voor in de 10e eeuw. De herkomst van het woord is niet met zekerheid bekend. Waarschuinlijk had het betrekking op zijn kleur, roep of gedrag.

En dan de naam Turkse tortel: om het nog ingewikkelder te maken is de naam Turkse tortel ook nog eens misleidend, want oorspronkelijk komt deze duif uit India en niet uit Turkije. Het verhaal gaat dat een Indiase koopman een tortelduif heeft geschonken aan een turkse sultan. Vanaf daar begon de turkse tortel zijn opmars richting noordwest Europa. Vanuit Turkije dus kwam hij in de jaren 50 via Duitsland in ons land en nam daarbij zijn naam mee: in Duitsland kreeg hij de naam Türkentaube. Waarschijnlijk hebben we dat in het Nederlands overgenomen als Turkse tortelduif.

Wat is nu de clou van dit verhaal?

Het woord Tortelduif is niet afgeleid van tortelen (wat minnekozen betekent), maar van tortelduif. Kunt U het nog volgen? haha......










Jammer dat we de Zomertortels praktisch niet meer zien in onze tuinen. Het is de mooiste duif van ons land, maar het is een trekvogel dus voor de winter trekt hij naar warmere gebieden. Hij komt in een groot deel van ons land voor, maar de aantallen zijn erg klein. Alleen in Zeeland, Flevoland, Drenthe en Noord-Limburg zitten nog enkele grotere populaties. Eén van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang ligt in de Europese broedgebieden, waar ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden in het landgebruik. Door de homogenisering en schaalvergroting van de landbouw is er minder voedselaanbod voor de soort. In veel gevallen zijn ook houtwallen en bosschages verwijderd uit landbouwgebieden die nestgelegenheid en dekking bieden. Daarnaast ondervindt de soort veel problemen in de trekperiode naar de Afrikaanse overwinteringsgebieden (Sahel) als gevolg van een toenemende bevolking . De soort is ook nog eens een populaire jachtbuit en wordt bejaagd voor consumptie, handelsdoeleinden of puur voor het plezier. Ruwe schattingen gaan uit van 1,4 tot 2,2 miljoen in Europa afgeschoten zomertortels per jaar. Dit alles zorgt ervoor dat er structureel minder jongen groot worden gebracht en te weinig zomertortels overleven.

In 2015 heeft Birdlife International de illegale jacht in het Middellandse Zeegebied in kaart gebracht. De zomertortel is een soort die ondanks de wettelijke bescherming zeer zwaar te lijden heeft van de jacht. Het aantal zomertortels dat jaarlijks wordt doodgeschoten wordt op meer dan 1 miljoen geschat. Door de ligging zijn Malta en Cyprus een cruciale plaats voor de uitgeputte vogels om uit te rusten en daar lijken ze dan ook het meest kwetsbaar te zijn. De vogels worden meestal geschoten, maar vangst door middel van lijmstokken, touwen en netten komt ook voor.

In ons land was de zomertortel voor 1950 (toen hij nog tortelduif heette), een zeer algemeen voorkomende vogel en tussen 1973 en 1985 werd het aantal geschat op 35.000 tot 50.000. Daarna daalde het aantal zomertortels snel. Volgens Sovon Vogelonderzoek Nederland nam het aantal broedparen in Nederland significant af, met meer dan 5% per jaar sinds 1990. Tussen 1998 en 2000 werd het aantal broedparen op 10.000 tot 12.000 geschat en de daling gaat nog steeds door. In 2004 is hij als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst gezet.

Dus....geen foto's van deze mooie zomertortels. Maar de Turske tortels zijn ook mooi. Laten we maar blij zijn dat het met hen wel goed gaat.