Vandaag wilde ik naar de Uitkijktoren in het Weerterbos. Maar toen we daar aankwamen bleek de poort gesloten omdat de bronsttijd voor de edelherten is aangebroken. Die loopt globaal van 15 september tot begin oktober. Jammer, maar begrijpelijk.
Dus toen maar even over de grensweg tussen Brabant en Limburg gewandeld. Maar het was er druk met hardlopers, fietsers, en wandelaars. Niet wat we gewend waren. Zal wel door de corona en het mooie weer komen. Maar het nadeel daarvan voor fotografen is dat de rust verstoord wordt. Dus veel heb ik niet kunnen fotograferen. En er was al zo weinig te beleven. Ik heb echt het idee dat er door de droogte van de afgelopen 2 jaar veel minder insecten te zien zijn dit jaar.
Ik heb alleen een foto van een libel, het is de bruine winterjuffer ( (Sympecma fusca):
Winterjuffer? Ja...een winterjuffer. Beetje vreemd he: hebben we een hittegolf en dan kom je een winterjuffer tegen. Hoe dat zit? Winterjuffers gaan als juffer (libel) de winter in en zijn nu in de nazomer op zoek naar geschikte plaatsen daarvoor. In tegenstelling tot bijna alle andere libellen die als larve of ei overwinteren. Maar niet de bruine en noordse winterjuffers: zij vormen een uitzondering die als libel de winter doorgaan. De noordse winterjuffers zijn een zeldzaamheid, maar de bruine winterjuffers komt algemeen voor. Ook in onze tuinen zijn ze te vinden. In de loop van juli en augustus koen hij tevoorschijn uit hun voortplantingswater en gaan dan zwerven. Daarbij leggen ze soms wel 20 km af.
Hij is ongeveer 4 cm groot, heeft een lichtbruin lichaam, met donkere bronskleurige tekening op achterlijfsrug en borststuk. De ogen hebben vaak een blauwe berijping. Het pterostigma is lang en bruin en in de voorvleugels dichter bij de top geplaatst dan in de achtervleugels. In rust worden de vleugels alle vier aan één kant van het lichaam samengehouden. De donkere strepen op de borststukrug hebben een rechte onderkant. De donkere streep op de zijkant van het borststuk (onder de schoudernaad) is relatief breed. Bij de mannetjes reiken de toppen van de onderste achterlijfsaanhangsels duidelijk verder dan de tandjes die aan de binnenzijde van de bovenste achterlijfsaanhangsels staan. Dit is dus een mannetje.
Paddestoelen waren er ook al te zien, zoals deze anijskurkzwam (Trametes suaveolens):
De anijskurkzwam (Trametes suaveolens), welke ik nog niet eerder heb gezien, is wit van kleur of okerkleurig. De hoed is tussen de 2-12 cm breed en 2 tot 8 cm diep, bij de aanhechting is de zwam tussen de 2 en 4 centimeter dik. De buisjeslaag is enkele mm's dik met tamelijk grove poriën. Het zijaanzicht is daardoor dik driehoekig tot consolevormig. De zwam is eenjarig en het gehele jaar door te vinden. Hij ruikt aangenaam naar anijs. Geen idee, ik had daar niet op gelet.
Ze groeit vaak op knotbomen van de wilg of populier (Populus). Het is een necrotrofe parasiet die voornamelijk leeft van dood hout en witrot veroorzaakt.Volgens Soortenbank staat ze op de Rode Lijst (kwetsbaar).
En deze had ik ook nog nooit eerder gezien: de roodsteel fluweelboleet (Boletus chrysenteron):
De soort komt algemeen voor in loofbossen en naaldbossen op grazige plekken. De hoed heeft een doorsnede van 5-7 cm en is licht gewelfd. Hij is roodachtig bruin met een olijfkleurige waas. De hoed is in een typisch patroon gebarsten, waardoor het lichtroze vlees zichtbaar wordt. Het oppervlak is fluwelig of viltig. De steel heeft een hoogte van 6-8 cm en een dikte van 1 cm. Deze is geelachtig met onderaan roodachtige strepen.
En op de valreep toch nog een juveniel roodborstje (Erithacus rubecula) weten te kieken:
Toen we op het smalle pad bijna "van de sokken" werden gereden door een wielrenner, besloten we om naar het Buulderbroek te gaan. Daar is het altijd lekker rustig.
Zoals ik al eerder verteld heb is het een vochtig bos. Met de extreem warme temperatuur voor deze tijd van het jaar (30 graden) waande je je hier ahw in een tropisch regenwoud...haha. Alleen ontbraken de tropische dieren!
Heerlijk was het: warm maar erg vochtig. Een rare gewaarwording in ons landje. Ik heb maar 2 paden gelopen maar bijna geen insecten gezien. Hier en daar nog een witje en dit bont zandoogje (Pararge aegeria):
De vliegpiek is al voorbij, zijn vleugels zijn al beschadigd door het vele vliegen. Vanaf oktober zie je ze niet meer. Dit is de Pararge aegeria tircis, met flets-gele vlekken. Er is er ook een met oranje vlekken. De vrouwtjes van het bont zandoogje hebben grotere gele vlekken dan de mannetjes. Bij de oogvlekken aan de onderkant van de achterste vleugels is dat goed te zien. Bij de mannetjes zijn de oogvlekken omringd door een smalle gele ring, terwijl er bij de vrouwtjes een groot breed geel vlak omheen zit. Dit is dus een mannetje.
Hier en daar ook nog een bijtje, dit is de blinde bij (Eristalis tenax):
http://natuurtijdschriften.nl/download?type=document;docid=392490
https://www.eis-nederland.nl/Portals/4/Bescherming/Aandachtsoorten/waterroofkevers.pdf
determinatietabel: http://www.vincentdesmet.be/broeders/bio4/Macro-invertebraten.pdf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten