maandag 20 april 2020

Wandeling Overasseltse vennen

Vandaag ben ik ga an wandelen met mijn dochter die in Nijmegen woont en zij nam me mee naar een hele mooie plek. Het as heerlijk weer vandaag: 25 graden zelfs!
Daar moet je een keer geweest zijn mama, zei ze. Ik was benieuwd waar ze me mee naar toe zou nemen. En dat was naar de Overasseltse en Hatertse vennen. Nou.....het was daar inderdaad schitterend. Bovendien was het een hele bijzondere plek. Zo bijzonder dat ik er in dit blog veel over wil vertellen. Het gebied is naast natuurpracht rijk aan historie en indrukwekkende verhalen.Toen ik er was wist ik dat allemaal nog niet, toen heb ik alleen genoten van wat ik allemaal zag. Naderhand thuis ben ik gaan googlen over dit gebied en toen begreep ik waar al die schoonheid vandaan kwam. Lees eerst met mij mee over de ontstaansgeschiedenis van dit bijzondere landschap.

De Overasseltse en Hatertse vennen liggen ten zuidwesten van Nijmegen en ten zuidoosten van de Wijchense vennen. Het gebied wordt omgeven door de plaatsen Alverna, Wijchen, Nederasselt, Overasselt en Heumen.
Het is een bijzonder gebied van ongeveer 520 ha en bestaat uit een aantal "echte vennen" die liggen in een grotendeels aangeplant bos met resten eikenhakhout, glooiende rivierduinen, uitgestrekte heidevelden en kleine schilderachtige akkertjes en weilandjes met rustig grazend vee.
Ook al liggen de rivieren Maas en Waal ver van dit gebied vandaan, zij waren feitelijk de makers van dit landschap.

Het gebied telt in totaal 28 vennen, de grootste en belangrijkste heten: Bavoven, Bosven, Botersnijder, Botersnijder-Zuid, Donderbergven, Gagelven, Heinven, Kersjesven, Ketelven, Langeven, Meeuwenven, Oriolusven, Poelven, Roelofsven, Schietven, Stortven, Talingenven, Uivernest en Worsumsven.

De Overasseltse en Hatertse vennen is een relatief zeer jong gebied: het is ontstaan ongeveer 110.000 tot 10.000 jaar geleden (Weichselien = late ijstijd). Het is een stuifzandcomplex; de stuifzanden zijn afgezet op rivierleem, die op zijn beurt weer is afgezet door de Rijn en Maas. Zie onderstaande schematische weergave:


Het stuifzand werd vanuit de bijna droge bedding van de Maas door hevige westenwinden in grote hoeveelheden afgezet. Om dat te begrijpen moeten we even terug naar de laatste ijstijd.

Europa tijdens de laatste ijstijd.
De gletsjers bedekten met name Scandinavië, de Britse Eilanden en de Alpen. Delen van de Noordzee en andere ondiepe zeeën lagen droog (afb.Wikipedia):


De geologische ontstaansgeschiedenis van dit vennengebied is echter heel complex.
De ondergrond bestaat uit oude rivierafzettingen van de Rijn en de Maas. Tijdens de voorlaatste ijstijd reikte het landijs tot aan Nijmegen. Door opstuwing van een deel van de rivierafzettingen werd de stuwwal bij Nijmegen gevormd. Tijdens de laatste ijstijd stroomden opnieuw verschillende Maas- en Rijntakken door het gebied. Dit verwilderde riviersysteem heeft grof zand en grind afgezet.

In de laatste ijstijd heerste in ons land een toendraklimaat. Dat is een gebied zonder hoge plantengroei grenzend aan een poolgebied. De begroeiing bestond uit grassen, mossen, korstmossen en dwergstruiken. Lage begroeiing dus. Minstens 6 maanden van het jaar was de bodem bedekt met ijs. Door de lage zeespiegel lagen de Noordzee en de Ierse Zee droog; hier heersten omstandigheden van een poolwoestijn: een vlak gebied van sneeuw en ijs waar jaarlijks minder dan 250 mm neerslag valt en de gemiddelde temperatuur in de warmste maand beneden de 10 graden Celsius blijft. De bodem bestond grotendeels uit rots en puin en overal was de grond bevroren (permafrost). Waar een poolklimaat heerste en koude sneeuwstormen over de vlaktes bliezen. In de laatste ijstijd wisselden de koude en warmere perioden zich af.
De poolwoestijn zorgde voor veel losliggend (vrij schaars begroeid) zand, terwijl de wind vrij spel had.

De Rijn-Maas had vele armen. Een goed voorbeeld van zo'n rivierarm is
het Wijchense Ven, wat hier links van ligt. Rond 9000 v. Chr. tijdens de overgang van de laatste ijstijd naar het huidige tijdperk kwam er een klimaatsverbetering en verlegden de verwilderde rivieren hun loop. De Rijn trok zich terug naar het noorden en de Maas naar het zuiden. Het gebied van de latere Overasseltse en Hatertse Vennen werd vrij plotseling door de rivieren verlaten. De stervende rivierarmen vormden daarbij een ca. 1 meter dikke kleilaag op de oudere grove rivierzanden die werd samengedrukt tot een ondoordringbare laag. Deze kleilaag is inmiddels geheel verweerd en wordt rivierleem genoemd. (Ten noordoosten van het stuifzandcomplex komt deze rivierleem aan de oppervlakte. Het bosje „Horst" ligt precies op deze overgangszone.) In de wintermaanden lag de Maas vrijwel droog.
Westelijke winden  winden kregen vat op de uitdrogende massa's zand uit de Maasvlakte en bliezen deze zanden over de rivierleem en zetten dat af als stuifzandruggen. Op deze manier ontstond het rivierduinencomplex. Het regenwater bleef er staan in de vorm van vennen.

Tussen 7500 en 5500 v. Chr. trad er weer een klimaatsverbetering in met hogere temperaturen en grotere droogte. De hooggelegen en waarschijnlijk vrij schaars begroeide stuifzanden droogden verder uit wat leidde tot een sterke daling van de grondwaterspiegel.
In het stuifzandcomplex traden opnieuw verstuivingen op, maar nu, waarschijlijk door de aanwezigheid van een niet gesloten vegetatiedek, veel onregelmatiger dan vroeger. De wind vormde het karakteristieke patroon van (diepe) duinpannen en hoge duinruggen. Op bepaalde plaatsen zijn de duinpannen tot op de eronder liggende rivierleem uitgewaaid. 

Van 5500-3000 v. Chr. werd het weer vochtiger. Het grondwaterpeil steeg en de duinpannen liepen onder water. De duinpannen kregen zo hun huidige vorm: de vennen. 

En zo is in het kort omschreven het reliëf ontstaan zoals we dat hier nu zien:


Uit stuifmeelonderzoek is inderdaad gebleken dat het oudste veen uit de vennen stamt uit de periode van 5500-3000 v. Chr. (Atlanticum).
Het bodemmateriaal in het reservaat is dus allereerst, en in hoofdzaak, het opgestoven zand uit de Maasbedding.

Tot 1900 was het gebied niet afhankelijk van het grondwater maar alleen van regenwater en hadden de vennen een eigen specifieke waterhuishouding. Na 1900 werden door gemeenten en particulieren greppels en sloten gegraven om het water af te voeren en zo geschikt te maken voor bosbouw. Op de hogere delen werd grove den geplant, op de lagere delen lariks. Die bomen ontrokken veel water aan de grond. De natte heide en vennen werden ontgonnen naar intensief gebruikt grasland.

In 1964 heeft Staatsbosbeheer het gebied aangekocht als natuurreservaat.  De vennen waren geleidelijk aan steeds kleiner geworden of zelfs helemaal opgedroogd. In 2010 is men ( Staatsbosbeheer, Provincie Gelderland en Waterschap Rivierenland) begonnen met herstel van de verdroging van het gebied. Sloten werden gedempt, dammen werden afgedamd, en werden kleine stuwen aangelegd, om de ontwatering weer ongedaan te maken. Eind 2013 werd een er grootschalige renovatie gedaan in het vennengebied. Er werd aan boskap gedaan: bomen verdampen nl enorm veel water. 11 % van de bomen rond de vennen maar ook in de stroken die een verbinding vormen  tussen enkele grote vennen werden gekapt (=36 ha van in het totaal 70 ha bos) en omgezet in heide. Vier dichtgegroeide vennen zijn uitgebaggerd zodat ze opnieuw voldoende water bevatten. Verrijking van wateren in het verleden door een kokmeeuwenkolonie is teruggedrongen. Daarnaast werden enkele stukken landbouwgrond omgevormd naar natuur. De bovenlaag die rijk was geworden aan voedingsstoffen door bemesting in het verleden werd afgevoerd. Enkele prehistorische grafheuvels en de contouren van de rivierduinen werden zichtbaar gemaakt. En er werden in de omgeving van het natuurgebied maatregelen genomen om mogelijke overlast door het stijgen van het grondwaterpeil te voorkomen.
Staatsbosbeheer heeft in delen van dit natuurgebied grote grazers uitgezet, zoals schapen en Schotse Hooglanders, die de vegetatie kort moeten houden.

Op deze site kun je mooi zien hoe de werkzaamheden verliepen met foto's van voor, tijdens en na de werkzaamheden:
https://www.boswachtersblog.nl/rivierengebied/wp-content/uploads/sites/9/2019/12/Presentatie-Frans-Smeding.pdf

Waterstanden in dit gebied
Onder de doorlatende zandlaag ligt een min of meer ondoorlatende leemlaag van ongeveer 1 meter die ervoor zorgt dat het gebied een geheel eigen waterhuishouding (hydrologie) heeft. Er zijn feitelijk 3 waterniveau's:
  • De hoogst gelegen waterstand is die van de vennen zelf. Door onvolledige afbraak van plantenresten is een humeuze bodemlaag ontstaan. Deze laag zorgt ervoor dat het wegzakkende water weerstand ondervindt.
  • Het waterniveau in het zandpakket van de duinen is afhankelijk van de hoeveelheid neerslag en de ondoorlatende leemlaag. Op het leempakket wordt de verticale waterbeweging sterk gehinderd; de horizontale stroming echter nauwelijks. Daardoor heeft de grondwaterstand ter plaatse de vorm van een waterbel. Dit is ook terug te vinden in de waterstand van de diverse vennen. In de meer centraal gelegen vennen kan het water meer dan een meter hoger staan dan in de vennen aan de randen van het gebied.
  • Het derde waterniveau bevindt zich onder de leemlaag. Dat is normaal regionaal grondwater dat wat betreft de stand correspondeert met de waterstanden van Maas en Maas-Waalkanaal.
De voedselsituatie van bodem en water in het gebied als geheel is, behalve op enige gestoorde plekken, matig tot zeer voedselarm. Het zandige en daardoor goed waterdoorlatende karakter van het gebied betekent ook dat het, buiten de vennen en hun directe omgeving om, tamelijk droog is. Daar bovenop komen nog de hoogteverschillen in het terrein. Het verloop van nat naar droog is plaatselijk dan ook tamelijk steil.

Resultaten van de renovatie van 2013.
De resultaten van al deze maatregelen zijn nu goed zichtbaar. Waar bos is gekapt, is heide teruggekomen en langs de vennen zijn plantensoorten ( bv beenbreek, ronde en kleine zonnedauw = vleesetende plant) die laten zien dat het herstel en de bodemkwaliteit is toegenomen.
Het zicht werd voorheen grotendeels onttrokken door het bos. Vanaf de diverse uitzichtpunten bij de vennen is het reliëf van de rivierduinen weer mooi te zien. In de Heidsche en Worsumse broek is weer een bloemrijk hooiland ontstaan.

De bomenkap en andere maatregelen om water vast te houden, werkten uitstekend voor de meeste vennen: de waterstand is verhoogd en het water stijgt en daalt ook minder extreem, waardoor minder grote stukken van tijd tot tijd uitdrogen. Dat is goed voor het planten- en dierenleven.
De heide neemt gestaag de plek van de bomen en woestein-gebiedjes in. Er is 37 % aan heidegebied bijgekomen in de vennen, en die heide staat grotendeels ook al in bloei. Dieren die vroeger bij afzonderlijke vennen leefden en elkaar via het bos niet konden bereiken, kunnen via de nieuwe heidecorridors naar elkaar toe, waardoor hun aantallen kunnen groeien.
Met het water aan de randen van het vennengebied is het (nog) niet goed gekomen. De reden daarvan weet men nog niet. Ook is het niet gelukt de kwaliteit van het water in de vennen te verbeteren. Dat is namelijk te zuur, waardoor er maar één soort veenmos wil groeien en er amper waterplanten als het klein blaasjeskruid zijn. Het lijkt erop dat de plassen te veel gevoed worden door zuur regenwater en dat er te weinig gefilterd water via de bodem aankomt. Dus ondanks dat de waterstand op de meeste plekken wel is verbeterd is Staatsbosbeheer nog lang niet tevreden: het gebied is nog steeds aan de droge kant en de biodiversiteit nog gering.

info van:
https://www.vcbio.science.ru.nl/virtuallessons/landscape/hatertseven/
hoe is het nu met de vennen 2019: https://www.gelderlander.nl/wijchen/hoe-staat-het-ervoor-met-de-hatertse-vennen~a95afd61/


Dan gaan we nu naar de foto's. Ik hoop dat alle gegeven informatie zal bijdragen om mijn foto's beter te doorgronden.

Staatsbosbeheer heeft wandelingen ontwikkeld door dit bijzondere gebied. Er zijn 2 wandelroutes: van 3,5 ( rode route) en 6,5 (gele route) km. Die van 3,5 km is een belevingswandelroute, speciaal voor ouders met kinderen.

Er zijn 2 startpunten voor de wandelingen.
  • Het Informatiepaneel van Staatsbosbeheer op de parkeerplaats De Diervoort, nabij de gelijknamige Kaasboerderij, Staddijk 17, 6603 LM Wijchen.
  • De parkeerplaats bij Restaurant St. Walrick, St. Walrickweg 5, 6611 KG Overasselt.
Wij hadden de auto geparkeerd bij de parkeerplaats Diervoort, waar deze infopanelen stonden:




Bij aanvang van de wandelroute loopt het pad direct al iets omhoog:
aan de rechterkant ligt een leuke klimboom en de Boomvalk, een spannende kabelbaan voor de kinderen:


Een mooi natuurlijk zandpad slingert door het bos:


Het eerste ven kwam in zicht: het Gagelven;


Met meteen al een prachtige doorkijk vanaf het voetpad naar het Uiversnest, een van de grotere en meest noordelijke van de vennen; dit ven is ook het drukst bezochte ven, mede doordat dit het enigste ven is waar honden los mogen lopen. Er loopt een pad helemaal rondom het ven. De locatie is bijzonder omdat de bomen hier tot op de oever van het ven groeien:


Door de erosie liggen veel boomwortels bloot.




Van oorsprong waren de vennen kalkloos en voedselarm omdat ze alleen gevoed werden door regen en sneeuw. Daardoor kwamen er bijzondere planten- en diersoorten in het water voor. Nu is dat  helaas niet meer zo. De vennen verzuren door:
  • de neerslag, die zwaveldioxyde en stikstofoxyden uit de atmosfeer naar beneden brengt
  • voedingsstoffen die ook met de neerslag mee naar beneden komen
  • de uitwerpselen van de kokmeeuwen die in mei naar de vennen komen en daarmee de voedselrijkdom vergroten.
Verzuurde wateren zijn niet gemakkelijk te herkennen. Het water in het Uiversnest is helder, maar de kenmerkende en tegenwoordig zeldzame waterplanten ontbreken. De enige die zich heeft kunnen handhaven, is het donkergroene waterveenmos. Dat heeft zich zelfs sterk verbreid, omdat het de verzuring goed verdraagt en gedijt op stikstof.  




Aan de blonde pijpestrootjes kun je zien dat verzuring het oorspronkelijke milieu heeft vernietigd. Het gras groeit in een brede strook in het ondiepe water tot aan de hogere oevers, in pollen waartussen weinig andere planten kunnen leven:


Dan liep het pad steil omhoog naar een prachtig uitzichtpunt:




Blik achterom:






Het uitzicht is hier inderdaad prachtig. Het ven en de oevers hebben hoge natuurwaarden waar zeldzame flora en fauna voorkomen die beschermd moeten worden, vandaar dat je hier het gebied niet mag betreden en alleen kunt genieten vanaf het uitzichtpunt van dit hoger gelegen rivierduin.


 Maar daarom niet minder mooi....wow....wat een prachtig gezicht. Je krijgt hier een heerlijk sereen gevoel....






Enkele wandelaars aan de overkant:


Duidelijk te zien zijn de hoge zandruggen:


Blik op de overkant van het ven:


Er waren weinig watervogels te zien. Toch schijnen de dodaars en kuifeend zich hier goed thuis te voelen. De drassige oeverzone biedt genoeg broedplekken voor ze. Ze kunnen zich voeden met waterdieren, zoals duikerwantsen, waterkevers en libellelarven en wat waterplanten.



Op de volgende foto staat een mooie vliegden. Een vliegden is een door natuurlijke uitzaaiing verspreide grove den. De benaming is te danken aan de manier waarop het zaad waaruit de boom is gegroeid op zijn plaats kwam, het is namelijk meegevoerd door de wind. Het zaad van de vliegden is licht en voorzien van een vleugeltje waardoor de wind het vrij ver kan meenemen, zoals hier naar open zandgronden zoals heide en stuifzand. De vorm van de vlieden wijkt nogal af van de grove den die in een bos groeit. Bosbomen (veel bomen op weinig grond) concurreren om het licht waardoor ze lange, rechte stammen en hoge kruinen ontwikkelen. De vliegden daarentegen staat vaak alleen, vangt rondom licht op en groeit daardoor uit tot een boom met laaghangende takken en brede kroon.


Af en toe was het een pittige klim, hier op de hoge en droge stuifzandruggen. Blik achterom, er liepen ook nog diverse kleinere zijpaadjes vanaf de wandelroute:


We besloten hier, om niet de route verder te volgen maar rechtsaf het bos in te gaan, mede omdat het zware lopen in het zand en de hoge temperatuur (25 graden) ons al parten begon te spelen, dan hadden we even wat verkoeling van het bos:


Bik achterom: maar ook hier was het klimmen en dalen:


Links op de foto enkele prachtige struiken met de naam Amerikaans krentenboompje: een plant uit de rozenfamilie. Zoals de naam al zegt komt ze oorspronkelijk uit Amerika, maar komt daar nu niet meer voor en wordt sinds de 19e eeuw in ons land aangeplant. Het is een tot 12 m hoge struik. Ze groeit, hier verwilderd, op vochtige tot droge, zure zandgronden aan bosranden en open kapplaatsen en op heidevelden en in houtwallen. 


Het struikje heeft 3–7 cm lange bladeren, die bij het uitlopen bruinachtig rood zijn en in de herfst geel verkleuren. De bloei is van april tot mei met witte bloemtrossen. De bloemen zijn veel groter dan die van het Canadees krentenboompje. In juli komen er bolvormige eetbare donkerpaarse sappige krenten vruchten aan die vroeger werden gedroogd en in gebak verwerkt werden: 


We bereikten de rand van het bos en zagen achter het prikkeldraad een heideveld liggen met nog meer zandruggen:


Hier was het ook weer klimmen en was het zand op het pad door de droogte erg rul, dus het was vermoeiend lopen. De kleuren van de paaltjes geven aan dat beide routes hier voorbij komen. In de verte aan de rechterkant zijn fietsers te zien: in het gebied liggen nl. ook enkele toeristische fietspaden:


Blik naar rechts:


De heide is hier al behoorlijk teruggekeerd, afgewisseld door een andere struik, waarvan ik de naam niet weet. De grond is hier erg droog en daardoor doet het nog warmer aan dan de werkelijke temperatuur:


We kwamen aan bij een ander ven, het Kersjesven: dit ven bevind zich meer in de randzone van de rivierduinen, buiten het boskapgebied, zie kaartje een het begin van dit blog: 


Het is lager gelegen, wat je op de volgende foto goed kunt zien, en heeft een zuur watertype. Door de herstelwerkzaamheden is het waterpeil hier niet gestegen maar er trad wel minder fluctuatie op. Gebleken is dat de vennen aan de rand niet profiteren van meer voorraad van grondwater in de vennen in het centrum en dus meer verdrogen:


Haha, een rustbankje in de vorm van een afgezaagde boom....ff bijkomen:


Wat was het prachtig weer: bijna geen wolkje aan de lucht:


Omdat het door de warmte toch wel erg vermoeiend was, besloten we hier linksaf te gaan om de wandelroute aanzienlijk te verkorten:


We vervolgden bij de T splitsing ons pad linksom (gele balletjes op het kaartje) om daarna weer linksaf tussen het Uiversnest en Talingerven weer naar het startpunt te wandelen( rode streepjes op het kaartje):










Het Kersjesven is zoals al gezegd een voedselarm ven. De flora van zulke voedselarme vennen wordt gekenmerkt door het voorkomen van veenmosvegetaties, zoals die eeuwen geleden onze hoogveengebieden hebben opgebouwd. Deze merkwaardige begroeiing dreigt zowel in ons land als in geheel West-Europa uit te sterven. 
Het Overasseltse en Hatertse vennencomplex is nog een van de weinige plaatsen waar levend hoogveen voorkomt. Langs het Uiversnest treft men zelfs nog een zg. "ringveen" aan. Dat is een ven met veeneilandjes waarin levend hoogveen voorkomt.
Hoogveen is mineraalarm, zuur drasland met een aan deze extreme omstandigheden aangepaste vegetatie en fauna. Het wordt uitsluitend door neerslag en de in de lucht aanwezige mineralen verzorgd. Het is een hydrologisch en ecologisch bijzonder veentype. Hoogvenen met een dikte van soms 5 meter of meer zijn in duizenden jaren ontstaan en de groei van veenmossen speelde daarbij een cruciale rol. 5 meter....ongelooflijk!
Hoogvenen worden wereldwijd sterk bedreigd door turfwinning en het indringen van mineraalrijk water uit de omgeving dat afkomstig is van landbouw of industrie. Levend en groeiend hoogveen is tegenwoordig nog maar weinig te vinden. Dat dat hoogveen hier nog voorkomt is dus best wel heel bijzonder!!


Al wandelend en rondkijkend zag ik links hoog in een den een raaf zitten. Hoe gaaf is dat. Onlangs heb ik een blog gemaakt over  die grote zwarte vogels in ons land. De kans dat je een raaf ziet is niet zo groot. Lange tijd waren ze in ons land zeldzaam. Het is een vogel die op de rode lijst staat van Nederlandse broedvogels. En nu zag ik er hier een. Blijken ze vooral voor te komen op heide- en hoogveengebieden. Daar zit ie...hoog in een den:


Rustig te observeren:


Zich lekker zijn veren te poetsen:


Wat een prachtig dier, deze grootste van alle zangvogels:




Ik heb nog een tijdje staan kijken, en hij of zij bleef mooi zitten, veilig als ie zich waande zo hoog in die boom. Zo'n kans krijg ik nl. niet gauw nog eens. We vervolgden dus het zandpad naar links:


Ik hoopte toch gauw ergens een bankje tegen te komen om even uit te rusten. De schaarse bankjes die we tot nu toe tegenkwamen waren helaas al bezet.


Hierna staken we de weg terug naar begin over...........




We liepen het pad verder omhoog: (gele balletjes op de kaart)


Aan de rechterkant een hoge zandrug:



Ik had gelezen dat er op de Overasseltse vennen diverse grafheuvels zijn gevonden. Ik dacht misschien is dit er wel een van, geen idee wat ik me daarbij moest voorstellen. Maar....dan zou er ws wel een infobord bij hebben gestaan. Thuis ben ik gaan zoeken naar informatie over die grafheuvels. Het is misschien wel leuk om daar iets over te vertellen.

Al eeuwen voor het begin van onze jaartelling was de hoge droge stuifandrug een ideale plek om te wonen: men zat daar immers veilig: het water van de rivieren kon hen daar niet bereiken.
In de omgeving van het Eendenven zijn 3 prehistorische grafheuvels onderzocht resp. in de jaren 1953, 1959,1961 en 1967. De prehistorie begint met het verschijnen van de mens.
Als ik dat had geweten was ik natuurlijk naar het Eendenven gewandeld, die plek lag zuidelijker dan waar wij gewandeld hadden:




Een tumulus is een grafheuvel uit de prehistorie die werd gebruikt voor het begraven van een persoon en daarna nog meerdere overledenen van een  gemeenschap. Er zijn in deze grafheuvels echter weinig grafgiften aangetroffen.
De oudste periode is van ca. 1700 v. Chr. Er werden zowel urnen als lijksilhouetten aangetroffen. Er zijn ook veel vondsten gedaan afkomstig uit het bronzen (ca. 3000 tot 800 voor Christus) en ijzeren ( na de bronstijd) tijdperk.

Hier nog een interessant artikel over een andere grafheuvel in de buurt:
https://www.gelderlander.nl/heumen/grafheuvel-omgeven-door-mysterie-br-uit-angst-voor-schatzoekers~ad0434b5/
Verscholen in een bos aan de Schatkuilsestraat in Overasselt, op de top van een heuvelrug, ligt een zeldzame grafheuvel uit de Romeinse tijd. De onverstoorde tumulus is het enige wat rest van een stenen villa met badhuis en houten boerderij uit de tweede eeuw, die ooit het landschap domineerden op de tegenover gelegen rivierduin.

Toch wel heel bijzonder. Naast de bijzondere flora en fauna is dit vennengebied ook nog eens rijk aan historie!
Ook de Romeinen hebben belangstelling gehad voor het stuifzandgebied, getuige de talrijke vondsten uit die tijd. Bekend is de nederzetting Noviomagus.
na de Romeinse tijd is het gebied nog duizenden jaren bewoond geweest. In de Frankische tijd maakte hoge waterstanden het gebied onveilig en ongeschikt voor bewoning. In de middeleeuwse tijd is er nauwelijks nog belangstelling voor
het heuvelgebied. Het diende nog slechts als jachtgebied voor de adel en voor houten plaggenwinning en schapenhouderij door de boeren. Er was dus nog weinig cultivering. Omstreeks 1300 schijnt de kapel van St.Walrick gesticht te zijn. Zieken zouden hier genezing gevonden hebben. Er staat nog een ruïne van deze kapel.


Vóór 1900 bestond het grootste gedeelte van het natuurgebied uit heidevelden, hakhoutpercelen, drassige laagten en vennen.
Door de ontdekking van kunstmest omstreeks 1900 nam de ontginning sterk toe.
Laagliggende, drassige en venachtige terreingedeelten werden drooggelegd en omgezet in landbouwgrond of bos.




Ik keek niet alleen om mij heen, maar ook op de grond natuurlijk, want ik ben gek op insecten. Daar zag ik in het rulle zand deze flinke opvallende verschijning rondrennen:


Het bleek de Bastaardzandloopkever  (Cicindela hybrida) te zijn: ik vond het wel een coole kever met zijn schild wat wel op een camouflagejack lijkt haha. 


Hij komt voor op een kale of spaarzaam begroeide zanderige bodem vooral op droge, warme plaatsen als zandpaden in naald- of gemengd bos en zandverstuivingen, zoals hier dus:


Een forse kever met zijn 14-20 mm grootte. Hij behoort tot de soort loopkevers. In ons land komen 5 soorten zandloopkevers voor.
De dekschilden zijn bruin-zwart met 3 grillige maar wel symmetrische lichtere tot witte dwarsbanden erop. Zowel de volwassen kever als de larve hebben grote gekruiste kaken, en het zijn felle rovers. Hij verkent al lopend op zijn grote poten en soms even vliegend de bodem en grijpt alles wat hij aankan, vooral mieren en andere insecten. Maar hij vliegt minder makkelijk op dan andere zandloopkevers. Hij laat zich tijdens wandelingen makkelijk opjagen en landt dan steeds weer een paar meter verder. Hij heeft grote uitpuilende ogen. Kortom, voor veel insecten betekent het "maken dat je wegkomt" voor deze angstaanjagende verschijning!


We vervolgden het aangegeven wandelpad nog steeds op zoek naar een bankje of plekje in de schaduw om even wat te eten en te drinken:




Daar zag ik een andere zandloper, dit is geen kever wat je in eerste instantie misschien zou denken, maar een spin: het is de zgn Kampoot (Zelotes spec):


Deze soort behoort tot de familie van de bodemjachtspinnen (Gnaphosidae) bestaande uit wel 2102 soorten in 114 geslachten!! In ons land komen \35 soorten voor; zij hebben mooie namen, zoals mierendief, harige muisspin en stalmuursluiper. Bodemjachtspinnen vangen hun prooien niet door een web te maken, maar ze doen precies zoals hun naam zegt: ze bejagen ze op de bodem.
Een bodemjachtspin probeert een prooi eerst met zijn voorpoten te pakken. Als dat niet lukt omdat de prooi te groot of weerbarstig is, dan schakelt hij al gauw over op een andere tactiek. Hij brengt plakkerige draden aan op de bodem en rond de poten en monddelen van de prooi. Die raakt verstrikt en kan niet veel meer doen, al weet een gelijmde spin soms nog gemeen te bijten. Al met al dus een gevaarlijke jacht!

Deze, een kampootsoort, welke is niet zo te beoordelen, vandaar (kampoot spec) heeft een relatieve topsnelheid (in vergelijking met de mens) rond de 260 km! Meestal verschuilen ze zich overdag onder allerlei materiaal en jagen ze ’s nachts, maar soms zie je ze ook wel eens overdag in de zon lopen, zoals hier:


Uitzicht op het Uiversnest aan de linkerkant:




Hier linksaf weer richting startpunt; het Tjallingerven aan de rechterzijde is hier niet zichtbaar:


Af en toe bestond het wandelpad uit erg rul zand:




En van zo'n veeneilandje zoals ik eerder beschreef:




Je mag het gebied hier niet betreden:








Het was schitterend om te zien:








Richting startpunt komt aan de rechterkant de S. Walrickweg weer in zicht:


Je zal maar de geluksvogel zijn die hier deze mooie boerderij heeft:




Voor de Flora en fauna liefhebbers onder ons nog even wat info:
Kenmerkende soorten voor de voedselarme vennen zijn Lavendelheide, Veenbes, Eenjarig wollegras,Witte snavelbies en Bruine snavelbies. Op de overgang van moerasvegetatie naar de omringende gras- en heidegezelschappen vind je op enige plaatsen o.a. Moeraswolfsklauw, Beenbreek, Klokjesgentiaan en de zeer zeldzame Scheuchzeria. 
In de wat voedselrijkere vennen, die als mesotroof kunnen worden aangeduid, is de plantengroei heel anders. Hier komen o.a, Driedelig tandzaad, Wateraardbei, Moerashertshooi en Drijvend fonteinkruid voor. 
In de voedselrijke vennen worden riet, kleine lisdodde,  gele lis, enz. aangetroffen.
Vanaf midden april kunnen wel 30 soorten libellen worden waargenomen. Het groentje (zeer talrijk) en de kleine parelmoervlinder zijn de pronkstukken van het gebied. 
Er broeden hier ongeveer 80 soorten vogels, zoals  onder andere de boomvalk, kuifeend, dodaars, havik, sperwer en groene specht en er leven dassen, reeën en vossen en kleinere zoogdierensoorten als bunzing, konijn, haas, eekhoorn, wezel, hermelijn en egel. 
Bij de vennen komen verschillende soorten salamanders, padden en kikkers voor. 11 van de 16 in ons land voorkomende amfibieen komen hier voor: knoflookpad, rugstreeppad, gewone pad, poelkikker, middelste groene kikker, alpenwatersalamander, kamsalamander en kleine watersalamander) en waarvan de knoflookpad de zeldzaamste is. 
Paddenstoelen zijn vooral na vochtige zomers en nazomers talrijk.
In het gebied worden door Staatsbosbeheer schapen ingezet om de vegetatie kort en open te houden.

De hoge droge stuifzandrug was reeds eeuwen voor het begin van onze jaartelling een ideaal oord voor de bewoners. Het water van de rivieren kon hen daar niet bereiken. Al vóór 1880 was het bekend dat in de bodem van de streek archeologische resten voorkwamen. Bij het rooien en planten van de bossen werden zoveel urnen en scherven gevonden, dat karresporen er mee werden
verhard. Veel is dus al verloren gegaan.


Leuk ook is dat dit gebied is opgenomen in een boek dat dit jaar is uitgegeven: De mooiste fotolocaties van Oost-Nederland verschenen. Een uniek naslagwerk voor natuur- en landschapsfotografen. Hier te vinden:

Wat was dit een prachtige wandeling, en dan heb ik nog maar een heel klein gedeelte gelopen.
Door zijn diversiteit zowel voor wat betreft flora en fauna, maar ook vanwege het afwisselende landschap is dit een uniek natuurgebied waar het in ieder jaargetijde prima toeven is. Ik hoop er dan ook nog vaak te gaan wandelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten