donderdag 21 maart 2019

Lentewandeling Buulderbroek

Vandaag nog een keertje naar het Buulderbroek geweest. Het was aardig en goed wandelweer. Ik was benieuwd of er al meer insecten te zien waren.

En ja, op de wilgenkatjes is het een en al gezoem van bijen en hommels:


Ook enkele citroenvlinders gespot, maar die zaten niet stil:


Mooie katjes:




Kunstig:


Jammer, ik had net de telelens niet op, maar zag een grote bonte specht:


Het roodgatje (Andrena haemorrhoa), een zandbij:


Het roodgatje wordt zo'n 9 tot 11 mm lang (mannetjes) en 10 tot 11 mm bij de vrouwtjes. Het borststuk is behaard met kort "rood" haar aan de bovenkant en wit haar aan de onderkant. Ook de kop is witbehaard. Kenmerkend is verder de glanzende roodgoude punt achter aan het achterlijf, waarnaar de Nederlandse naam verwijst. De vrouwtjes bezoeken een groot aantal planten voor het verzamelen van stuifmeel, zoals wilg en paardenbloem, maar ook schermbloemigen en fruitbomen. Ze nestelen ieder voor zich, soms in kleine groepjes, op allerlei zanderige plaatsen. 

Vergroot: foto is niet al te best, ik heb haar toch maar aangemeld bij waarneming:


Rietpluimen schitteren zo mooi in de zon:


Dit zijn zeer waarschijnlijk de sporen van een das, ik weet niet zeker of die hier voorkomen, maar het kan haast niet missen: de pootafdrukken zijn kort en breed, en er liggen grijze uitwerpselen bij:




En deze zijn van een everzwijn, maar kunnen ook van een hert zijn, al denk ik dat de omgeving hier voor een hert te nat is:


Want zwijnen zitten hier genoeg:


Ook op hele natte plekken:


Leuk filmpje op youtube over wilde zwijnen in het Buulderbroek:

Ik dacht dat dit de woudzwever was, maar volgens Waarneming is het de akkerhommel (Bombus pascuorum):


Deze hommel heeft een oranje-bruin gekleurd borststuk en een bruin- tot geelrood gekleurde achterlijfspunt. De nestzoekende koninginnen zijn te zien van begin maart tot midden mei. Het nest zit meestal onder de grond in oude muizennesten, maar ook wel eens bovengronds onder mos, in graspollen, composthopen, in vogelnesten en soms in nestkastjes:




En dit is volgens mij de grote zijdebij (Colletes cunicularius): ook die heb ik bij waarneming aangemeld:


Deze bijen hebben een bruinachtig dicht behaard lijf. Ze hebben strakke contasterende haarbandjes. De mannetjes worden 11 tot 14 mm lang, de vrouwtjes en 13 tot 14 mm. Ze nestelen in gangen in een vrij kale zanderige ondergrond. De nestgangen komen wel een meter diep en lopen vaak horizontaal. De wanden van de broedcellen worden bekleed met een snel opdrogend speekselacht goedje dat na het drogen een zijdeachtige gloed vormt, vandaar de naam.Te zien van maart tot juni met een piek halverwege april en vliegt daarmee vroeger dan andere zijdebijen. Ze voeden zich met wilg, met name boswilg en kruipwilg. De soort overwintert als imago in een nestcel.








Als je voorbij de wilgenbomen loopt is het een luid gezoem van bijen:


En daar zag ik ook een dagpauwoog (Aglais io): een van de bontst gekleurde vlinders van Europa:


De wilde narcis:


Wat ik hier zag viel meteen heel erg op: in een sloot lag een groot plakkaat kikkerdil en toen ik voorbij liep, dook er snel eoa klein donker dier in het riet weg. Het is de kikkerdril van de bruine kikker:


De bruine kikker is een kikker uit de familie van de echte kikkers.  Het is een van de bekendste soorten in Europa en komt ook in onze streken het meest voor.  Je vindt ze in bossen, heidevelden, graslanden en zelfs in de duinen.  Er moeten wel natte plaatsen in de buurt zijn, want als het te droog is komen ze niet voor. Toch hebben ze het water alleen nodig om zich voort te planten en om de winter te overleven. De rest van de tijd leven ze gewoon op het land, maar zoeken wel koelere plekjes op. Ze houden er ook van om tussen je houtvoorraad te kruipen waar het koeler is.
De kikkers zijn vrij groot en gedrongen met een grote, platte kop.  Ze worden 9 tot 11 cm groot en hebben meestal een bruine tot bruinrode kleur.  Die kleur kan wel wat veranderen in de paartijd. Van de neusgaten over het oog tot bovenaan de voorpoot zit een driehoekige vlek.  Er zit ook een lichtere streep op de bovenlip.  En op de rug zitten twee opmerkelijke. Al vanaf februari zetten de vrouwtjes hun eitjes af en zijn hierbij de allereerste kikkers in ons land.
Bruine kikkers leven vooral op de bodem, maar kunnen ook klimmen in struiken. Ze hebben stevige achterpoten om te springen en te zwemmen. Ze overwinteren op de bodem van een poel.
Met hun lange schiettong vangen ze kevers, sprinkhanen, wormen, duizendpoten en slakken.  Soms eten ze ook muizen en kleinere kikkers. Ze hebben echter wel veel vijanden: ooievaars, bosuilen, buizerds, bunzingen, dassen, vossen, bruine ratten en wilde zwijnen. Dat zijn er dus nogal wat.

Ik heb het aangemeld bijWaarneming en het is idd de dril van de bruine kikker.




Zeer waarschijnlijk het hol van een beverrat in een oever: hier zag ik het donker kleine dier wegschieten in het hol toen ik er voorbij kwam:


De beverrat is een een groot Zuid-Amerikaans aquatisch knaagdier, maar hij komt bij ons als exoot voor. Hij is waarschijnlijk vanuit ArgentiniĆ«  in de jaren twintig van de 20e eeuw naar Europa, de Verenigde Staten, Afrika, Japan en het Midden-Oosten gehaald om te worden gefokt voor zijn pels, die in kleding wordt verwerkt. Uit deze fokkerijen ontsnapten enkele dieren, die zich hier hebben kunnen handhaven. De beverrat leeft voornamelijk in moerassige gebieden . Ze hebben een voorkeur voor stilstaande wateren met dichte begroeiing. Als hol graaft hij een gang in een steile rivieroever of een dijk, vlak boven de waterspiegel. Deze holen hebben een diameter van twintig centimeter en zijn tot zes meter diep. Dus het zou heel goed kunnen dat hij zich hier ophoudt. In het hol maakt hij een plat nest van dode grassen. De nestkamer heeft een diameter van zo'n 30 centimeter. Als hij hier werkelijk zit hoop ik hem nog een keer te spotten! Maar net als de muskusrat wordt de beverrat actief bestreden in Nederland!

Leuk:


Vergoot: een bosduif:


Naast de zandbijen zag ik ook veel van deze donkere bijen: het is de steenhommel (Bombus lapidarius):


De vrouwtjes van de steenhommel zijn op het eind van het achterlijf na bijna helemaal zijdeachtig zwart behaard. Het eind van het achterlijf is helderrood gekleurd. In maart te zien op vooral de wilg. Ze maken nesten onder stenen, in muurspleten of in schuren en stallen, maar soms ook wel onder de grond.


En tot slot nog een forse hommel gezien: de aardhommel:


Aardhommels kunnen zijn: aardhommel, veldhommel, grote veldhommel of een wilgenhommel. Ze zijn in het veld niet goed te onderscheiden en worden daarom genoteerd als Aardhommel complex, De kop is zwart behaard, het borststuk heeft 1 gele band aan de voorkant en het achterlijf  heeft een brede gele band en een witte band. Maar ze lijken allemaal op elkaar.


Leuke site om te helpen determineren:

Het was een leuke wandeling. Elke keer is er wel weer iets anders moois of bijzonders te zien, als je er ook voor hebt. Dat is juist zo leuk!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten