Selandria serva:
Een geel, oranje (echte) 6-11 mm grote bladwesp met een zwarte kop. De bovenkant van dhet borststuk is ook zwart. De pootjes zijn helemaal geel, oranje. Te zien van mei tot oktober. Hij of zij lijkt hier te slapen. De scherpe boterbloemen zijn geliefd bij insecten om in te slapen:
Een geel, oranje (echte) 6-11 mm grote bladwesp met een zwarte kop. De bovenkant van dhet borststuk is ook zwart. De pootjes zijn helemaal geel, oranje. Te zien van mei tot oktober. Hij of zij lijkt hier te slapen. De scherpe boterbloemen zijn geliefd bij insecten om in te slapen:
Tuinslak onbekend:
Om slakken goed te kunnen determineren moet je ook foto's maken van o.a. de ingang van het slakkenhuis. Maar mij ging het hier om het leuke plaatje:
De prachtige grote dansvlieg (Empis tessellata): met zijn lange, omlaaggerichte zuigsnuit:
Mooi he! De donkere vleugels verraden dat het een mannetje is. Een echte charmeur om de vrouwtjes te verleiden met een prooi en dan te paren. Maar ook een rover. Het is een echte jager wiens prooien vaak bestaan andere vliegen, wespjes, vlinders, kevers, sprinkhanen en zelfs libellen. Sommige schuwen prooien groter dan ze zelf zijn niet en ook kannibalisme komt regelmatig voor. Door deze levenswijze en hun niet aflatende honger dragen ze echter wel bij aan de natuurlijke balans van insectenpopulaties.
Waterviolier (Hottonia palustris); die groeit hier veel in het ondiepe water:
De soort is een indicator voor kwel, wat hier idd veel voorkomt. De plant heeft lange wortels die in de onderwaterbodem zijn gegroeid en daar een rozet vormen. Dus de bladeren liggen ook onder water. Hij doet het heel goed in de schaduw:
De bloempjes ijn wit met een geel hart:
Gele waterkers (Rorippa amphibia):
Eveneens een in het watergroeiende plant met een holle stengel. Maar heeft ook liggende, uitloperachtige, wortelende stengels. Hij kan wel een meter hoog worden. Bloeit met gele bloemen in mei en juni.
Het werkje van een Berkenbladrolkever:
Het vrouwtje vormt van een blad een rolvormige sigaar waarin ze haar eitjes legt:
En toen zag ik plotseling een enorme paddestoel...ja een paddestoel...in mei: Het is de tijgertaaiplaat (Lentinus tigrinus):
Een zanglijster zingt zijn mooiste lied altijd vanaf een hoog punt:
Hooibeestje (Coenonympha pamphilus):
Behorend tot de zandoogjes. Licht oranjebruine bovenkant met een, vooral bij de vrouwtjes, opvallende kleine zwarte vlek aan de punt van de voorvleugel. Zittend is vaak alleen de bruingrijze onderkant te zien. De mannetjes bezetten een territorium en maken patrouillevluchten:
Voor mij een bijzondere waarneming want hij staat op de rode lijst! Hij is in Nederland niet zeldzaam, maar er is een duidelijke afnemende trend in zijn voorkomen geconstateerd. De oorzaak hiervan is niet helemaal duidelijk.
Ze zijn te zien van eind maart tot begin december met twee duidelijke pieken: de eerste in het voorjaar met een piek rond half mei en de tweede in de herfst met een piek eind september. Maar vandaag zag ik hem dus voor het eerst.
De hoed is witachtige met radiaal gerangschikte, grijsbruine of sepiabruine, schubben. Daardoor krijgt hij een tijgerachtig gestreept uiterlijk waaraan hij zijn naam heeft te danken. De steel is wit met vaak kleine, zwartbruine schubjes.
Hij leeft op dood loofhout en veroorzaakt witrot op stammen, stronken en takken. Vooral op dode wilgen- en populierenstammen die half in het water, de bagger of op de vochtige grond liggen. Een mooie bijzondere verschijning!
Hooibeestje (Coenonympha pamphilus):
Behorend tot de zandoogjes. Licht oranjebruine bovenkant met een, vooral bij de vrouwtjes, opvallende kleine zwarte vlek aan de punt van de voorvleugel. Zittend is vaak alleen de bruingrijze onderkant te zien. De mannetjes bezetten een territorium en maken patrouillevluchten:
Scherpe boterbloem(Ranunculus acris): met glanzende goudgele bloemen die tot in de herfts zijn te zien. Kan wel 1 meter hoog worden!
Kleine klaver (Trifolium dubium): met trossen van gele bloempjes, te vinden in graslanden en bermen. Bloei is van mei tot september
Dit was deel 1 van de wandeling. Ik heb toen langs het hek van Brabant water een ander pad genomen richting scouting:
Dit gebied is heeft een rijke begroeiing. Het is er vochtig en ook hier staan delen onder water:
Blik achterom:
Mooi zijn de struiken van de gelderse roos (Viburnum opulus):
Bloeit nu tm juni met mooie witte bloempjes en wordt bezocht door insecten vanwege de nectar. De rode bessen die er in de herfst aan komen zijn echt niet geliefd bij de vogels: alleen de pestvogel lust ze!
Hier zag ik veel insecten, zoals deze kegelbijvlieg (Eristalis pertinax): hij lijkt op een bij maar hij heeft korte antennes en een vliegenkop en geen angel, dus het is toch echt een vlieg:
Een zweefvlieg die zijn naam dankt aan het mannetje die in de meeste gevallen een kegelvormige achterlijf heeft. Het achterlijf is zwart met 2 "liggende" geel-oranje kegels. Het borststuk is lichtbruin behaard en de voorste en midden tarsen zijn geel gekleurd terwijl de achterste donker zijn gekleurd.
Zweefvliegen bootsen bijen wespen en hommels na. Deze zweefvlieg bootst een bij na.
Zweefvliegen bootsen bijen wespen en hommels na. Deze zweefvlieg bootst een bij na.
Zwarte vuurkopkever (Pyrochroa coccinea), het is een vrouwtje:
Heeft een knalrood borststuk en achterlijf, de rest van het lichaam is gitzwart. De lengte is ongeveer 15 tot 20 millimeter. Kenmerkend zijn ook de twee tasters die bij het vrouwtje sterk getand zijn en enigszins doen denken aan de tanden van een zaag en bij het mannetje gekamd zijn. daarom noemt men ze ook wel zaagsprietkever:
Gewone pendelvlieg (Helophilus pendulus), een mannetje:
Bof ik even: een pendelzweefvlieg rust maar zelden op een blad!
Een pendelvlieg is een mooie vroege voorjaarszweefvlieg. Hij heeft zwarte en gele lengtestrepen op het borststuk. Het achterlijf heeft een patroon met gele, zwarte en grijze vlekken. Midden op de kop zit een streep. Hij lijkt een beetje op een wesp. Maar het verschil met een wesp is dat een wesp in de bloem kruipt voor de honinh en een zweefvleig in de lucht blijft hangen. Verder heeft een wesp 2 paar vleugels, de zweefvlieg maar 1 paar. En tenslotte heeft de wesp gewone kleine ogen en de zweefvlieg grote bolle ogen.
Hij is van april tot oktober overal op bloemen te vinden. Hij heeft een voorkeur voor vochtige graslanden met enige beschutting (struiken, struwelen, bosrand). De larven leven in en bij het water zoals hier in slootjes.
Witte dovenetel (Lamium album):
Zo genoemd omdat hij op een brandnetel lijkt maar niet brandt (daarom dove). Boeit van april tot oktober. het zaad heeft een mierenbroodje, war door mieren verspreidt wordt:
Grote dansvlieg (Empis tessellata):
Bloemeweide van imkerij de Immenhof:
Rups van de berkenwintervlinder:
Het was even goed zoeken. Rupsen determineren is niet altijd even makkelijk. Want zowel kevers als vlinders hebben rupsen als voorstadium. Het is een nachtvlinder, een onopvallende kleine spanner. De vlinder vliegt van oktober tot december. De rupsen komen voor op berken, lindes en appels. Hij overwintert als ei. In Nederland en België is het een zeldzame soort. Staat dus op de rode lijst.
Zo iet de vlinder er uit (foto wikipedia):

Een vrouwtje bloedcicade (Cercopis vulnerata):
Deze cicade dankt de naam aan de zwarte basiskleur en enkele (meestal zes) grote, bloedrode vlekken op de dekschilden:
Een soldaatje of weekschildkever die benoemd wordt als Canthara obscura/paradoxa: 2 bijna identieke kevers die alleen door genitaal onderzoek exact gedetermineerd kunnen worden:
Gewone wegslak (Arion rufus):
Toen kwam ik aan bij een kleine poel, die nu grotendeels droog stond, en waar ik eerder zilverreigers en enkele reeën had gezien:
rups gevonden via:
https://www.vlinderstichting.nl/vlinders/overzicht-vlinders/?&toon=rups&pag=2
berkenwintervlinder
Geen opmerkingen:
Een reactie posten