zondag 10 mei 2020

Nog meer rare snuiters: de eikengalboorder (Curculio villosus)

Had ik laatst al een blog geschreven over een rare snuiter onder de insecten, vandaag zag ik er nog een, de eikengalboorder (Curculio villosus). Maar die zat daar niet, als een ander insect er niet eerder dan hem was geweest: de aardappelgalwesp.


Op deze foto zitten twee eikengalboorders. Ze zitten op de zomereik. Op de zomereik zitten wel honderden soorten insecten. Waaronder 60 soorten galwespen!! De aardappelgalwesp maakt deze galappels, die lijken op een aardappelsoort: de opperdoezer ronde, krielaardappels met ook van die roze blosjes.

De eikengalboorder is een kever, en wel een snuitkever. Je hebt geen idee hoeveel verschillende soorten daarvan zijn:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Snuitkevers_(familie)

De aardappelgalwesp is een wesp, een van de echte galwespen. Kijk hier maar eens hoeveel sooorten daar van zijn:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Echte_galwespen

Het leek wel of die zomereik vol hing met kleine aardappeltjes. Het zijn de zgn aardappelgallen. Dat er zo veel zijn is het gevolg van een zachte winter met weinig vorst en een warm voorjaar waardoor de aardappelgalwespjes de winter onder de grond hebben kunnen overleven.

De aardappelgalwesp (Biorhiza pallida) heeft een hele aparte leefwijze. In de gallen die je hier ziet ontwikkelt zich een larfje. In de zomer, als ze volwassen zijn vliegen ze uit: mannetjes en vrouwtjes. Die gaan paren. De vrouwtjes kruipen in de grond en zetten hun eitjes één voor één af op de jonge wortels van zomer- en wintereiken. Uit de eitjes komen larfjes die ook gallen veroorzaken (eikwortelgallen) maar dan op de wortels.
In februari kruipen de galwespjes uit de wortelgallen. Het zijn vleugelloze vrouwtjes die een heel traject moeten afleggen, want ze kruipen langs de stam omhoog om hun eitjes in de bladknoppen van de eiken te leggen. Mannetjes zijn niet nodig voor de bevruchting en zijn in deze fase ook niet te zien. Zo'n vrouwtje kan uren achter elkaar bezig zijn met het boren in een eikenknop voor de eiafzet. Daarbij spuit ze ook gif in de bladknop. Als reactie daarop gaat het bladweefsel opzwellen en wordt zacht: zo ontstaan die gallen.
Tot de zomer groeit dat gezwel (gal) die wel 30 kamertjes kan bevaten met een larfje erin. De larfjes scheiden ook een vloeistof uit die de gal doen groeien. Ze vinden er voedsel (uit voedingsstoffen van het bladweefsel) en beschutting. Ze wanen zich er veilig, maar dat is maar schijn want mezen lijken te weten dat er larven in deze gallen zitten en zoeken ernaar. In de zomer verpoppen de larven en kruipen uit de sponzig geworden gal. En zo is de circel weer rond. En er zijn ook andere galwespen die parasiteren op de aardappelgalwespen.


De gallen zijn sponsachtig, onregelmatig gevormd en kunnen wel 5 cm groot worden. De kleur kan variëren van groen en wit tot geel, roodachtig en een beetje paars.  Als de galwesp uitkomt en de gal verlaat, verhout de gal, wordt hard, barstig en verkleurt naar zwartbruin.


Nu de eikengalboorder. Wat is zijn plaats in dit verhaal?

Het is een hyperparasiet. Een hyperparasiet is een parasiet die uitsluitend leeft op andere parasieten. Hyperparasitisme komt voor bij verschillende insecten zoals wespen. In dit geval parasiteert de eikengalboorder op de gallen van de aardappelgalwesp. De larven ontwikkelen zich in de gallen van de Aardappelgalwesp Biorhiza pallida. Die wesp had al eerder eitjes in de gal gelegd waaruit larfjes zijn gekomen. Er leven dan dus 2 soorten larven in 1 gal. Dat gaat natuurlijk niet goed: door voedselconcurrentie sterft de wespenlarve.
Zo ziet de kever eruit: helaas had ik ze niet zien zitten met het blote oog en dus geen betere foto"s :




plaatje wikipedia:

Curculio villosus.jpeg

De eikengalboorder behoort tot de snuitkevers (700 soorten in West-Europa). De meeste soorten zijn slechts enkele mm's groot en lijken erg veel op elkaar en dus moeilijk op naam te brengen. Door nu te kijken waarop ze voorkomen kun je ze beter determineren. Hij is verwant aan de boorkevers. Die leggen hun eitjes in onrijpe vruchten zoals eikels en hazelnoten. Als in de herfst de vruchten van de boom afvallen, komen de larven tevoorschijn. Ze graven een holletje in de grond en overwinteren daar. Deze boorkevers, ook wel boorders genoemd, hebben de langste snuitjes. En die zijn vaak nog krom ook. Op de eik zien we de eikelboorder voorkomen. Het vrouwtje heeft het langste snuitje, welke net zo lang is als haar lichaam. De antennes hebben een knik.
De eikengalboorder legt zijn eitjes niet in de eikels zelf maar in de eikengallen. Hij is dus ahw de tweede gebruiker van de gal en is niet de veroorzaker van de gal zelf.

Hoe wonderlijk is toch de wereld van de insecten. Zo klein als ie is....het is toch wel echt een rare snuiter!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten