Vandaag heeeeel vroeg uit de veren om wilde zwijnen of reeen te spotten. Om 6:00 uur waren we al in het Buulderbroek.
Met onze camera op statief zijn we vlakbij een plek gaan zitten waar we al eerder een reetje hadden gezien en waar ook veel zwijnensporen zijn. Kopje koffie erbij en dan maar rustig afwachten......
Maar wat was het stil. De meeste vogels sliepen blijkbaar ook nog, de insecten waren ook nog lang niet in de vleugels. Angstvallig stil was het.
Maar de zon kwam al op, dus dat was wel lekker zitten zo.
Een half uurtje gezeten...maar helaas...niets gezien. Tsja, meestal zien we dat soort dingen gewoon per toeval. Juist als je we het niet verwachten.
Toen zijn we weer onze gebruikelijke wandelroute gaan doen. Het werd een ochtendje met voornamelijk plantjes en bloemtjes fotograferen.
Zoals ik al eens eerder vemeld heb is het Buulderbroek een broekbos. Een broekbos is een bos waarbij de vegetatie wordt bepaald door de hoge stand van het grondwater. Broek betekent laag gelegen moerassig land. Het grootste gedeelte van het jaar staat de waterspiegel tot op of boven het maaiveld. Elzen en berken vormen hierbij de boomlaag. Er zijn 2 soorten broekbossen: elzenbroekbossen en berkenbroekbossen, en 3 biotopen: laagveen, hoogveen en beekdalen.
Het Buulderbroek is een elzenbroekbos in een beekdalbiotoop. De luchtvochtigheid en grondwaterstand zijn daar hoog. Slechts een beperkt aantal boomsoorten kan onder deze zeer natte omstandigheden groeien. Voornamelijk is dat hier de zwarte els. Door het gebrek aan zuurstof in de bodem vindt er weinig afbraak van organisch materiaal plaats. Hierdoor hoopt dit materiaal zich op en kan veenvorming optreden.
Dat ervaar je ook als je hier loopt. Door de hoge luchtvochtigheid heb je hier plaatselijk wel veel last van muggen. En sloten liggen vol met plantenresten. Ook zie je dat het water plaatselijk rijk is aan kwel dat rijk is aan ijzer en daardoor een roestbruine kleur heeft.
Als je hier lekker met je laarzen aan doorheen loopt is het toch een heerlijke beleving. De rust, de luchtvochtigheid, het gekwetter van de vogeltjes en vooral een veelvoud aan planten en bloemen.
Kenmerkende soorten zijn elzenzegge, dotterbloem, slangenwortel en holpijp. In plasjes ontwikkelt zich een verlandingsvegetatie met soorten als waterdrieblad en grote boterbloem. Een grote rijkdom aan bladmossen is kenmerkend voor dit type bos.
Door de stijgende vraag naar landbouwgrond en voortschrijdende mechanisatie zijn in de 20e eeuw vrijwel alle beken in beekdalen gekanaliseerd. Daardoor kan het water snel worden afgevoerd en valt een broekbos droog, waarna het voor landbouw kan worden ontgonnen. Een gedeelte van deze gekanaliseerde beken laat men nu weer meanderen. Het centrale gedeelte van de broekbossen bleef ten tijde van de ontginning soms nat vanwege hoge kweldruk, waardoor deze bossen niet altijd in cultuur zijn gebracht. Hun vitaliteit werd desondanks minder, en langs de randen kregen soorten die op stikstofrijke bodems groeien de overhand, zoals braam. Dat is in dit bos ook rijkelijk aanwezig.
Hier zit een kleine nachtvlinder op de braam: de gestreepte goudspanner (Camptogramma bilineata):
Het is een algemene nachtvlinder die zich overdag makkelijk laat verstoren. Hij is maar klein: slechts 3,5 cm groot van vleugelpunt naar vleugelpunt. Hij eet nectar. Is te zien van media mei tot begin september.
Door de warmte en het vochtige weer zie je al verschillende paddestoelen. Dit is het gracieuze hazenpootje (Coprinopsis lagopus): zomaar oprijzend uit het niets:
Het leven van het hazenpootje is maar kort: hij verschijnt en verdwijnt meestal op dezelfde dag. Het is een sierlijk paddestoeltje welke geliefd is bij fotografen. Hij groeit op vochtig dood loofhout. En behoort tot de inktzwammen. Deze naam kreeg hij omdat de jonge witvezelige exemplaren lijken op een zachtharige hazenpoot.
En deze mooie al grote Parelamaniet (Amanita rubescens), aangeknaagd door dieren: te zien vanaf juni tot in de herfst
Dit is watermuur (Mentha aquatica) :
Groeit vooral langs het water vanaf juni tot eind oktober. De bladeren ruiken sterk naar pepermunt. De roodachtig lila bloemen worden door insecten zoals honingbijen en hommels bestoven.
De grote kattenstaart (Lythrum salicaria):
Bloeit van juni tot september. De stengels kunnen wel tot 1.20 meter lang worden. En de pollen met wortels zitten wel tot 1 meter diep. Hoe bijzonder! Nog bijzonderder zijn de bloemen: de paarsrode bloemen zijn gerangschikt in een tot 35 cm lange schijnaar. Ze zijn tweeslachtig en vertonen heterotristylie om zelfbestuiving te voorkomen. Dat betekent dat er drie soorten bloemen voorkomen (trimorf):
kortstijlige bloemen met middellange en lange meeldraden
middelstijlige bloemen met korte en lange meeldraden
langstijlig bloemen met korte en middellange meeldraden.
Ook nog leuk om te weten: de grote kattenstaart is waardplant voor de kattenstaartdikpootbij. Het boomblauwtje gebruikt onder meer de grote kattenstaart voor haar tweede generatie eitjes. De plant is nectarplant voor de grote vuurvlinder. Volgend keer maar eens kijken of ik deze insecten er ook op zie zitten ;-).
Dit is het blauw glidkruid (Scutellaria galericulata):
Bloeit van juni tot september met diep paarsblauwe, soms lichtrozebehaarde bloemen. Groeit ook langs het water.
Koninginnekruid (Eupatorium cannabinum):
Eentje die je hier veel ziet staan. Kan wel tot 1.70 meter hoog worden, toornt dus hoog boven alle vegetatie uit. Groeit op vochtige plaatsen en bloeit van juli tot september met een prachtige paarsrose schermvormige pluim van bloemhoofdjes. Ze produceert veel nectar en wordt door vlinders en bijen druk bezocht. Maar nu was het nog vroeg en dus nog weinig insecten te zien.
Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare):
De botanische naam Tanacetum is vermoedelijk afgeleid van het Oudgriekse woord athanasia dat onsterfelijk betekent. Het heeft deze naam waarschijnlijk te danken aan het feit dat de bloemen niet makkelijk verwelken en lang hun gele kleur behouden. Vulgare betekent veel voorkomend. Bloeit van juni tm augustus met platte schermen, die uit tientallen gele bloemhoofdjes bestaan. Ze staan in schijnschermen zeer dicht opeen en geven het scherm de stevigheid als van een kussentje. Ze wordt tot de kompasplanten gerekend, omdat de bladeren in het volle zonlicht zich ongeveer plat op het zuiden richten. En wordt veel door bijen bezocht en er komen diverse rupsensoorten op voor.
Gewoon Sint Jacobskruid (Jacobaea vulgaris): de dodelijkste plant die er is!!!
Ook voor ons maar vooral voor de paarden. Het eerste jaar is hij geheel groen. Het tweede jaar krijgt hij gele bloemen. De plant kan wel een halve meter hoog worden. Hij is te herkennen aan de rode stengels, gele bloemknoppen en groene veelvormige bladeren. De stofjes die er in zitten worden na opeten in de dunne darm omgezet in giftige stoffen die de lever aantasten, waarbij kleine bloedvaatjes verstopt raken. Met hooi of kuilvoer kunnen dieren het giftige jakobskruiskruid binnenkrijgen, doordat de verbrokkelde bladeren niet worden opgemerkt. Runderen en paarden vermijden bij het grazen jakobskruiskruid normaal gesproken wel , maar in tijden van droogte en voedselschaarste kunnen ze het wel gaan eten. En grotere opnames lijden tot blijvende nierschade.
Hier staat hij tussen de andere planten op een grote bloemenweide ondersteund door Beedeals(zorgt voor verbeterde leefomgeving van natuurlijke bestuivers).
Hier staat het Knoopkruid (Centaurea jacea):
Heeft mooie roodpaarse bloemen die bloeien van juni tot in de herfst. Het is een plant waar heel veel wilde bijen en vlindersoorten van profiteren.
De Vogelwikke (Vicia cracca):
De plant heeft slappe stengels die zachtbehaard zijn. Ze zoekt door middel van ranken steun bij andere planten. De hoogte (of lengte) is maximaal 2 meter. Heeft veelbloemige trossen met soms wel 30 bloempjes. Bloeit van juni tot augustus.
Dit zijn de mooie grote witte bloemschermen van de Wilde peen (Daucus carota):
Je kunt wel zien waarom haar bijnaam vogelnestje is. Kan tot 1 meter hoog worden. De bloei is van juni tot in de herfst. Hij heeft koude nodig om in het 2e jaar te kunnen bloeien.
Dit is het harig wilgenroosje (Epilobium hirsutum):
Bloeit van juni tot september met mangaankleurige bloemen die vlinders en wantsen aantrekken. Groeit op vochtige plaatsen maar heeft ook veel licht nodig. De stengels zijn lichtbehaard.
Rode klaver (Trifolium pratense) die in bloei staat :
Kan wel 1/2 meter hoog worden en bloeit van mei tot in de herfst met roze tot rode bloemen.
Toen zag ik een vrij groot blad, merkwaardig genoeg heeft het de naam Klein hoefblad (Tussilago farfara):
De bloei begint al in maart. De plant behoort tot de naaktbloeiers: de bladeren verschijnen pas na de bloei. Tijdens de bloei zijn de bladeren beperkt tot korte, groene of rode schubjes langs de stengel. Na de bloei ontwikkelen deze zich tot hartvormig of ronde en getande bladeren. Deze, aan de onderkant viltig behaarde bladeren staan in een rozetvormige krans rond de steel. De gele bloemen worden veel bezocht door bijen en vliegen, die voor de bestuiving zorgen.
En tot slot de Wilde chichorei (Cichorium intybus):
De plant kan tot 1.20 meter hoog worden en heeft leuke lichtblauwe bloempjes die alleen in de ochtend zijn geopend. Komt van oorsprong uit het Middellands Zeegebied en is ws door de Romeinen meegebracht. Bloeit van juli tm augustus.
Hij heeft een beetje vreemde bijnaam: de wegenwachter. Dat is omdat hij vaak in grote aantallen voorkomt in wegbermen.
Naast al die mooie bloemen en planten zag ik ook nog een prachtige libelle. Helaas was die al dood, en al deels opgegeten waarschijnlijk. Jammer want het was een hele mooie: de Glassnijder (Brachytron pratense):
Het is een echte libel uit de familie van de glazenmakers. De glassnijder is een kleine glazenmaker die al vroeg vliegt van eind april tot eind juni. Hoe hij aan deze naam komt? Hij is genoemd naar het beroep van glazenmakers, duie vroeger zonder auto de ramen naar klanten moesten brengen. Daartoe verstevigden ze de ruiten met een raamwerk van latten en bonden ze die vervolgens op hun rug. En als ze zo door de straten liepen leken ze op libellen.
Kijk eens naar de prachtige vleugels:
En dan een leuke verrassing, ik zag al vaker zwarte wegslakken maar nog niet eerder een parend tweetal:
Slakken zijn tweeslachtig. Elke slak kan een vrouwelijke of een mannelijke vorm aannemen tijdens de paring. De transparante eitjes afgezet in klei en holletjes in de grond.
Was het uiteindelijk toch een mooie wandeling geworden, al hebben we geen wilde zwijnen of hertjes gezien.
In elk jaargetijde is het hier prachtig wandelen. Alleen moet je wel van natte voeten houden.....letterlijk, want mijn sportschoenen waren helemaal doorweekt: ik had zelfs natte sokken gekregen haha...
Broekbossen worden tegenwoordig beschermd. Ze zijn in het algemeen slecht toegankelijk voor de mens, waardoor ze een rustig milieu vormen voor dieren, in het bijzonder voor vogels. Voor overwinterende vogelsoorten als sijs en barmsijs zijn het belangrijke foerageergebieden. Daarnaast broeden er soorten als nachtegaal, zwartkop en bosrietzanger.
Ook vervullen ze een "stepping-stone"-functie voor moerasplanten die voor verspreiding van zaden of vegetatieve plantendelen over langere afstand afhankelijk zijn van inunderend beekwater. Inundatie is het opzettelijk onder water zetten van een gebied.
Ook dieren kunnen gebruik maken van de broekbossen om zich te verplaatsen door het landschap. Soms is het mogelijk om andere bossen via broekbossen met elkaar te verbinden.
Door boomgroei en mogelijk veenontwikkeling is de vastlegging van CO2 mogelijk een van de beheerdoelen. Broekbossen bieden ook mogelijkheden voor waterberging. Zoals hier: Brabants water haalt hier het drinkwater uit de diepere grondlagen.
Al met al hebben broekbossen dus veel nuttige functies.
Het is voor mij een van de mooiste plekken waar ik graag wandel.