maandag 1 april 2019

Kolibrie vlinder (Macroglossum stellatarum) in mijn tuin

Vandaag zag ik op de ribes (een bessenstruik) in mijn tuin een wel heel bijzondere vlinder: hij was bruin, fors, fladderde erg snel met zijn vleugels en viel echt wel heel erg op. Mijn eerste gedachte was dat het een soort van Phaegheavlinder was, maar hij was forser. Ik nam snel mijn gsm en probeerde een scherpe foto te maken, nog niet wetende dat het een kolibrievlinder was. Want ik had er achteraf beter een filmpje van kunnen maken. Een kolibrievlinder is nl een erg onrustige vlinder. Net als een kolibrie slaat hij erg snel met zijn vleugels. Hij kan dan wel vleugelklappend stilstaan voor een bloem om nectar te drinken met zijn lange roltong , maar gaat dan vliegensvlug weer snel fladderend naar een volgende bloem. Er ging dus kostbare tijd verloren met het wachten totdat hij eens rustig stil zat. Ik heb maar 1 duidelijke foto kunnen maken en heb die uitvergroot:


De kolibrievlinder is een vlinder uit de familie pijlstaarten (Sphingidae).
De naam is te danken aan de op kolibries gelijkende vlucht: als hij in de lucht stil hangt om met zijn lange roltong nectar te drinken lijkt hij op een kolibrie. Maar zijn uiterlijk is toch echt dat van een vlinder.
Hij heeft een typische pijlstaartachtige vorm, een gestroomlijnd lichaam en krachtige, gestroomlijnde vleugels. De vleugel spanwijdte is 5 cm. Hij is te herkennen aan de grijs bruine voorvleugels met twee donkere dwarsstrepen aan weerszijden naast het midden aan de bovenkant. De achtervleugels hebben een oranje kleur aan de bovenkant. Aan de brede achterlijfspunt heeft hij zwarte en witte vlekken. De kop heeft duidelijk zichtbare ogen en antennes. Helaas is dat allemaal niet echt heel duidelijk te zien op mijn foto. Maar gelukkig heb ik hem zelf wel heel goed gezien. Het is echt een heel aparte vlinder! Ik wilde er dan ook echt alles over weten en heb flink gegoogled:

De kop is duidelijk te onderscheiden van de rest van het lichaam. Aan de achterkant ligt die deels onder het borststuk maar door de duidelijke uitsteeksels is de kop toch duidelijk te zien. De ogen zijn rond en bolvormig, en zijn groen als het zonlicht erin schijnt. Bovenop de kop zitten de draadvormige antennes die aan de uiteinden een kleine verdikking hebben. Aan de punt van de antenne zit een klein lobje maar dat is vrij moeilijk te zien.
De (facet) ogen bestaan uit vele kleine deeloogjes. De voorkant van het kop wordt beschermd door een verharde plaat (clypeus). Bij gave exemplaren is die bedekt met haren en niet te zien. Bij beschadigde vlinders is de clypeus kaal en bruinrood van kleur waardoor hij nogal opvalt.
De roltong van de vlinder is wel 3 cm lang en is bijna net zo lang als zijn lichaam. In rust rolt hij die op. Hij bestaat uit twee uitsteeksels van de onderkaak, die samensmelten nadat de vlinder uit de pop is gekropen. Deze buisvormige roltong kan hij diep in vooral buisvormige bloemen steken om zodoende bij de nectar te komen. Tijdens het drinken van de nectar zweeft hij voor de bloem en hoeft dus niet op de bloem te landen zoals veel andere vlinders doen. Aangezien ze iedere dag dezelfde bloemen opzoeken beschikken ze waarschijnlijk over een goed geheugen.
Het meest opvallende aan deze vlinder is zijn borststuk welke 2 paar vleugels en aan de onderzijde drie paar poten heeft. Aan de voorkant van het borststuk zitten de voorvleugels, aan de achterkant de achtervleugels. De voorvleugels zijn langer en puntiger. Tijdens het vliegen worden de vleugels zo snel heen- en weer bewogen dat ze met het blote oog niet te zien zijn. De vleugels worden in rust achterwaarts als een dakje over het achterlijf gevouwen. De voorvleugels worden hierbij boven op de achtervleugels gevouwen, zodat de voorvleugels aan de bovenkant te zien zijn en de achtervleugels aan het oog worden onttrokken. De bovenkant van de achtervleugel echter is helder oranje gekleurd, verder zonder tekening. Deze felle kleur wordt een schrikkleur genoemd. Als de vlinder in rust wordt verstoord vliegt hij weg en hierbij komen dan plotseling de felle kleuren tevoorschijn. Sommige vijanden raken hierdoor verward waardoor de vlinder kan ontsnappen.
Aan het einde van het achterlijf zijn lange haren aanwezig welke lamellen vormen die enigszins lijken op de staartveren van vogels. Deze structuren dienen om het lichaam te stabiliseren tijdens de vlucht. Het achterlijf is zwart van kleur en heeft opvallende vierkante vlekken die iets weg hebben van een dambordtekening.

De belangrijkste vorm van verdediging tegen vijanden is de onopvallende camouflagekleur. In rust bevindt hij zich vaak verticaal op het oppervlak, met de kop naar boven, op een variabele ondergrond zoals rotsen, boomstammen en ook muren en valt hier door de bruine kleuren en donkere strepen niet op. Hij kent geen vorm van actieve verdediging, zoals piepen of bijten. De rups en ook de vlinder hebben vogels als vijand. Ook worden ze door verschillende wespen en sluipvliegen soorten geparasiteerd waarbij de wespen eieren leggen in de rups of pop en de rups het meestal niet overleeft.

Ik vind het zo jammer dat ik dit allemaal niet mooi op foto's heb kunnen vastleggen. Maar...wie weet....komt ze vaker terug naar mijn tuin. Ik heb in ieder geval een hele border ingezaaid met bloemzaden voor de bijen, de vlinders en ook een stukje om vogels te lokken en een deel met weidebloemen. Ik ben heel benieuwd wat daar op af zal komen.
De waardplanten van de rupsen bestaan voornamelijk uit walstro (Galium) en meekrap (Rubia tinctorum), maar ook andere planten worden gegeten. Ik weet niet of er zaadjes van deze planten bij zitten.

De volwassen vlinder heeft iig een voorkeur voor planten die veel bloemen bevatten en bovendien veel nectar afgeven. Voorbeelden zijn planten uit de geslachten Echium, Jasminum, Nicotiana, vlambloem (Phlox), sleutelbloem (Primula), andoorn (Stachys), Syringa, tulp (Tulipa), Verbena en viooltje (Viola). Ook op kamperfoelie en de Vlinderstruik wordt hij veel gezien.

De vlinder komt voor in Zuid-Europa en Noord-Afrika. Het is een zgn trekvlinder. In de zomer vliegen ze in grote aantallen naar het noorden en westen van Europa en 's winters trekken ze naar zuidelijkere delen van Afrika. De vlinder wordt bij ons dus in de zomers aangetroffen en we noemen hem daarom een zomergast. Hij plant zich hier voort; in het najaar vliegen de meesten weer terug naar het zuiden. Hoewel het nachtvlinders zijn, zijn ze overdag actief. Hij wordt beschouwd als een algemeen voorkomende en talrijke soort die niet wordt bedreigd. Hij vliegt overdag, vooral bij zonnig weer maar soms ook bij bewolking of zelfs in lichte regen. Dat is wel apart, want veel andere vlinders zie je dan niet. Overal in het land kun je ze tegenkomen, want het is een mobiele soort die met gemak tientallen kilometers aflegt.
De kolibrievlinder is de laatste jaren gewend geraakt aan onze zachte winters. Vroeger trokken ze allemaal in het najaar weg maar de laatste jaren blijven er steeds meer hier hangen. In een zachte winter kunnen ze dat overleven, maar als het koud wordt niet. Zodra het vriest sterven ze vaak na de eerste nachtvorst.

De kolibrievlinder is als trekvlinder en als standvlinder in de Benelux het gehele jaar aan te treffen. In de hete en droge zomers van 2003 en 2006 maar ook afgelopen jaar is de soort hier massaal waargenomen. Veel trekvlinders, zoals de doodshoofdvlinder, komen pas aan het einde van de zomer aan in Nederland, maar de kolibrievlinder is soms al in het voorjaar te vinden. De vlinder kan in Nederland vrijwel het gehele jaar worden waargenomen, maar vliegt vooral in de maanden augustus en september.

Dan even iets over de ontwikkelingscyclus van deze bijzondere vlinder. Die is hetzelfde als andere vlinders. In het voorjaar vindt de paring plaatst, hierbij zoeken de mannetjes en vrouwtjes elkaar op. De kolibrievlinder is een van de weinige soorten pijlstaartvlinders die in staat is om te vliegen tijdens de paring, bij andere soorten hangen de dieren aan een tak tijdens de copulatie. De paring duurt maximaal ongeveer een uur. Na de paring gaat het vrouwtje op zoek naar voedsel voor de ontwikkeling van de eieren. De eieren (1mm groot) worden van mei tot september één voor een afgezet ( en niet in groepjes zoals bij andere vlinders), zijn bolvormig en rond, groen en glanzend en lijken daardoor op de zich ontwikkelende bloemknoppen van de walstro. Daarom worden de eieren ook vrijwel altijd afgezet op deze planten (schutkleur). Voordat een ei wordt afgezet inspecteert het vrouwtje de locatie nauwkeurig. Er worden tot 200 eieren afgezet waardoor het afzetten van de eieren veel tijd in beslag neemt. Na 6-8 dagen komt er een rups uit het ei. De rupsen eten veel en worden tot 4,5 cm lang (best groot) en zijn groen met witte en gele lengtestrepen. Er zijn wel verschillende kleurvormen zoals groen, bruin of zeer donker. Ze vervellen en verpoppen totdat uiteindelijk de volwassen vlinder na ongeveer 20 dagen tevoorschijn komt.

De volwassen vlinders leven enkele maanden waarbij ze vooral eten en zich voortplanten. De volwassen vlinder overwintert, vaak worden holle bomen en ondergrondse nesten van dieren gebruikt. Ook kan de vlinder op oude zolders worden aangetroffen. Op warme dagen kunnen ze tevoorschijn komen om te eten.

Nou dat was heel wat info, maar ja bij zo'n bijzondere vlinder mag dat ook wel. Ik hoop ze nog veel te zien op mijn bloemenborder.



En ik heb haar natuurlijk aangemeld bij waarnemingen. Ze is goedgekeurd. Zij willen graag dat we zulke aanmeldingen doen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten