zaterdag 20 april 2019

Wandeling bij de Kleine Bruggen: de bloemetjes en de bijtjes 2

Vandaag was het prachtig weer: 26 graden, dus weer even gaan kijken bij de Kleine Bruggenlangs de Buulder AA. Ik ging eerst kijken bij de elzenbomen bij de vistrap, en daar zag ik de elzenhaantjes alweer druk in de weer om zich voort te planten:


Insecten die ik vorig jaar uitvoerig in mijn blogs heb beschreven, beschrijf ik nu niet meer. Het zijn mooie felegekleurde kleine kevertjes:


Het mannetje:


Het vrouwtje: ze kan tot wel 900 (oranje) eitjes leggen aan de onderkant van het blad:


Uit de eitjes komen na 5 tot 14 dagen olijfgroene later zwart wordende keverlarven, die zich na drie weken, vanaf juli, op de grond onder afgestorven plantenresten gaan verpoppen. Na 8 tot 11 dagen komt de nieuwe generatie kevertjes uit de poppen.


In de maanden mei en juni vreten de larven en kevers aardig door. De gaten die de elzenhaantjes achter laten in het blad wordt ook wel ‘venstervraat’ genoemd.



Wat lager, vlak bij het water in de vistrap zat een platte wielwebspin (Nuctenea umbratica) op het elzenblad:


Platte wielwebspinnen zijn nogal breed en plat. Ze kan zich nog platter maken door inwendige pezen tegen de bovenkant van haar achterlijf aan te trekken. Hierdoor past ze in spleten die voor andere spinnen ontoegankelijk zijn. De aanhechtingspunten van de pezen zie je als putjes in haar achterlijf.  De kleur varieert van roodbruin en grijsbruin tot zwart. Ze heeft een bladvormige vlek op zijn achterlijf. De vrouwtjes worden tot 15 mm groot, demannetjes maar tot 8 mm. In de avond bouwen ze hun bolvormige web, soms wel meer dan 70 cm groot. Er loopt een signaaldraad van het web naar haar schuilplaats. Ze brengt brengt de dag door in haar schuilplaats en als het donker wordt gaat ze in het centrum van het web zitten. Daarbij wordt de onderkant van haar achterlijf zichtbaar en daarop heeft ze nog een speciale aanpassing: van onder bekeken heeft de ze twee halve maanvormige lichtgekleurde vlekjes. Onderzoek toonde aan dat die werken als lokmiddel voor oa nachtvlinders en dat de spin dus dankzij deze vlekjes meer motten in haar web vangt. Hoe dit werkt is nog niet helemaal duidelijk, maar één verklaring is dat de vlekjes de helmknoppen van bloemen nabootsen en zo de nachtvlinders aantrekken. De meeste mensen kennen deze spin niet omdat hij snachts actief is.

Toen ik weer verder liep en op de grond zocht naar insecten zag ik iets wat op een wattenbolletje leek, omwikkeld om een grashalm:


Wat zou dat nou toch kunnen zijn? Het leek echt op een wattenbolletje en was iets groter dan mijn duimnagel. Spinnenhuisjes en cocons zijn meestal wat doffer van kleur en stugger van rag. Dus ik heb het maar aangemeld bij Waarnemingen. Je zou in eerste instantie denken dat het iets van de zijderups is, maar ja die komen in het wild niet voor: die worden gekweekt. Na flink wat googlen denk ik dat het een cocon van de zuringuil zou kunnen zijn, een algemeen voorkomende nachtvlinder waarvan de rups zo'n cocon om zich heen spint. De waarplant is echter de zuring, dus als hij zich hier verpopt zal hij toch elders voedsel moeten gaan zoeken.

Toen kwam ik op een plake waar zich veel rouwvliegjes (Sciaridae) ophielden; ook zij waren druk in de weer om zich voort te planten:


Rouwvliegen zijn geen vliegen maar behoren tot de muggen! Wereldwijd zijn er wel 2.500 verschillende soorten rouwmuggen.Vliegend herken je ze meteen: ze vliegen langzaam en met de pootjes hangend onder het lichaam. Je ziet ze veel in maart en april. Er zit een groot verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. De vrouwtjes zijn groter, lijken meer op een mug en hebben heel kleine ogen. De mannetjes lijken meer op een vlieg en hebben heel grote ogen. Dat kun je op onderstaande foto goed zijn: kijk maar eens naar de pootjes, vleugels en grootte: links is het mannetje:


De rouwvlieg legt haar eitjes in grasland, vaak aan de randen van oude mestflatten. Aangezien de vliegen de eitjes in grote getale op één plaats afzetten, komen de larven altijd voor in de vorm van nestjes, waar honderden larven bij elkaar kunnen zitten. De rouwvlieglarven voeden zich met organisch materiaal van de verterende mest en afgestorven grasresten en later ook met grasplantjes. Vandaar ook dat de beestjes in grote getale op een plek voorkomen.


De Buulder AA bevat veel bruine drab:


Op de oever groeien paardebloemen en pinksterbloemen:


De paardenbloemen worden veelvuldig bezocht door de bijtjes:




Even verderop voorbij de bocht is de Buulder AA altijd veel helderder:




Ook de veelstippelige Aziatische lieveheersbeestjes zijn uit hun winterslaap ontwaakt:




De vlinders die ik er zag waren meest koolwitjes  en citroenvlinders maar ook een enkele dagpauwoog: ze heten niet voor niets fladderaars, ze zitten niet vaak stil en zijn moeilijk te fotograferen:


De dagpauwoog dankt zijn Nederlandse naam aan de dagactieve levenswijze en de vlekken op de vleugels. Deze zogenaamde oogvlekken hebben iriserende blauwe en paarse kleuren en doen denken aan de oogvlek op een staartveer van een mannelijke pauw. Er is ook een vlinder genaamd nachtpauwoog maar deze soort heeft een andere lichaamsbouw en is 's nachts actief. Oogvlekken op de vleugels komen overigens bij veel meer soorten vlinders voor, ook bij soorten uit andere families. Een verouderde Nederlandse naam is pauwoogvlinder.


Nog wat bloemetjes: dit is de dagkoekoeksbloem: De Nederlandse naam koekoeksbloem is afgeleid van het spuug, dat vroeger koekoeksspuug werd genoemd en soms op de stengels van de plant kan worden gevonden. De naam dagkoekoeksbloem verwijst naar het overdag openstaan van bloemen, dit in tegenstelling van de avondkoekoeksbloem:


Het herderstasje (Capsella bursa-pastoris): een plant uit de kruisbloemenfamilie en die als onkruid wordt beschouwd:


Nederlandse naam is ontleend aan de hartvormige, 6-9 mm lange hauwtjes, die het model hebben van de tas die vroeger door herders en boeren gebruikt werd. In de volksmond staat de soort ook bekend als lepeltjesdief, beursjeskruid, tasjeskruid, bloedkruid, eendepootjes, ganzetongen, lepels en vorken, moederstasje en tuinlepeltje:


Ik herinner mij dit plantje van de biologieles van vroeger op school: het was een van de veel voorkomende plantjes die we thuis moesten drogen tussen vloeipapier onder een zwaar boek en in ons herbarium-schriftje moesten plakken. Ik vond het toen al erg interessant.

Dit kleine wespje, neee bijtje!!!! is de smalbandwespbij: op zoek naar een nestje van een zandbij om er haar ei in te leggen zodat ze er zelf verder niet voor hoeft te zorgen. Het bijtje heet daarom een koekoeksbij:




En tot slot nog de prachtige elzenvlieg, die hier ook in grote getale zit:


Dat was het weer voor vandaag. Het was weer een leuk uurtje beesjes en plantjes kijken en fotograferen. Er is hier altijd wel wat te beleven. Ik heb eea bij Waarnemingen aangemeld:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten