zondag 7 april 2019

Wandeling bij Kleine Bruggen: de bloemetjes en de bijtjes

Vandaag ben ik even bij de Kleine Bruggen geweest om te kijken of ik insecten kon fotograferen. Het was een heerlijke warme dag (20 graden), Toen ik er aan kwam bleek dat ze de weides opnieuw hadden ingezaaid met wilde bloemen. Dat wordt weer genieten....en niet alleen voor de insecten.....Achter het riet ligt de amfibieënpoel:


Ik weet niet wat de boer op het achterliggende land gaat verbouwen maar hij zal zeker ook baat hebben bij al die insecten die op de bloemen afkomen:


Het bankje met uitzicht op de vistrap:


Geen gekwaak of geplons gehoord van kikkertjes, en ze ook niet gezien:


In het wilde gras waren veel molshopen te zien, eentje zelfs met een grote opening erin:


Ik wil zo graag een keer een mol zien, in mei -juni maak je daarop de meeste kans als de moeder de jongen uit haar hol wegjaagt en de jonkies een eigen hol moeten gaan maken: dan komen de kleintjes naar boven. Er waren ook kleinere nestopeningen te zien:


Wel wat groot denk ik voor een hommelhol, al waren er hier wel veel hommels, ze zouden van veldmuizen kunnen zijn, maar die houden weer niet van hoog gras...dus ik moet het antwoord schuldig blijven.....


De paardenbloem (Taraxacum officinale) staat nu volop in bloei en siert vele bermen en weides, en wordt veelvuldig bezocht door de bijen:


De bloem is van oorsprong afkomstig uit Afrika en is van daaruit door de mens verspreidt. De voortplanting van paardenbloemen vindt voor een groot deel plaats door middel van apomixie, dat wil zeggen dat het vruchtbeginsel kan uitgroeien tot een zaad zonder dat de eicel bevrucht is geweest. De paardenbloem vormt op deze manier klonen. Daardoor zijn er grote groepen paardenbloemen die genetisch nauwelijks en morfologisch weinig van elkaar verschillen en deze worden microsoorten genoemd. In Nederland zijn er minimaal 250 microsoorten aangetroffen.


Maar hij kan zich natuurlijk ook voortplanten door middel van bevruchting. We kennen allemaal de mooie vruchtpluizen met nootjes eraan:


De mooie bloemen van de paarse dovenetel (Lamium purpureum), ook veelvuldig te zien nu:


Soms kan ze zo veelvuldig groeien dat ze de groei van andere planten uitsluit:


Deze plant behoort tot de lipbloemenfamilie, dat kun je wel zien. En hij bloeit van febrauri tot wel eind november. De nectar is erg in trek bij de honingbij en bij de hommels, zeker begin maart, wanneer de eerste hommel-koninginnen naar buiten komen en zelf een nest gaan zoeken. De zaden worden onder andere door mieren verspreid. Ook is ze de waardplant voor sommige rupsen.


En op dit plantje zat dit piepkleine mooie insectje: het is dovenetelgraafwants (Tritomegas bicolor):


Een piepklein wantsje uit de graafwantsenfamilie. Hij is maar 5-7 mm, en toch had ik hem ontdekt! Zijn lichaam is erg rond en vrij bol, de kleur is zwart met aan weerszijden van de bovenzijde twee witte streep-achtige vlekken. De nimfen zijn nog iets ronder en boller en hebben wat gelere vlekken. 


Vanwege het ronde, glanzende lichaam doet hij denken aan een kever. Onder de voorvleugels zitten de vleugels die er aan de achterzijde iets uitsteken. Hiermee kan hij vliegen, zelfs vanuit stilstand. Hij leeft van plantensappen van voornamelijk dovenetel, vandaar ook de naam. Hij komt bij ons algemeen voor, al had ik hem nog nooit eerder gezien. Maar dat komt omdat het plantje eigenlijk als onkruid wordt beschouwd en het beestje ook zo klein is natuurlijk, dan let je daar niet op. maar gaandeweg is mijn belangstelling voor wilde plantjes gegroeid en ben ik steeds benieuwd wat ik gezien heb.

De spin van dit web heeft er nogal werk van gemaakt:


Grote opvallende grassoort: het is de grote vossenstaart (Alopecurus pratensis):


Het is een van de vroegst bloeiende grassen en bovendien gemakkelijk te herkennen door de vorm van de dichte zachte aar. De sigaarvormige aar steekt in bermen en graslanden tijdens de bloei vaak boven de kruidenbegroeiing uit, mede gedomineerd door het wit bloeiende Fluitenkruid. Het is een wilde plant die wel 1,2 meter hoog kan worden. Hij bloeit van april tot juni en vaak voor een tweede keer in augustus tot oktober. De aarpluim kan we 13 cm lang worden, is grijsachtig groen tot purperkleurig en voelt zacht aan:


Het water in van de Buulder AA is opvallend bruin gekleurd:






Aan de oever groeide de mooie pinksterbloem (Cardamine pratensis):


Het is een van de schoonheden van onze natte graslanden met haar prachtige licht-lila tot roze of paarse bloemen met een fraaie paarse adering:


 Vroeger kleurde ze veel weilanden paars op het hoogtepunt van haar bloei in april. Tegenwoordig is ze door de intensivering van de landbouw meestal beperkt tot de slootkanten.


Ook groeide hier het kleine veldkers: een iel kruidje wat van februari tot julie bloeit met opgaande stengels en bladrozetten van kleine, witte bloempjes van 5 mm breed op 1-2 mm lange bloemstelen.  Het is een waardevol plantje voor de wilde bijen. De stengel groeit vrij recht omhoog. De plant is grotendeels kaal. De hauwen (droge doosvruchten) zijn 1,2-2,5 cm lang en 0,8-1,2 mm breed en staan rechtomhoog op een 0,3-1,3 mm lange steel. (groene boon naast bloempje links) Als de hauw rijp is springt deze open waarbij de twee kleppen van beneden naar boven snel oprollen, waardoor de 1-1,5 mm lange zaden weggeschoten worden. 


En dit is de vogelmuur (Stellaria media) :


Ze behoort tot de anjerfamilie. Het is een laaggroeiend onkruidje wat bloeit van januari tot december. De plant is vaak wijdvertakt, maar heeft slechts één wortelstelsel. De 3-40 cm lange stengels zijn groen of rood. De bladeren zijn groen, eirond met een spitse top, en vaak gesteeld. De bloemknop is sterk behaard:


De diverse plantensoorten groeien hier lekker allemaal door elkaar:

 

Bij de vistrap was nog niet zoveel te beleven:




Maar die is wel altijd mooi om te zien:


Ook hier stonden veel paardenbloemen en waren de bijen volop op zoek naar nectar en stuifmeel.
Kijk deze honingbij eens lekker onder het stuifmeel zitten:


Het is zo'n mooi gezicht die donkere bijen te zien op die knalgele bloemen:


Ik liep naar de amfibieënpoel, ik kon hem helemaal niet zien liggen en was benieuwd of die er nog wel lag:


Gelukkig: er stond weer water in:


Hier groeit een wilg, maar welke precies dat is nog niet te zeggen: het kan de amandelwilg zijn maar ook de schietwilg, even wachten dus tot hij in bloei staat:





Er zat best wel veel algendrab in de poel: dat geeft aan dat het water vervuild is door meststoffen. Die komen ws van het omliggende akkerland:





Van dichtbij gekeken of ik diertjes zag.....nope...:


Althans, niet in het water, wel op de vochtige oever, daar zag ik een langpootmug (Tipula lateralis):


Tipula lateralis is een soort die vrij eenvoudig van de andere, in Nederland voorkomende, langpootmuggen te onderscheiden is. Het dier is te herkennen aan de wittige vlekken en donker aangezette aders van de vleugels en een zwarte lijn over de thorax die net achter de ogen begint. Meest opvallend is wel de lichte streep over de lengte van het achterlijf, andere nederlandse soorten hebben die niet of hebben juist een donkere streep over de rug. Hij ongeveer 2 cm lang worden.


Ik denk toch echt dat de schitwilg (Salix alba) hier groeit: heb het aangemeld bij Waarnemingen:


Close-up:



Maar zoals gezegd: veel algendrab. Men schijnt dat ook wel "sleet" te noemen, maar ik kan er verder niets over vinden. In de, in het water nog staande afgestorven holle plantenstengels, wonen en overwinteren veel insecten en spinnen:


 We weten allemaal wel dat meststoffen in het water de algengroei bevordert. Science Daily meldt dat wetenschappers nu ook hebben ontdekt dat een overdaad aan nutriënten, zoals de meststoffen fosfor en stikstof, ook de natuurlijke bron van koolstof in water verstoort.



Door de toevoeging van stikstof en fosfor aan water ontstaat eutrofiëring (vergroting van voedselrijkdom in water). Daardoor gaan de algen woekeren en maken ze veel koolstof aan. Omdat koolstof een belangrijke voedselbron voor andere organismen in het water is, gaan die dus flink groeien. Omdat echter de overdaad van koolstof in het water leidt tot een tekort aan zuurstof verstikt het watermilieu. Wat dus wil zeggen dat de natuur langzaam maar zeker afsterft door overbemesting in het water. Conclusie: watervervuiling door meststoffen die we gebruiken voor onze voedselproductie heeft dan ook een grote invloed op de balans in het water- en omliggende milieu. (info foodlog)

Naast de langpootmug zag ik ook dit kleine  kortschildkevertje wat helaas geen andere naam heeft: de Paederidus ruficollis:


Voor meer info zie een andere blogpost van mij: http://natuurfotografieanitasart.blogspot.com/search?q=Paederidus+ruficollis
Het is een klein snel kevertje wat zich ophoudt op zanderige oevers en een holletje maakt in het zand:


En in de begroeiing op de zandoevers stikte het van de bijtjes: het waren de grasbijtjes (Andrena flavipes):


Deze kleine  grasbijen horen tot de zandbijen. Het vrouwtje wordt 11 tot 13 mm lang, het mannetje 9 tot 11 mm. Het zwarte achterlijf heeft dwarsbanden van geelbruine haren. De kop is bruinbehaard, de poten oranjegeel. De soort vliegt van eind maart tot september in twee vluchten. De eerste vlucht kent een piek halverwege april (hoofdvliegtijd vrouwtjes), de tweede eind juli (hoofdvliegtijd mannetjes). De soort leeft in nesten in de grond, vaak in aantallen bij elkaar, wat kan uitlopen tot wel 1000 stuks. 




De volwassen insecten zijn te vinden op bloemen van diverse planten, bijvoorbeeld wilg, paardenbloem, klein hoefblad, jacobskruiskruid en boerenwormkruid.


De Buulder AA: stroomrichting:




Ook hier veel paardebloemen en dovenetels:




De perfecte plek om even op te warmen voor de dagpauwoog:







In deze boom zit nog een oud nest van de processierupsen, er zal dit jaar opnieuw wel een nest gemaakt worden:


Aangrenzende akker:


Hier zitten ook veel mollen:




Nog een laatste paar foto's van de zandbijen: de grasbij:


En dit is de 2-kleurige zandbij (Andrena bicolor) :


De tweekleurige zandbij heeft een duidelijk tweekleurige beharing: aan de rugzijde van het borststuk, de rugplaten en ook het verzamelapparaat voor stuifmeel aan de bovenkant van de achterpoten is die helder oranjebruin van tint terwijl de haren van de onderzijde, kop en de punt van het achterlijf zwart zijn. De bij wordt 8 tot 10 millimeter lang. Elk vrouwtje maakt een eigen nest in de grond, dat tot 1 meter diep kan zijn. Ze komen veel voor op paardenbloemen. Er zijn jaarlijks twee generaties die vliegen van februari tot september, met pieken in april en juli. De tweede vlucht voedt zich vooral op de bloemen uit de klokjesfamilie en telt verhoudingsgewijs meer vrouwelijke exemplaren, de mannetjes verdwijnen in juli. De vrouwtjes overwinteren als imago.

En tot slot een wolfspin, welke precies weet ik nog niet:


Wolfspinnen zijn lichtgrijs tot donkerbruin, vaak getekend met strepen of vlekjes. De lichaamslengte varieert van 0,4 tot 4 centimeter. Sommige soorten leven in holtes om hun prooien op te wachten terwijl andere rondzwerven op zoek naar een geschikt slachtoffer. In tegenstelling tot de meeste andere spinnen hebben wolfspinnen een goed gezichtsvermogen en kunnen zodoende goed jagen. Ze zijn nachtactief.

Ik heb eea aangemeld bij Waarnemingen:


Het was een leuke wandeling waarbij ik onverwachts toch veel mooie plantjes, bloemetjes en beestjes heb gezien!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten