Staatsbosbeheer, Ark Natuurontwikkeling en Buitengewoon hebben een doodgereden ree voor een camera gelegd in natuurgebied de Gelderse Poort bij Nijmegen. We kunnen live meekijken naar een dode ree en de dieren die daarop afkomen. De natuur is een oneindige cyclus van leven en dood. Het is eten en gegeten worden. Maar het laten liggen van grote dode dieren in de natuur is ongebruikelijk in ons land. Door ons mee te laten kijken wil men ons er ahw aan laten wennen en laten kennis maken met de wondere wereld van ontbindende kadavers en wat daar allemaal op af komt.
"Dood doet Leven" zet zich in voor de terugkeer van dode dieren en grote aaseters in de natuur. Want zij horen in het kringloopsysteem van de natuur. Zo worden aangereden dieren niet verwijderd, maar teruggebracht naar de natuur waar zij vandaan komen. Eén zo'n dode ree ligt nu voor de camera van Buitengewoon.
Even iets over de wetgeving omtrent dode dieren. Er bestaan 2 wetten die hierop van toepassing zijn: dat zijn de
destructiewet en de
Flora en faunawet.
De wet maakt een duidelijk onderscheid tussen "gehouden dieren" en "wild". Landbouwhuisdieren als het rund of gezelschapsdieren als het paard vallen onder de destructiewet. Die in de jaren ’60 ingesteld omdat schaalvergroting in de landbouw centrale verwerking noodzakelijk maakte.
Wilde dieren als hert of wild zwijn zijn geen landbouwhuisdieren of gezelschapsdieren en vallen daarom onder de Flora- en faunawet en mogen na hun dood blijven liggen in de natuur en tot voedsel dienen voor tal van aaseters.
Destructiewet
De (Europese) destructiewet is ingesteld tbv "gehouden dieren" (boerenvee en huisdieren). En bepaalt dat dode runderen en paarden moeten worden vernietigd. Dit geldt daarom ook voor bijna alle Galloways, Schotse Hooglanders, Rode Geuzen, Taurossen, Koniks of Exmoorponies die we in de natuur tegenkomen. Hoewel ze een geheel natuurlijk leven leiden, zijn deze wildlevende paarden en runderen voor de wet nog steeds "gehouden dieren" (dieren met een oormerk). Alleen voor de Oostvaardersplassen en de Veluwezoom is een uitzondering gemaakt: daar hebben alle dieren een wilde status.
Omdat het in de overige natuurgebieden om gehouden dieren gaat, betekent het dat de beheerders van wild levende runderen en paarden een zorgplicht hebben. Dieren mogen niet zonder zicht op herstel lijden of als gevolg van bijvoorbeeld voedseltekorten sterven. Daarom grijpen beheerders vooraf in en beheren ze de aantallen. En als er onverwacht toch een dier sterft, dan wordt het kadaver afgevoerd.
Flora- en faunawet
Wilde hoefdieren (konijnen, reeën, herten,edelherten,wilde zwijnen en wisenten bv) vallen onder deze wet. Kadavers van wilde dieren hebben een wilde status en vallen niet onder de "gehouden dieren" en ook niet onder de destructiewet. Hun kadavers horen thuis in de natuurlijke kringloop.
Dan weer terug naar het neergelegde ree. Het ree is dus een aangereden wildlevend hoefdier. Het hoeft niet naar de destructie en daarom word het ergens weer in de natuur teruggelegd.
We kunnen tot einde februari meekijken met de kadavercam om te zien hoe het ontbindende dier wordt opgegeten door andere dieren. Zoals gebruikelijk in de natuur zal er vooral in de avond en nacht activiteit zijn.
Een roodborstje was maandag de eerste die erop neerstreek. Het kadaver was echter nog intact, waardoor hij er niet van kon eten. Op 29-01-2019 waren er eksters bij de ree:
alle foto's zijn stills genomen van de livestream van Omroep Brabant op youtube; ik weet niet of dat mag, ik plaats hier daarom nogmaals de verwijzing naar de filmpjes op youtube:
https://youtu.be/xg3zxxbJP-E
Op 3 februari eindelijk wat meer activiteit; in de vroege ochtend om 7:09 uur kwam er een vosje kijken, hij had een beetje last van zijn poot en was erg schichtig. Hij probeerde na enige aarzeling toch van het kadaver te eten.
Hij beet erin en trok eraan maar het zou goed kunnen dat het ree beroren was, want na korte tijd ging hij onverricht ter zake weer weg:
Maandag 04-02-2019 om 14.00 uur kwamen de konikpaarden een kijkje....lees: likje nemen:
Het gedrag van de paarden dat we hier zien lijkt een beetje op het gedrag wat paarden vertonen als er een dier uit hun eigen kudde doodgaat. Dan staan ze een hele tijd heel eerbiedig en stil te rouwen om het dode paard. Hier zie je dat ze veel snuffelen en likken aan het kadaver. En in de buurt blijven. Dat gedrag vertonen ze ook als ze afscheid nemen van een van hun kuddedieren.
Ook zie je dat de paarden het kadaver schoppen. Dat doen ze waarschijnlijk uit nieuwsgierigheid en in de hoop het dier weer overeind te krijgen, zoals ze dat in hun eigen kuddes ook doen.
Paarden ruiken als een dier dood is: er komen dan stoffen (mineralen) vrij die in de vacht gaan zitten, als ze die ruiken likken ze die op. Paarden gebruiken voor veel dingen hun goede reukzin : de geschiktheid van voedsel en water, gevaren uit de lucht zoals vuur of roofdieren, ze communiceren met geur: bij het leren kennen van een nieuw paard blazen ze elkaar in de neus en via mest en urine vergaren paarden veel informatie over elkaar oa hun fysiologische staat maar bijvoorbeeld ook de groepsgeur.
Als een paard iets wil onderzoeken, zal het eraan gaan ruiken. Dat zie je hier dus ook. Maar ze eten niet van het kadaver.
Toen het donker werd kwamen er enkele runderen even kijken: heel voorzichtig naderden zij het dode dier, snuffelden en likten wat en gingen toen ook weer heel langzaam en rustig weg:
Hetzelfde gedrag eigenlijk als wat de paarden vertoonden; ook zij aten niet van het kadaver.
Dinsdag 05-02-2019 om 10:38 uur kwamen de Konikpaarden weer even kijken, na 1 minuut snuffelen en likken gingen ze weer weg:
Tegen half 3 kwamen er een paar eksters, en even later verscheen er een buizerd ten tonele:
de eksters hebben er goed aan zitten pikken:
de buizerd wachtte rustig zijn beurt af, het verbaasde mij in wat voor rust dit allemaal gebeurde, niemand werd weggejaagd, en er wordt ook niet gulzig gedaan. De buizerd heeft wat zitten kijken en pikken en vloog toen weer weg:
wordt vervolgd......
Het project Dood doet Leven is in 2008 op initiatief van ARK Natuurontwikkeling van start gegaan om samen met natuurorganisaties en terreineigenaren meer ruimte te creëren voor grote kadavers in de natuur. De dieren die worden waargenomen bij de kadavers profiteren direct of indirect.
Direct wil zeggen dat ze kadavers nodig hebben als voedsel. Aaseters zoals de raaf, zwarte en rode wouw, gieren en veel insectensoorten zijn direct afhankelijk van dode dieren voor hun voedsel.
Indirect wil zeggen dat ze de insecten eten die op de kadavers zitten (dat zijn de insecteneters zoals lijsters,roodborstjes, koolmeesjes). Heel af en toe wordt wel eens een egel gezien, die vnl de insecten en larven op een kadaver eet en heel soms ook wel wat aas.
Wat je misschien niet zou verwachten is dat sommige dieren dode dieren bezoeken om materiaal voor hun nesten te vergaren. De raaf en de merel bv. plukken de haren van een kadaver. Er is ook al eens gezien dat een eekhoorn dassenharen verzamelde voor zijn nest.
Dan zijn er ook nog veel soorten vlinders, kevers, vliegen en de larven daarvan, maar ook bacteriën en schimmels maken gretig gebruik van de mogelijkheden die een dood dier biedt. De echte specialisten onder hen zijn de doodgravers: grote kevers die met hun larven afhankelijk zijn van het aas. De hoefzwam is ook zo’n specialist, maar dan een schimmel, en de naam zegt het al: deze schimmel breekt de beenderen en hoeven af.
Ark heeft een mooie sleutelrolkaart over de zgn. lijkenpikkers:
https://www.ark.eu/natuurontwikkeling/natuurlijke-processen/dood-doet-leven
deze geeft een mooi beeld van de verscheidenheid aan organismen die profiteren van een kadaver.
Men legt dode dieren niet telkens op dezelfde plek. In de natuur gaan nl. ook niet alle dieren naar dezelfde plek om te sterven. Na alle aaseters en insecten ruimen planten de laatste restjes van het kadaver in de grond. Schimmels, bacterieen en planten brengen dan vervolgens de laatste voedingsstoffen weer in het plaatselijke natuurlijke systeem.
Het is sowieso eigenlijk tegennatuurlijk om kadavers uit het natuursysteem te halen: iets wat gegroeid is dankzij het eten van bouwstoffen uit een bepaald gebied moet in datzelfde gebied weer worden afgebroken om ten goede te komen aan het plaatselijke natuursysteem. Eten en gegeten worden is een onmisbaar deel van de natuur. Dode dieren vormen de laatste schakel in een ingenieuze voedselketen. Zonder hen is de voedselketen niet kompleet. Elk dier of organisme heeft daarin zijn eigen plek.
Wij mensen moeten echter nog erg wennen aan dode dieren in de natuur. Wij vinden dat vies en associeren hen, evenals de aaseters van die kadavers met ziektes en vreselijke stank. Ik heb dat zelf ervaren toen ik de botten tegenkwam van een wild zwijn waar het vlees nog aan zat, dat was echt heel vies en stonk enorm! Zie mijn blogpost:
Hoe lang het duurt voordat een kadaver helemaal is opgeruimd varieert nogal en is sterk afhankelijk van seizoen (temperatuur) en de aanwezigheid van roofdieren, aaseters en reducenten (bacteriën & schimmels). De grootte van het kadaver is natuurlijk ook van invloed. Een klein dier is veel sneller opgeruimd dan een groot dier. Het kan variëren van enkele dagen tot maanden. Wilde zwijnen weten kadavers binnen een paar dagen op te peuzelen.
In de natuur komen wij maar zelden kleine kadavers tegen. Meestal zijn ze al opgegeten en weggewerkt. Ik wil hier ook nog even een keer mijn foto's laten zien van het kadaver van een buizerd wat ik zag liggen tijdens mijn wandeling op 12 maart: zie blogpost:
Maar voor grote kadavers is dat een ander verhaal.
Veel edelherten, reeën en wilde zwijnen verdwijnen uit de natuurlijke voedselketen door de jacht. Ook aangereden wild wordt meestal uit de natuur verwijderd en ter destructie aangeboden. Tenslotte is er een wettelijk verbod om wildlevende paarden en runderen dood in de natuur achter te laten (zie eerder in dit blog). Daardoor is er in de natuur eigenlijk een tekort aan kadavers.
Als er kadavers in de natuur terug gelegd worden (vaak reeën), dan liggen die meestal op plekken waar wij niet komen en ze dus ook niet zullen zien. Dat is ook de reden dat we er niet aan gewend zijn om kadavers te zien. Die reeën worden dan naar een natuurgebied in de directe omgeving van het gevonden dier gebracht. Maar wil men bereiken dat grote aaseters erop af komen dan is een continue aanwezigheid van grote kadavers noodzakelijk. Er moet dus een verandering komen in de omgang met dode grote dieren in onze natuur. En vervolgens moeten er andere richtlijnen komen mbt kadavers. (dank o.a. aan info Nature Today)
"Dood doet Leven" zet zich in voor de terugkeer van dode dieren én grote aaseters in de natuur. De dood van het ene dier, betekent het (over)leven voor een ander. In ons land is dat nog erg ongebruikelijk. Maar men hoeft niet bang te zijn: een kadaver in de natuur is vrij van gevaarlijke ziektekiemen en levert geen besmettingsgevaar op. Dat wordt nauwkeurig gemonitord. Uitzondering op deze regel zijn natuurlijk kadavers die in water liggen en bij warm weer botulisme kunnen ontwikkelen. De voor de veehouderij gevaarlijk geachte virussen komen praktisch niet voor onder wilde hoefdieren.
Als het onmogelijk is om runder en paardenkadavers in de natuur ter destructie aan te bieden kan men uitzonderingen maken om ze toch te mogen laten liggen. Men noemt zulke kadavers dan heel toepasselijk kringloopkadavers.
En niet voor niets heeft men voor dit hele roces de mooie naam bedacht:
THE CIRLE OF LIFE