vrijdag 18 januari 2019

Wandeling Sarsven in dikke mist


Toen ik vanmorgen opstond lag er een dikke laag rijp over alles heen. Ik moest ook flink ruiten krabben omdat het gisteravond nog geregend had en het daarna nog was gaan vriezen. Eenmaal op de snelweg reed ik een dikke mist tegenmoet. Het Sarsven, waar ik wou gaan wandelen en fotograferen, lag dus in een dikke mistnevel gehuld. 

Eerst even een plattegrondje in Googlemaps:




De laatste keer dat ik er was was ik gefascineerd geraakt door de vermoedelijke beversporen. Ik was benieuwd wat ik vandaag weer allemaal zou zien.

Er mag op het Sarsven geschaatst worden, indien het ijs dik genoeg is. Op 26 januari 2013 werd hier voor het laatst geschaatst. En in 2017 werd ook een poging gedaan maar bleek het is toch niet dik genoeg om massaal op te gaan schaatsen. Dan moet de ijslaag toch echt minimaal 7-8 cm dik zijn. Zo ver zijn we nu nog lang niet, maar wie weet wat nog komt. Dus geen foto's van mij op schaatsen op het Sarsven haha...., maar ik heb wel mooie foto's kunnen maken van kleine opgevroren plasjes.

Blik op de mistige akkers aan de Visdijk:


De  Konikpaarden in het weiland hadden er zo te zien niet echt last van:


Het zijn stoere maar echt lieve paarden: ze zijn nieuwsgierig en niet schuw. Samen met andere runderen zijn ze hier uitgezet om te grazen. Zij grazen het gras korter af dan de andere runderen. Waar ze poepen wordt niet gegrazen en daar ontstaan dan weer ruigere gebiedjes. Door die verschillen dragen ze mede bij aan de diversiteit aan flora en fauna in dit gebied. Die vaste poeppleken (latrines) zijn ook een sociale plek om elkaar te ontmoeten.
Er leven maar zoveel dieren in een gebied als er voedsel is in de winterperiode. Anders zal er sterfte door honger optreden. Zoals in de Oostvaardersplassen.




Hier zie je dat 2 paardjes staan te krauwen (ook wel kroelen of groomen genoemd): het  is een sociaal gebaar tussen paarden onderling die een vriendschappelijke band met elkaar hebben:


Ze doen elkaar zachtjes bijten, voor paarden is dit een soort massage. Vaak kroelen de paarden elkaar op de schoft of manen. Paarden die min of meer gelijk in rang zijn in de kudde zul je eerder met elkaar zien krauwen dan een onderdanig paard en de alfamerrie. Dit omdat dominante paarden graag ruimte om zich heen hebben en hier alleen paarden in willen die ze graag mogen: dus geen onderdanige paarden.
Het krauwen van elkaar is niet alleen goed om de onderlinge band te verbeteren, ze worden er ook rustig van. Het zorgt er nl. voor dat de hartslag vertraagt. Ook is het erg handig als de wintervacht loskomt want dat kan jeuk veroorzaken. Door te krauwen 'krabben' de paarden elkaar en de vacht komt dan makkelijker los. Ook komen daarbij vuil en schilfertjes los.

Wij als mens kunnen dit krauwen nadoen door met de vingers in de manenkam te kroelen. Als het paard dit fijn vindt zal hij zijn hoofd laag houden zodat je er goed bij kunt. Sommige paarden vinden het zo fijn dat ze helemaal tegen je aan gaan staan als ze die kans krijgen. Je moet wel oppassen dat het paard het niet terug bij ons gaat doen. Je moet hem dan niet straffen, het is lief bedoeld en het paard weet niet beter. Je kunt tijdens het kroelen achter het hoofd gaan staan zodat het paard niet bij jou kan, of zijn neus zachtjes wegduwen als hij probeert te knabbelen.
Deze stonden echter te ver weg van de omheining om te aaien.


Rijp is altijd een dankbaar fenomeen om te fotograferen. Maar niet eenvoudig. Er is bij rijp weinig kleur en contrast. Maar ik vond het wel een uitdaging om wat macro's te maken. Het kiezen van de juiste belichting en goed scherpstellen was nogal moeilijk, dus nam ik de foto's maar op de automatische stand. 




De  hoofdjes van de akkerdistel zijn omgeknakt:







Deze foto's waren scherp, maar helaas waren er ook een aantal onscherp. Ws had mijn camera toch moeite met scherpstellen in de AF. Jammer....


De zaden van de vaste judaspenning: zijn ovaalronde zilveren schijfjes hebben nog een extra mooi wit randje gekregen:


Dit noemen we ruige rijp, die ontstaat door aanvriezende mist of uitvriezende mist. Waterdruppels van mist of nevel die onderkoeld raken bevriezen zodra ze een vaste vorm tegenkomen, zoals n bloem of plant, of paaltje. Er is wel een luchtvochtigheid van meer dan 90 % en een luchttemperatuur lager dan -8 nodig. Door waarmtestroming ontstaat er een windje die het ontstaan van rijp bevordert en die wind maakt dat de lange, naaldvormige rijpstructuren tegen de wind in groeien. De wind die steeds nieuwe mistdruppeltjes aanvoert laat de ruige rijpnaalden groeien. Het kan de natuur omtoveren in een waar winterwonderland.






Maar landschapjes zijn ook leuk om te fotograferen. Ik had me alleen niet voorbereid op fotograferen in de mist. Alles is dus op de automatische stand gedaan. Nu kan ik mijn foto's allemaal gaan bewerken in Lightroom ofzo, maar dat doe ik lekker niet.

De weg naar het ven:


Het akkerland aan de linkerkant: dit is wat je noemt echt dikke mist: als er te veel mist is, dan zal de zon er niet (op tijd) doorheen komen, waardoor er voor mij als fotograaf in plaats van een mooi magisch mistsfeertje een beetje grauwe boel ontstaat:


Uitzichtloos:


En in die mist was het ook behoorlijk koud: brrr.....


Aan de hand van mijn foto's kun je zien dat in open veld meer mist ontstaat dan in een begroeid gebied. Mist kan in de winter heel hardnekkig zijn. Als er weinig wind is verandert het mistgebied ook weinig van plaats en blijft op een plek hangen. Zoals hier.
Bij windstille nachten zie je alleen slootmist of lage mistbanken ontstaan. Als er iets meer wind staat kan dikkere stralingsmist ontstaan die in de herfst en winter het hele land meerdere dagen kan bedekken. Voor de vorming van een dikke mistlaag is dus een klein beetje wind nodig. En dat hadden we blijkbaar.
Rond zonsondergang wordt de mist door verdere afkoeling meestal weer dichter en overdag dunner. Als het erg rustig weer is lost de mist niet makkelijk op en wordt hij ook niet weggeblazen. Pas als er meer bewolking of meer wind komt zal de mist uiteindelijk  verdreven worden. Tot die tijd blijft het in de mist een kleine wereld. Ze hadden rustig weer voorspeld, dus inderdaad bleef het lang hangen. 

Daar kwam ik weer wroetsporensporen tegen van de wilde zwijnen: ze waren zo te zien nog vers:


Dit zijn zgn. neusputjes van het wild zwijn: zwijnen hebben een heel goed reukvermogen. Ze woeten met hun snuit in de bodem om naar voedsel te zoeken. Voedsel onder de grond vinden ze op geur:



Het zijn alleseters. Ze eten vnl plantaardig voedsel zoals eikels, kastanjes, gras, knollen, wortels en truffels, vruchten, bessen en groene plantendelen. Maar ook dierlijk voedsel zoals aas, regenwormen, insectenlarven, amfibieën, vogels en kleine knaagdieren.

Ik zag ook duidelijke krabsporen:


Aan de overkant lag veel platgetrapt gras en zag ik wissels onder de omheining door naar het achterliggende akkerland:


Rijp is sowieso een mooi winters verschijnsel dat alles ahw een fijn wit suikerrandje geeft. Als er naast vorst ook nog eens flink wat mist is, zoals vandaag het geval was, dan krijg je ruige rijp, wat een bijzonder sfeertje geeft. Soms lijkt het wel of het gesneeuwd heeft, maar dat is dan toch niet het geval.
Ruige rijp is een redelijk schaars voorkomend fenomeen en niet een verschijnsel dat je elke winter zomaar te zien krijgt. Dus best wel weer bijzonder dat ik dit toevallig mocht meemaken. Ik heb dan ook best wel veel foto's gemaakt.

Het donkere boompje zorgde toch nog voor een beetje contrast:


Inderdaad een klein wereldje: je kunt niet van verre zien wie je tegen komt:


Ik kwam aan bij het heideveldje: een wissel leidde naar een zwijnen-zoel: een plek om een (in dit geval ijskoud) modderbadje te nemen:


Je kon duidelijk zien waar de natte plekken waren: daar lag nu een prachtig ijslaagje overheen:


Hoe die mooie structuren nou ontstaan als water bevriest?
Water bestaat uit watermoleculen die trillen. Onder de 0°C verandert water in ijs. Ze hechten zich dan aan minuscuul kleine verschillende stofdeeltjes. Elk stofdeeltje reageert verschillend dus de vorm is nooit hetzelfde.Door beweging in water van wind en planten die in het water staan en zuurstof afscheiden, luchtvochtigheid, luchtdruk en temperatuur ontstaan er de meest wonderlijke structuren op en in de ijsvloer:


Water dat kouder is zakt naar beneden. Wanneer de temperatuur van vier graden is bereikt, gaat het juist weer omhoog. Water kouder dan vier graden wordt weer lichter. Op de bodem blijft het dan vier graden en aan het oppervlak komt het aan het vriespunt en kan de ijsvorming beginnen. Er ontstaan sterretjes en naaldjes die steeds groter worden en zich aan elkaar aansluiten en groeien tot wonderlijke figuren.


De verschillende structuren hebben allemaal namen: 
  • Milimeterijs: het eerste ijslaagje na een nacht vriezen. Dit ijs zit vaak vol prachtige geometrische structuren.
  • Dubbeltjesijs: ontstaat wanneer zich in het water rottende plantendelen bevinden die zuurstof afgeven  wat als een gasbel tegen de onderkant van de ijslaag aan gaat zitten. Ze zijn het best te fotograferen met een polarisatiefilter, omdat daarmee de schitteringen van de lucht op het ijs weggenomen worden. 
  • Pannenkoekenijs (ook wel grondijs of ankerijs): bestaat uit ronde ijsdelen gescheiden door water. Ze ontstaan in water dat steeds in beweging blijft. Bellen van koud water komen aan de oppervlakte en bevriezen dan ineens, wat resulteert in ronde stukken ijs van één tot meerdere decimeters in doorsnede.
  • Sinaasappelijs: tamelijk ruw ijs (lijkend op sinaasappelhuid) door wind of neerslag, weinig fotogeniek omdat je er niet goed doorheen kan kijken.
  • Zwart ijs: onder windstille omstandigheden ontstaat zwart ijs. Dit ijs is vrij van oneffenheden en volledig transparant. Onder het ijs kan de bodem zichtbaar zijn.
  • Hangend ijs: het waterpeil is zelden constant. Zakt het water, dan zakt het ijs mee. Is er nu vegetatie aanwezig, dan hecht een deel van het ijs zich daaraan. Wanneer de rest zakt, blijft er vaak een stuk ijs in de vegetatie hangen. Al bevroren ijs blijf dan aan het gras of oever hangen en geeft mooie fantasievormen.
  • Sneeuwijs: de naam zegt het al, ijs met een laagje sneeuw. Dit laagje vriest vaak vast in het bovenste deel van de ijslaag. In combinatie met wakken levert dit ijs mooie patronen op. Omdat de sneeuw als een isolatiedeken werkt, wordt het ijs maar moeilijk dikker. Gevaarlijk ijs dus!
  • Dooisterren. Een donkere ster in het ijs waar sneeuw op ligt betekent dat het gaat dooien.
Het lijkt een saaie opsomming van feiten, maar als je goed kijkt kun je al deze verschillende ijsvormen herkennen, nu je ze eenmaal weet. Tenminste, ik dacht dat het zo simpel was. Maar zoals al eerder gezegd: door beweging van water, wind en vegetatie kunnen er heel veel verschillende structuren ontstaan. Ik hou het hier maar op milimeterijs.

Maar mooi is het wel:


Ik kwam aan bij het ven dat door de mist niet eens te zien was:


Blik naar links:


Een stukje dichterbij: dit vind ik zelf een hele mooie foto: de aandacht gaat naar het ven:


Ook hier zwijnensporen:


Blik achterom:


Nog dichterbij, mijn laarzen zakten hier weg in de sponzige grond:


Heel voorzichtig werd de achterkant van het ven door de mist heen zichtbaar:


Een moerassig landschapje zo:


Het was maar een heel dun laagje ijs wat er op het water lag:


Rijp en ijs:


Het lijkt wel een wolk van ijs:




Aan de oever achteraan had ik eerder dat beverhol gezien:







De poep die je hier ziet is van de zwanen:


Die maken nog behoorlijke keutels:


Het was wel een heel apart gezicht die mist en de rijp: een paar impressies:






Ws het territorium van de bever:










Het smallere watertje richting loopbruggetje:




Flinterdun laagje ijs op het water:






Blik over de heide richting akkerland:


Ik ben er nog niet uit welke plantensoort hier zo bruinachtig opvalt tussen de heideplantjes:





Aangekomen bij de loopbrug naar de vogelkijkhut:


Een paar impressies:




Mooie weerspiegeling in het water:






Op de achtergrond de kijkhut:; hier waren verschillende ligplekken van de zwijnen, de zgn ketels:




Daar waren enkele knobbelzwanen op het ven: zo mooi....witte vogels die bijna geheel opgaan in een witte nevel:


De knobbelzwanen zijn het hele jaar aanwezig en broeden hier ook, maar in de winterperiode komen er vanuit het noorden ook nog vogels om hier te overwinteren. De zwanen vormen vaak groepjes en het is de moeite waard om zo'n groepje altijd even goed af te speuren naar de soorten zwanen die zich er in bevinden. Voor zover ik het kon zien, waren het er slechts een paar, en allemaal knobbelzwanen. In Europa komen van nature alleen witte zwanen voor : de knobbelzwanen, de wilde zwanen en de kleine zwanen.


Qua formaat zijn de wilde zwaan en de knobbelzwaan vergelijkbaar. Ze hebben een verschillende snavelkleur, die van de wilde zwaan is geel en de knobbelzwaan heeft een oranjekleurige snavel en zoals zijn naam al zegt een zwart gekleurde knobbel aan de basis van de snavel. Vaak zie je ook dat de wilde zwaan zijn nek wat meer gestrekt houdt, en de knobbelzwaan zijn nek wat meer gebogen heeft.
De kleine zwaan is met zijn 115-127 cm echt flink kleiner dan de andere twee soorten die 140-160 cm kunnen worden. Vaak is de grootte lastig in te schatten als een dier alleen is, maar als een kleine zwaan samen is met een wilde- of knobbelzwaan, dan kun je het verschil in grootte heel goed zien.
Maar nu dus enkel wat knobbelzwanen.

Fourageren: oftewel op zoek naar eten:



Zwanen brengen hun tijd het meest door op stilstaand of langzaam stromend  water met veel waterplanten zoals moerassen, plassen en open water bij weilanden, zoekend naar eten. Af en toe gaan ze ook het land op om grassen, kruiden en zaden te eten. In dieper water hangen zwanen bijna loodrecht naar beneden en reiken met hun snavel bijna een meter diep om bij het voedsel te kunnen komen. Zoals te zien is op bovenstaande foto. Dankzij hun lange halzen kunnen ze waterplanten afgrazen die voor andere vogels onbereikbaar zijn. Ze kunnen hun kop ruim 10 seconden onder water houden en daarbij door blijven eten. Een volwassen zwaan kan wel 4kg op 1 dag eten. Bestaat hun voedsel voornamelijk uit waterplanten en gras,  af en toe eten ze ook waterdieren zoals weekdieren, insekten en visjes. Hier op het Sarsven zit niet veel vis, hooguit wat zonnebaars.
De zonnebaars is an sich best een mooi tot 15 cm groot wordend visje, maar het is een exoot uit de VS. Als exoot komt hij al zo'n 100 jaar voor in de Benelux.


plaatje wikipedia

Hij staat op de rode lijst als schadelijke exoot. De laatste decennia is de soort echter sterk in opmars. Vermoed wordt, dat dat komt doordat vijverliefhebbers hun nakweek soms vrijlaten in de natuur om er zogenaamd 'diervriendelijk' van af te komen. Eén koppeltje kan nl. op 1 jaar voor honderden nakomelingen zorgen. Voor het uitzetten van vissen (en exotische dieren in het algemeen) in de natuur heb je een vergunning nodig anders is het verboden. Maar de controle daarop is erop is erg moeilijk. De jonge vissen leven in scholen, volwassen dieren zijn territoriaal.
 Maar de zonnebaarsvormt een bedreiging voor de inheemse fauna, omdat die zoöplankton eet waardoor fytoplankton (algen, wieren) de kans krijgen onbeperkt te groeien. Daardoor vertroebelt niet alleen het water maar het leidt ook tot ophoping van dood materiaal op de bodem. Dat heeft weer gevolgen voor de kieming en groei van bepaalde waterplanten en daarvan afhankelijke organismen.
Amfibiesoorten als de heikikker en de kamsalamander en zeldzame soorten libellen als de venwitsnuitlibel, tengere pantserjuffer en de koraaljuffer lopen gevaar te verdwijnen omdat hun larven en eieren door zonnebaarzen worden opgegeten. De aldus bedreigde soorten zijn vaak soorten waarvoor het Nederlandse ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie speciale beschermingsplannen heeft opgesteld.
In het  beheer van dit ven worden daarom dan ook maatregelen genomen om de vissenstand in de vennen te minimaliseren. In periodes met lage waterstanden wordt zoveel mogelijk vis uit het ven  verwijderd.

Gelukkig is het ven niet bevroren. Zwanen zullen zo mogelijk altijd een open stuk in het ijs opzoeken.


Je hebt niet altijd het geluk dat de zwanen mooi dichtbij zitten om goede foto's te maken. Maar de meeste zwanen in ons land zijn echter niet mensenschuw. 


Het was er heel sereen: kalm en rustig, en de mist verterkte dat ook nog eens.
Op de achtergrond ook nog enkele andere watervogels:


Maar toen had ik toch het geluk dat ze dichterbij kwamen: heel dichtbij zelfs:
lekker dobberend in het water en soms zwommen ze met een poot op de rug; waarschijnlijk doen ze dat om hun lichaamstemperatuur te regelen:


Hij of zij...deed even de "zwanendans"voor mij haha....



Ik vind het een mooi elegant dier. Zwijgzaam ook, je hoort hem niet. Maar zo rustig en sierlijk als zijn uiterlijk is, zo agressief is zijn gedrag. Tijdens het broedseizoen heeft het mannetje een groot territorium in het water, waaruit hij elk dier weg jaagt. Het dreiggedrag bestaat uit het sterk buigen van zijn hals en het over de rug bollen van de vleugels terwijl hij naar de indringer of rivaal toe zwemt. Bij agressie sist hij (het zgn. blazen) en laat soms een zwakke trompetroep horen. Op onderstaande foto rechts, en even verderop ook, zie je zo'n dreighouding:


Is dit een mannetje of een vrouwtje?
Naast de geslachtsorganen zijn er ook de morfologische verschillen in lichaamsvorm, lichaamsgrootte of lichaamskleur tussen dieren van dezelfde soort. Bij de meeste dieren verschillen mannetjes en vrouwtjes niet zo heel erg van elkaar. Of het nu een mannetje of een vrouwtje is, is moeilijk te zien als een zwaan alleen is. Als er een paartje bij elkaar is zou je het wel kunnen zien: het mannetje is groter en heeft ook een zwaardere nek. Voor ons mensen zien alle zwanen er misschien hetzelfde uit, maar de zwanen zelf herkennen elkaar al op grote afstand. Twee geliefden vinden elkaar ook altijd weer terug ...Ongelooflijk!


De vorige keer dat ik hier was zag ik een zwanenpaar met 2 bruin gevederde jongen. Die zag ik nu niet, maar het kan ook zijn dat de jongen inmiddels een witte kleur hebben gekregen.






Blik achterom:


Veel zwanenpoep. In parken kan die poep voor veel ergernis zorgen. Op die plekken groeit ook niets.


Dit hele kleine plantje heet de waternavel Gewone waternavel (hydrocotyle vulgaris) en is een klein kruid dat voorkomt op natte tot vochtige bodems, zoals veen en moeras. Het heette vroeger Navelkruid en dankt zijn naam aan de plaats waar de plantensoort staat (water) en aan de stand van de bladeren boven op de steel: het blad deukt op die plaats ook nog een beetje in naar beneden, zodat de analogie met een navel en een navelstreng gemakkelijk gelegd kan worden. Er bestaat ook een grote navel, dat is echter een invasieve soort!! 


Veel zwijnensporen:




Ik ben gaan kijken hoe ver over de oever van het ven naar ahter gelopen kon worden: zie ook mijn google maps kaartje aan het begin van het blog:


Het was behoorlijk drassig hier:


Blik achterom waar ik gelopen heb:


Blik vooruit: de mist trekt langzaam ietsje op:



Hier moest ik even een stukje tussen het riet door lopen omdat het echt te drassig werd:







Blik acherom:



Ik was zo te zien niet de enige die zich hier een weg gebaand had:


Toen kwam ik hier uit en ben ik links weer van de oever weg gelopen:


Kijkje achterom:


Op de weg terug hoorde ik plotseling weer het geluid van overvliegende zwanen: het geluid als van een windmolen, je herkent het meteen als je het een keer gehoord hebt. Ik zag een zwaan overvliegen over het ven en kon nog net snel lukraak een paar foto's schieten:






Ze verdween uit mijn gezichtsveld, ze was geland op het water:


Hier liep ik weer richting het ven om nog een keer de zwanen te bekijken:


Ze waren rustig aan het dobberen en eten:






Zo kon ik mooi een paar foto's van dichtbij maken:


Dreighouding,  maar meer dan een houding was het niet, de zwaan was niet agressief ofzo en dobberde rustig verder:










Ik had het geluk dat een van de zwanen wou opvliegen:


Knobbelzwanen behoren tot de zwaarste vogels die nog kunnen vliegen. Om hun soms wel 11 kilo lichaamsgewicht in het luchtruim te verheffen hebben ze een lange aanloop nodig over het water. Het opstijgen is een explosie van activiteit en vergt veel energie. Hij rent met zijn korte poten zo snel als hij kan over het wateroppervlak, terwijl hij snel met zijn vleugels slaat. Naarmate de vleugels meer lift krijgen, komt de vogel hoger uit het water. Dat is mooi te zien op deze foto's:




Hij rent dan nog steeds, waarbij de poten met zwemvliezen duidelijk wervelingen in het water achterlaten, tot ze ten slotte alle contact met het water verliezen:


Dan brengt hij zijn poten onder zijn staartveren, zoals een vliegtuig zijn landingsgestel intrekt, en verheft zich ten slotte in de lucht. Je staat er nooit bij stil, maar eigenlijk is dat toch wel heel bijzonder!
Knobbelzwanen vliegen in één lijn, met de lange hals vooruit gestrekt en met krachtige vleugelslagen. Als ze eenmaal in de lucht zijn, maken hun vleugels een duidelijk, laag zingend geluid. De knobbelzwaan is zo groot dat hij niet in staat is langzaam te vliegen, hij zou onvoldoende lift hebben en uit de lucht vallen.










Ik had toevallig ook nog het geluk om een zwaan te zien landen:


Een zwaan landt vrijwel nooit op het droge, maar komt neer op een leeg wateroppervlak. Bij het landen heeft hij nog steeds een grote voorwaartse snelheid. Om af te remmen strekt hij zijn poten naar voren en spreidt de staart, zodat zijn snelheid vermindert. Daarbij doet hij met zijn poten nog even waterskiën om af te remmen. Wanneer hij vrijwel tot stilstand is gekomen, vouwt hij zijn vleugels op, schudt ze uit en vervolgt met gekromde nek en iets opgeheven staart zwemmend zijn weg:


Dat was erg leuk om te zien. Ik kwam nog voorbij een plek waar een opvallende hoeveelheid slagpennen lagen:


Ik weet niet of zwanen nu al in de rui zijn, maar dan verliezen ze plotseling al hun hun slagpennen ( 9 of 10 aan elke vleugel) tegelijk, zodat ze niet meer kunnen vliegen. De rui duurt 2 maanden en ze moeten wachten tot er nieuwe slagpennen zijn gegroeid. Om toch altijd hun jongen te kunnen verdedigen als het nodig is, raakt het vrouwtje in de rui zolang de jongen nog klein zijn en begint de rui bij het mannetje pas als bij het vrouwtje de belangrijkste veren weer aangroeid zijn. Het is eigenlijk nog te vroeg voor de rui.

Hierna liep ik weer over de loopbrug terug naar het heideveld:





Nog steeds was het erg mistig:




Langs het bospad zag ik toch nog een paar zwammetjes op een afgevallen berkentak:


En bij de uitgang stonden de konikpaarden nu vlakbij de afrastering:


Ze kwamen naar ons toegelopen, wat zijn het toch mooie beesten:












Ik kon ze gewoon aaien:




En met deze paardenfotoserie eindig ik mijn frisse maar mooie
"mist-wandeling" op het Sarsven.


Het leukst waren natuurlijk de zwanen. Het is zo cool om ze eerst te horen en dan te zien. Dat geluid is zo indrukwekkend: dat vergeet je nooit meer. Dan is het snel kijken waar komt dat geluid vandaan in de hoop een mooie foto te schieten.

Mijn foto's hadden beter gekund met instellingen speciaal voor mist. Ik had me daarop echter niet voorbereid.

Foto's maken in de mist heeft ook wel leuke kanten. Het kan ervoor zorgen dat storende dingen mooi kunnen worden geëlimineerd. 
Mist kan, als die niet te dik is, als een natuurlijk diffuus filter fungeren, waardoor eventueel hard zonlicht als prachtig verstrooid licht de saaiste omgeving omtovert tot een sprookjesparadijs.
Dan heb je nog de zgn zonneharpen, die heb ik vandaag niet gemaakt, want er was geen zon. De vochtigheid in de atmosfeer zorgt ervoor dat de stralen tussen de takken van de bomen door prachtig zichtbaar en dus goed te fotograferen zijn. In de mist worden voorwerpen al gauw silhouetten, waardoor vorm belangrijker is dan kleur. Elk dier met een typerende vorm is dan ook geschikt als mistmodel.
Tot slot de macro's. Als de landschapssferen toch een beetje tegenvallen, of de vogels het laten afweten, dan zijn bedauwde objecten of insecten vaak een leuk alternatief.

Neem een doek mee om je nat geworden apparatuur af te drogen want dauw maakt alles nat. Kleed je goed aan en mss is een vuilniszak meenemen ook wel handig om op te knielen bij het maken van macro's.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten