donderdag 3 januari 2019

Wandeling Weerterbos nabij Daatjeshoeve

Was ik mijn vorige wandeling in het mooie Weerterbos gestart vooraan aan de Hoogbosweg, vandaag ging ik weer een stukje verder en heb ik de auto geparkeerd bij eetcafe Daatjeshoeve, om vervolgens een ander stukje bos (noordelijker) te bewandelen. En dat was een goed keuze: jeetje....wat was het hier mooi. Voor ik hier heen ging had ik geen idee wat ik hier zou zien. Na het maken van de foto's ga ik altijd info opzoeken om bij mijn foto's te vermelden. Ik blijk te zijn geweest in een gebiedje waar je nou echt goed kon zien dat er aan natuurherstel is gewerkt. Waar ik al zoveel over heb gelezen en verteld in mijn blogposts. Het is leuk dat ik er nu foto's van heb kunnen maken in dit specifieke deel van het Weerterbos. Het is een heel lang blog geworden vanwege de vele informatie, maar die ik toch belangrijk vind, en natuurlijk vanwege de vele foto's die ik hier heb gemaakt.


Eerst maar weer even een routekaartje gemaakt in Google maps:


Ik weet niet exact hoe het deelgebied heet waar ik nu gelopen heb: noordelijk ligt het deelgebeid In den Vloed, en rechts buiten het Weerterbos ligt Laarderheide. Mijn wandeling begon bij Daatjehoeve eveneens aan de Hoogbosweg rechtdoor over het zandpad, achteraan links langs het ven Koolespeelke, dan rechtsaf waar je een rechte ontwateringssloot bereikt die in het noorden (links van mij) doorloopt naar de grens Brabant-Limburg waar hij overgaat in het het Sterkelsch Kanaal. Daar de stuw over gelopen naar de overkant om dan langs de sloot richting een geïsoleerd stukje bos te lopen met aan de rechterkant het ven 't Krieëtje en een retentiebekken. Aan het eind van het bos moest ik eerst linksaf om iets verderop de sloot te kunnen oversteken en dan weer rechtsomkeert om via de Laarderkapeldijk weer naar de Hoogbosweg te lopen.

Rijdend over de Hoogbosweg richting Daatjeshoeve vloog een roofvogel weg. Ik denk dat het een buizerd was. Daar gaat ie:


Vaak ben je te laat met fotograferen en zie je ze pas als ze opvliegen vanaf hun observatieplek: deze foto is genomen vanuit de auto, want ik was nog niet op de plaats van bestemming:


Waarschijnlijk heeft hij hier zijn territorium aan de rand van het Weerterbos en het open cultuurland van Laarderheide. Hij vloog over het veld de weg over naar de bosrand aan de linkerkant van de weg, waar de duiven verschrikt maakten dat ze wegkwamen:


Voor dit soort dingen moet ik eigenlijk een extra andere camera hebben. Want tijd om een lens te verwisselen heb je dan niet. Voor lezers dus geen interessante foto's maar voor mezelf wel. Aan de linkerkant van de weg dus het Weerterbos:


Aangekomen bij Daatjeshoeve de auto geparkeerd aan de Heugterbroekdijk. Plaatje google maps:


Er stonden veel auto's dus ws hadden meer mensen het idee om lekker te gaan wandelen. Het was ook best aardig weer. Hier is een startpunt voor veel wandelingen dus er stond een infohuisje met info over het Weerterbos en de wandelroutes:


Ik heb gewoon een eigen route gelopen. Zoals aangegeven op mijn Googlemaps  kaartje.

Startpunt (rechtdoor over de Hoogbosweg):


Meteen voorbij de boerderij van Daatjeshoeve kom je langs het bijbehorende landgoed. Paarden zijn hier zo te zien ook welkom. Grappig bord overigens:


In een bebost deel van hun tuinen hebben ze diverse nestkasten opgehangen: langwerpig, breed en met een opening in de korte kant:




Die zien er niet echt uit als vogelnestkasten. Ik dacht meer aan een nestkast voor een marter of zo. Maar goed dat we google hebben: zeer waarschijnlijk is het een kast voor boommarters. Vroeger kwamen deze kleine roofdieren alleen voor in oude loofbossen, maar tegenwoordig zitten ze ook graag in moerasbossen. Al zijn ze in Nederland wettelijk beschermd. De totale populatie ligt op zo'n 500 volwassen dieren en daarom staat de soort op de Rode Lijst van Bedreigde Zoogdieren als kwetsbaar. Ze zijn zeldzaam geworden door de jacht (pelsjacht). De kans dat je ze ziet is erg klein. Vooral omdat ze een groot territorium hebben. Wat jammer nou, ze zien er zo schatttig uit: (plaatje internet vrouwtje met 3 jongen):


Boommarters met jongen zijn in het late voorjaar en zomer vaak overdag actief. In die periode worden regelmatig jagende vrouwtjes of bij de nestplaats spelende jongen waargenomen. De rest van het jaar zijn boommarters vooral ’s nachts actief. Een zelfgemaakt nest ziet er van binnen heel anders uit dan een vogelnest. Maar dat bespreek ik een ander keer. Boommarters zitten dus vooral in bomen. Ze lijken op steenmarters maar die nestelen op de grond. Ze zijn heel behendig in de bomen. Bij het klimmen in bomen grijpen ze zich met hun nagels vast in de schors en huppen ze met schokkende bewegingen vanuit de achterpoten omhoog. Dat zou ook al leuk zijn om eens te zien. In het voorjaar hier nog maar eens goed kijken dan. Wie weet zie ik ze dan toch!

Er hingen ook nog een ander soort nestkasten: ook breed maar met de opening aan de brede voorkant en ook hoog in de bomen:


Deze nestkast lijkt op een kast voor bosuilen. Die willen graag een zitstokje voor de deur. Maar zoals je kunt zien zat er een duif. Dikke kans dat het een holenduif is. Hij zat te ver weg om hem goed te herkennen helaas. Maar als ik op de pc helemaal inzoom zie ik toch de groenglanzende halsvlek en een oranje vlek op de borst. Dus het is idd een holenduif.


plaatje internet holenduif

Holenduiven zijn houtduiven (bosduiven). Het zijn zgn. holenbroeders: zij gebruiken holtes in bomen, nestkasten, oude gebouwen en soms zelfs konijnenholen. Ze komen het meest voor bij bosranden, vrijstaande boerderijen, op akkers en in oude loofbossen. Prima plek hier dus!

Maar holenduiven zijn ook echte pesters. En als het goed gaat voordeurdelers. Ze zijn in staat om een broedende bosuil uit zijn nestkast te verdrijven. Behalve door ze weg te pesten, doen ze dat soms ook door hun nest (slechts een paar takjes) bovenop een, jawel, broedende bosuil te maken. Waarna de uil later dood teruggevonden wordt onder een laag takken waarop de duiven hun eieren hadden uitgebroed. Bosuilen broeden al in januari. Als de jongen in maart of april de nestkast verlaten, krijgen de holenduiven, die rond mei juni broeden, hun kans. Holenduiven verdedigen al in januari hun beoogde broedplek. Waarschijnlijk is dat wat we hier zien.

Nu we het toch over nestkasten hebben; aan de linkerkant van het bospad in het eerste stukje bos hadden ze ook veel nestkastjes opgehangen, maar die hingen weer heel laag bij de grond met de vliegopening hoog in de kast:




Ook daarvoor moest ik weer even googlen. Onze kleine holenbroeders, waartoe onze wintervogels zoals mezen, boomklevers, spreeuwen, mussen, winterkoninkjes, roodborstjes en gierzwaluwen behoren broeden dus ook in een nestkast. De roodborstjes en winterkoninkjes zijn degenen die graag een nestkastje op ongeveer 1 meter van de grond hebben:


In een wat opener stukje bos aan de rechter kant hingen dit soort kasten met een grote vliegopening: het lijkt op een spreeuwenkast: spreeuwen hebben een kast van 50 cm hoog met een vliegopening van 6 cm en hoog in de kast op 38 cm van de bodem:


Leuk hoor, al die nestkasten. Ik ga in het voorjaar zeker terug om te kijken naar de jonkies!!
Kijkje achterom: links de tuinen van Daatjeshoeve:


Ook hier weer weinig paddestoelen: de eerste die ik zag: het elfenbankje op een stobbe met mos:


Na het eerste bosje aan de linker kant volgde een opener stukje waar hoogst waarschijnlijk aan boskap en/of afgraving is gedaan om het wat opener te maken:




Wat erna kwam was onverwachts en mooi: een klein ven; ik moest wel even goed kijken want het viel eerst helemaal niet op dat er een ven lag:


Het is het prachtig herstelde Koolespeelke: 

Het Koolespeelke is eigenlijk een beetje bijzonder. Van het tegenwoordige Weerterbos ( nu onderdeel van Kempen-Broek) was eeuwen geleden slechts een klein gedeelte bos. In de middeleeuwen bestond het gebied uit veengronden, waar bewoners uit omliggende dorpen tot in de twintigste eeuw turf kwamen steken en hooi oogstten. Rond het jaar 1900 was het gebied nog erg nat. Ook stierven bossen af door veenvorming. In 1921 vond de ontginning van het Hugterbroek plaats waarbij ook de Oude Graaf werd genormaliseerd. Later is een uitgebreid stelsel van afwateringssloten aangelegd en zijn naaldbomen aangeplant. Deze laatste ingrepen hebben het gebied heel erg doen verdrogen. In 1994 is een eerste sliblaag in het Koolespeelke verwijderd. Daarna is in 1997 en 1998 een vooronderzoek verricht om vast te stellen wat de mogelijkheden in dit gebied zijn voor het herstellen van moerassituaties. Op grond van de hydrologie en waterkwaliteit bleek toen dat de kansen voor herstelbeheer groot waren. Het gebied heeft een enorme variatie in typen water, van zuur tot kalkrijk. Dat wijst erop dat er in het verleden waarschijnlijk een zeer divers moeraslandschap aanwezig is geweest met oa gradiënten van hoogveen tot kalkmoeras. Op basis van dit onderzoek is door het Limburgs Landschap in 1997 het Koolespeelke opgeschoond, wat helemaal dichtgegroeid was met wilgenstruweel en bomen. Die opschoning heeft geleid tot een voedselarm, zwakgebufferd water waarin meerdere karakteristieke (voor zulke vennen) en bedreigde plantensoorten zijn teruggekeerd. Het Koolespeelke is het eerste ven van het Weerterbos wat is hersteld. In navolging hiervan zijn in het Weerterbos meerdere vennen hersteld die ernstig waren aangetast en ten dele al lang waren opgedroogd en met bos beplant. Er waren echter wel heel ingrijpende maatregelen nodig om deze vennen weer te herstellen.
In de toekomst zal het aandeel open water in het gebied verder toenemen. Het streven is om de waterstand op termijn zeer geleidelijk te verhogen, waardoor waterplanten en -dieren nog beter kunnen gedijen. Het Weerterbos zal zo veranderen in een bosrijk vennengebied.

Overzichtskaart inrichtingswerken Kempen Broek 1980-2014 (Nat.Hist. maandblad)  1= Weerterbos


Uitgevoerde werkzaamheden in het kort:



Zoals je kunt zien: kappen, plaggen en afgraven waren de belangrijkste werkzaamheden. Sparren werden gekapt, de verrijkte waterbodem werd afgegraven waarbij organisch materiaal werd verwijderd en afgevoerd en de lossing die het gebied ontwaterde, werd afgedamd. Sindsdien heeft de laagte zich met water gevuld. De waterstanden wisselen met de seizoenen, maar na restauratie is het "Koolespeelke" nooit meer drooggevallen
Na herstel van de vegetatie, met veel pilvaren op de oever en fonteinkruid in het water, is het nu een paradijs voor libellen. Op een mooie zomerdag zijn er zeker meer dan tien soorten aan te treffen. In het riet kunnen dodaarsjes broeden.


Ik wil nog iets vertellen over de verwachtingen en resultaten die men had mbt tot deze opschoning. We zijn nu inmiddels 21 jaar verder. Voor mij als leek ziet het er prachtig uit en ga ik deze zomer zeker kijken wat er zoal fladdert, zwemt en vliegt.

Uit onderzoek bleek dat de plantensoorten zich snel vestigden in deze nieuwe wateren.Vanwege het oorspronkelijke natte karakter en de kwel, die nog op veel plaatsen in het gebied uittreedt was de verwachting dat veel bijzondere diersoorten zich ergens in het Weerterbos hadden kunnen handhaven. Hierdoor was de verwachting dat er ook een snelle kolonisatie van karakteristieke diersoorten van deze milieu's zou zijn. Om deze verwachting te toetsen werd een watermacrofauna-monitoring tbv herstel en behoud van het Weerterbos opgestart. De monitoring is uitgevoerd in vier wateren van het Weerterbos waar herstelmaatregelen zijn uitgevoerd èn in het Berkenven waar geen maatregelen zijn uitgevoerd. Het opschonen van de oevers van de wateren in het Weerterbos is iets gecompliceerder dan het verwijderen van opslag zoals bij veel andere herstelprojecten gebeurt. De wateren hier zijn nl gelegen in bos dat is aangeplant op rabatten. Vrijstellen van de oevers is dan ook een grote ingreep, waarbij het bos èn de voedselrijke toplaag van de rabatten verwijderd moet worden.

Zeven jaar na opschoning (2015) bestond de vegetatie in het Koolespeelke in het water slechts uit 4 soorten: waterlelie, riet, grote lisdodde en duizendknoopfonteinkruid. De oevervegetatie daarentegen, werd veel soortenrijker en werd o.a.gedomineerd door draadzegge, veelstengelige waterbies, vlottende bies, riet, pilvarenen grote lisdodde. De oevervegetatie van het Koolespeelke kwam nu overeen met die van goed ontwikkelde zwakgebufferde wateren. Die verwachtingen kwamen dus wel uit.

Het water in het Koolespeelke was het gehele jaar troebel door vis, die er is uitgezet door recreanten en door verrijking met visvoer. De troebelheid voorkomt dat zonlicht de bodem bereikt, waardoor de soorten die op de oevers wel goed gedijen zich niet inde waterlaag kunnen vestigen.
De herstelwerkzaamheden hebben dus voor dit ven redelijk succes gehad.

Wat betreft de macrofauna (kleine beestjes zeg maar) in het Koolespeelke hebben de herstelmaatregelen  geleid tot:
  • een afname van de talrijkheid van storingssoorten (soorten die niet afhankelijk zijn van de vennen om voort te bestaan)
  • een niet grotere talrijkheid van kenmerkende soorten (soorten die voor hun voortbestaan van de vennen afhankelijk zijn).
M.a.w. er zijn niet meeer soorten gevestigd die kenmerkend zijn voor deze vennen, maar de soorten die er al waren zijn wel toegenomen. De oorzaak dat de kolonisatie achter is gebleven is wel te verklaren. Door de drooglegging in het verleden zijn veel soorten allang uit het Weerterbos verdwenen. Ze moeten dus weer van buiten het Weerterbos komen om zich hier weer te vestigen. En dat blijkt  nou net het grote probleem te zijn.

Een van de mogelijkheden is dat de soorten het gebied wel kunnen bereiken, maar dat een hoge predatiedruk (van vissen: hondsvis, 3doornige stekelbaars) definitieve vestiging tegenwerkt. Die eten nl zoöplankton en dansmuglarven.
Het spectrum aan verwachte karakteristieke macrofaunasoorten is echter veel breder dan het voedselspectrum van de vissen en omvat ook wantsen, libellen, kevers, kokerjuffers, eendagsvliegen en wormen. Karakteristieke soorten uit deze diergroepen zijn echter nauwelijks waargenomen in de opgeschoonde wateren in het Weerterbos. Het achterblijven van de kolonisatie van karakteristieke soorten Libellensoorten die zich normaliter snel ergens vestigen bleven ook hier achterwege.
Kennelijk verloopt het kolonisatieproces zo goed als niet. Een verklaring hiervoor is de aanleg van uitgestrekte bospercelen in het verleden. Het is zeer goed mogelijk dat grote oppervlakten bos functioneren als barrière bij de verspreiding van ongewervelden. Soorten, die zich willen vestigen in o.a. het Koolespeelke, moeten daarbij één tot 6 kilometer bos overbruggen, afhankelijk van waar ze vandaan komen. De belangrijkste nabijgelegen bronnen voor vestiging van nieuwe soorten zijn het Ringselven (op 7,5 km afstand waarvan 6 km bedekt met bos), het Soerendonksgoor (op 7 km afstand waarvan 2 km over bos) en de Groote Peel (op 10 km afstand waarvan minimaal 3 km bedekt met bos). Het is goed mogelijk dat de kolonisatie van de opgeschoonde vennen in het Weerterbos achterwege blijft, omdat veel watermacrofaunasoorten deze afstanden mogelijk moeilijk kunnen overbruggen.

Doordat de herstelmaatregelen hebben geleid tot vennen met zwakgebufferde en voedselarme omstandigheden met de bijbehorende bijzondere vegetaties, is het gebied ook voor bijzondere water-macrofaunasoorten geschikt geworden. De vestiging van karakteristieke soorten en doelsoorten is echter achterwege gebleven. In de opgeschoonde wateren komen erg weinig karakteristieke soorten voor en vrijwel geen doelsoorten, zelfs niet na 7 jaar. Ook zijn er weinig zeldzame soorten gevonden in de opgeschoonde wateren. Het achterwege blijven van kolonisatie van deze soorten is hoogst waarschijnlijk te wijten aan de geïsoleerde ligging van de vennen (omringing door bos), de grote afstanden tot kolonisatiebronnen en de afwezigheid van relictpopulaties in het gebied als gevolg van langdurige ontwatering en verdrogingvan het Weerterbos.
In sterk geïsoleerde gebieden is kolonisatie van opgeschoonde vennen door karakteristieke diersoorten minimaal. Dit betekent echter niet dat herstelbeheer vandeze wateren achterwege moet blijven. Bijzondere vegetaties kunnen zich snelherstellen vanuit zaadbanken, die nog in deze gebieden aanwezig zijn. Naarmate er in de rest van het land meer vennen worden hersteld en de neerslag van stikstof- en zwavelverbindingen uit de lucht verder afneemt, zullen uiteindelijk de bronnen voor kolonisatie zover toenemen dat ook wateren in sterk geïsoleerde gebieden gekoloniseerd worden.
De omringing door bos en de afstand tot bronpopulaties zijn factoren die een groteinvloed hebben op het succes van herstelmaatregelen. Het is belangrijk deze factoreneen rol te laten spelen bij de keuze welke wateren wel en welke niet opgeschoond gaan worden. Door voorrang te verlenen aan niet-geïsoleerde wateren kunnen nieuwe populaties van karakteristieke soorten zich sneller ontwikkelen. Dus men heeft er wel weer veel van kunnen leren.


Genoeg informatie: wat een prachtig gezicht: al die verschillende groeilagen en de mooie weerspiegeling in het water. Dat het hier nu zo mooi is komt mede ook door dat herstel. Je ziet dat er nu een mooi geleidelijk verloop is van laaggroei naar bos:


Mooie rietpluimen wuiven in de wind:


Gewoonlijk staat er meer water in dit ven, door de droge zomer is het aanzienlijk verdroogd hier: 


Op de oever kon je nu lopen al was het er wel nat; het voelde idd aan als een spons:


Doordat ik zo dichtbij kon komen kon ik ook weer allerlei pootafdrukjes waarnemen in de natte grond bij het ven: het proberen te herkennen van pootafdrukken is iets wat ik sinds kort (het zien van wilde zwijnen en beversporen) erg leuk vind, maar wat soms moeilijker is dan het lijkt: ik ga een poging wagen:

redelijk rechte afdrukken: ws van een damhert:




links: korte wijduitstaande  pootafdrukken met zo te zien 4 a 5 teennagels: zouden van een otter kunnen zijn: de rechtse van een damhertje:


otter:




wild zwijn:


Het blijft moeilijk, dat herkennen van afdrukken in het zand.
En ook al is het ven voor een groot deel opgedroogd, het heeft nog zijn charme:




Riet: Aan de randen van zwak gebufferde vennen zoals hier kunnen hoge helofyten (dat zijn in de bodem wortelende moeras- en oeverplanten waarvan de stengels en bloeiwijzen ver boven het water uitsteken) zoals Riet, Lisdodde en Mattenbies dichte vegetaties vormen. Meestal zijn deze begroeiingen een indicatie voor vermesting. Dat is vaak neerslag van stikstof uit de lucht. Ze vormen wel een broedhabitat voor diverse soorten moerasvogels, zoals de kleine karekiet, roerdomp en soms zelfs een woudaapje. Als de planten niet te dicht op elkaar staan dan kun je op het wateroppervlak tussen de stengels een bijzondere soort Schrijvertje aantreffen. Schrijvertjes zijn blauwglanzende draaikevers. Ze zijn bijzonder vanwege hun tweedelige ogen: deze kever heeft er namelijk 4; het bovenste deel kijkt boven water uit naar prooien en houdt vijanden als vogels in de gaten, het onderste deel kijkt onder water en dient om hongerige vissen aan te zien komen.  In het voorjaar zet de kever de eitjes af in lange eisnoeren die aan waterplanten worden vastgezet. De larve is worm-achtig en leeft in de modder van organische materialen. Vlak voor de verpopping kruipt de larve op planten die boven het water uitsteken en spint daar een cocon, deze komt uit rond de herfst. Rond deze tijd zijn de schrijvertjes het meest te zien, en ze hebben genoeg te eten doordat veel insecten als libellen in de herfst het loodje leggen. De imago overwintert om in het volgende voorjaar weer aan de volgende cyclus te beginnen. Hoe bijzonder idd. Wederom weer in reden om in het voorjaar ook eens te gaan kijken hier.


Dit is denk ik het veelstengelig waterbies:  De soort is vrij zeldzaam in Noord-Brabant. De plant is achteruitgegaan door ontginning en wateronttrekking. De laatste jaren is er wel weer sprake van toename, mogelijk samenhangend met natuurherstelmaatregelen.  Ze kunnen verrassend hoge dichtheden aan waterkevers herbergen zoals ik zojuist ook al opmerkte:


De mooiste foto's maak je toch op een afstandje:




Aan de rechterkant van het pad had ik inmiddels al een tijdje zicht op een ander ven, het zgn Krieëtje:


Over dit ven is niet veel informatie te vinden. Je ziet hier veel loofbomen, lagere struiken. Op onderstaande berkenboom groeiden mooie berkenzwammen:


Ik heb er al veel over verteld. De Berkenzwam is een dodelijke zwakteparasiet die uitsluitend voorkomt op de berk. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste doodsoorzaak van de berk. Berken die kwijnen door verdroging, verdringing door andere boomsoorten, veroudering of beschadiging maken een grote kans op besmetting van de Berkenzwam. Juist door hun zeer algemene voorkomen spelen Berkenzwammen een belangrijke rol in de natuur:


Afbladderende hoedhuid door droogte:




Eens een keer aan de onderkant gekiekt:




Verschillende mossensoorten op 1 enkel stammetje:
donkere groen = sterretjesmos
blauwgroene = schildmos
zachtgroene = groot dooiermos

Ja ook mossen determineren is vaak niet makkelijk!


Maar 1 soort op een stompje ook is erg mooi:
gewoon draadmos:






Resultaat van onderhoud en opruiming:


Toen bereikte ik het punt waar een ontwateringssloot linksaf loopt naar het Sterksels Kanaal op de grens van Brabant en Limburg, en rechtsaf langs het retentiebekken Laarderheide loopt (zie ook onderstaande Googlemaps kaartjes van 2009):

Kruispunt:


Blik naar links op dit punt, richting grens met Brabant:


Mijn foto blik naar links:


Blik naar rechts: de google opnames zijn van 2009 (toen was het land nog een maisveld):


Mijn foto blik naar rechts: verandering van landbouw naar natte natuur:


Ik ben toen eerst hier rechts langs de rechtse ontwateringssloot gelopen maar aan het eind kon ik daar niet verder, dus ben ik weer terug gelopen en hier over de stuw gelopen naar de linker kant en toen weer rechtdoor richting bos (zie Google maps kaartje aan begin van mijn blog):

Om een beetje te begrijpen wat ik hier allemaal zag ben ik gaan googlen en heb heel veel informatie een beetje chronologisch en logisch bij elkaar proberen te zetten. De geschiedenis intrigeert mij nl.  
We beginnen bij het begin. Verdroging heeft grote gevolgen voor de kwaliteit van natuur die van (grond)water afhankelijk is. In 2005 is de TV opgericht (Taskforce Verdroging) en die heeft in haar advies van mei 2006 aan de minister van Landbouw,Natuur en Voedselveiligheid (LNV) het voorstel gedaan om een zogenoemde TOP-lijst van verdroogde gebieden in Nederland samen te stellen.Vervolgens werden alle tot 2015 beschikbare gelden en energie op die gebieden ingezet en zou de verdroging in die gebieden in 2015 moeten zijn opgelost. 

Verlaging van de grondwaterstand en/of vermindering van de kwel resulteert nl. in een verandering van de soortensamenstelling van grondwaterafhankelijke vegetaties. Om de effecten van een te lage grondwaterstand te compenseren wordt soms zogenoemd gebiedsvreemd water ingelaten. Dat water heeft doorgaans een andere samenstelling dan het gebiedseigen water.
Ook hierdoor treden veranderingen op in de soortensamenstelling, die ook tot het thema verdroging worden gerekend. De veranderingen hebben tot gevolg dat kenmerkende, veelal zeldzame plantensoorten verdwijnen en dat enkele meer algemene soorten gaan domineren. Verandering in soortensamenstelling van de vegetatie en als gevolg daarvan in vegetatiestructuur, kunnen ook gevolgen hebben voor de fauna (de beestjes). Tot zover wisten we dat al.

Circa 40% van onze inheemse plantensoorten is afhankelijk van een ondiepe grondwaterstand of kwel en dus gevoelig voor verdroging. Ecosystemen zoals natte heide, hoogvenen, natte schraalgraslanden, beekdalen, natte duinvalleien, broekbossen, moerassen en vennen zijn voorbeelden van voor verdroging gevoelige natuur. Het merendeel van deze natuur wordt in het natuurbeleid gezien als bijzondere natuur, waarvoor extra aandacht vereist is. Veel van
deze ecosystemen of de soorten die hiervan afhankelijk zijn, zijn ook op Europees niveau beschermd via de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR).

In grote delen van Nederland is de natuurlijke waterhuishouding gewijzigd door menselijke ingrepen. Hierdoor is ook de grondwaterstand en kwel in natuurgebieden veranderd. De belangrijkste oorzaken van verdroging zijn :
• ontwatering en versnelde afwatering ten behoeve van de landbouw (60%);
• grondwateronttrekkingen voor drink- en industriewater en beregening (30%);
• overige oorzaken zoals de toename van verhard oppervlak, bebossing (toename verdamping, met name door naaldbos) en zandwinning (10%).
Al in de jaren 70 constateerde men dat er iets mis was met de grondwaterstand in Nederland maar de overheid erkende dat pas in 1985. In 1994 werd circa 600.000 ha natuurgebied als verdroogd gekenmerkt.

In 2005 is toen dus de TV opgericht:  bestaande uit vertegenwoordigers van rijk, provincies, waterschappen, Vewin, terreinbeheerders en landbouwvertegenwoordigers. Het doel van die Taskforce was om binnen afzienbare tijd met uitvoeringsgerichte voorstellen te komen voor een versnelling en verbetering van de verdrogingsbestrijding. Er werd een grote database opgezet en door clustering (samenvoeging) tot grotere landschappelijk en/of hydrologisch samenhangende gebieden is de verzamelde informatie samengevat over ruim 950 gebieden. Met deze informatie kon een eerste selectie gemaakt worden van verdroogde gebieden waar verdroging met hoge prioriteit aangepakt zou moeten worden: de zogenoemde ‘hotspots'. Op onderstaand kaartje kun je zien dat er ook een concentratie is op de grens Brabant Limburg (in dit gebied dus).


Je vraagt je nu vast af, wat heeft dat nou met mijn wandelgebied van vandaag en dus ook met mijn foto's te maken? Het heeft allemaal te maken met de verdroging: oorzaak, gevolg, en de oplossing daarvan (vernattingsmaatregelen) om tot al dat moois te komen wat ik vandaag allemaal heb gezien. Als je dit hebt gelezen zul je het begrijpen en kijk je anders naar mijn foto's.

De Laarderheide, het gebied waar ik nu liep, stond niet op deze TOPlijst. Diverse gebieden zoals Weerter en Buulderbergen, Sarsven en de Banen, Strabrechtse Heide & Beuven wel voor wat betreft een zeer groot grondwatertekort. Allemaal gebiedjes die hier in de buurt liggen.


Voor dit gebied zijn echter door het Limburgs Landschap in 2012 wel Hydrologische maatregelen getroffen omdat het in TOP-gebieden ligt.


Uitgangssituatie
In 2011 zijn door Stichting het Limburgs Landschap in de hydrologische bufferzone van het Weerterbos drie percelen met een totaaloppervlakte van 5,8 ha in eigendom verworven. De percelen zijn aangekocht in het kader van het klimaatproject Weerterbos met als doel vernattingsmaatregelen uit te voeren in de kern van het Weerterbos, zonder dat natschade optreedt aan de buitenranden van het gebied. De percelen kenden voorheen een intensief agrarisch gebruik o.a. als maïsakker / bemest grasland en werden via detailontwatering ontwaterd. Zoals te zien is op de google afbeeldingen die ik eerder liet zien (2009). Deze ontwatering zorgde ook voor ongewenste daling van het grondwaterpeil in nabije omgeving zoals het Koolespeelke. Door het grondgebruik van de percelen te veranderen van landbouw naar natte natuur werd enerzijds de ongewenste ontwatering op omliggend gebied voorkomen en anderzijds is zo de mogelijkheid benut om de oorspronkelijke laagte en natte natuur rondom het Koolespeelke te herstellen. Op het achterste perceel is ook nog een gedeelte extra moeras als waterbuffer (retentiebekken) ingericht. 


Verduidelijkt met google maps kaartje:


Afgraving van voedselrijke toplaag, demping van detailontwatering en opbrengen van maaisel van kleine
zeggenschraalland (foto Limburgs Landschap 2012):


Resultaten
Het projectgebied is in drie te onderscheiden delen ingericht. In de laagte die morfologisch aansluit op de oeverzones van het Koolespeelke liggen potenties om ca 2,4 ha waardevol nat schraalland te realiseren (zie kaart, noordzijde). Uit
bodemchemisch en ecohydrologisch vooronderzoek is gebleken dat dit perceel
potenties biedt voor de ontwikkeling van zeldzame natuurdoeltypen als blauwgrasland en heischraalgrasland. Voor ontwikkeling van voedselarme natte natuur was het noodzakelijk om ca. 30-50 cm bouwvoor reliëfvolgend te verwijderen en 520 meter aan oude landbouwgreppels te dempen. Met de omvorming van het grondgebruik en natuurherstel wordt verwacht dat kensoorten als veldrus, tormentil, moeraswolfsklauw, pilzegge, blauwe zegge en gewone dophei op korte termijn terugkeren.
In overleg met waterschap Peel en Maasvallei is besloten om een gedeelte van de percelen van het Limburgs Landschap in te zetten voor extra waterbuffer (1,44 ha, aan zuidoostzijde). Dit deel is tot 80 cm ontgraven en ontwikkelt zich naar voedselrijker moeras met wilgenstruweel, rietvegetatie en open water. Moerasvogels als watersnip, (bos)rietzanger en blauwborst zullen hiervan profiteren. Er is in het landschap ook een passende ophoging van 550 meter lengte aangelegd, die het nat schraalland van het moeras scheidt, zodat instroom van voedselrijk water met als gevolg verrijking van het schraalland wordt voorkomen.Het overblijvend gedeelte van de percelen heeft een oppervlakte van 1,6 ha. Dit deel zal ingezet worden voor spontane bosontwikkeling van vochtig loofbos en ontwikkeling van vochtige ruigte in de randen.
De inrichting van de percelen zelf heeft gezorgd voor extra natte natuur aansluitend aan het Weerterbos met potenties voor ontwikkeling van bijzondere natuurdoeltypen als nat schraalland, vochtig loofbos en mesotroof moeras (een moeras met fytoplankton maar wel met helder water!!. Het midden dus tussen geen of teveel plankton). Anderzijds heeft de inrichting en omvorming van het grondgebruik van deze percelen nu ook de mogelijkheden gecreëerd om verdergaande antiverdrogingsmaatregelen te nemen in de kern van het Weerterbos, zonder de gebruikelijke negatieve gevolgen voor omliggende landbouwgronden. Met dank aan Limburgs Landschap voor de info.

Nou...een heel verhaal, maar nu weet ik hoe het zit. Als ik nu naar mijn foto's kijk zeg ik: oh ja, dat zit zo......hoe mooi is dat! 

We gaan weer verder met mijn foto's, dan zal eea duidelijk worden. Google maps kaartje voor het vervolg van mijn wandeling:


Ik ben rechts van het stuwtje gelopen en keek even in het water en zag veel kleine visjes. Kon ik nou maar zien wat voor visjes het waren maar dat kon niet. Net op dat moment vloog er een grote groep ganzen over, ik hoorde het aan hun luide gegak:


Aan weerszijden lagen dus retentiebekkens. Links van mij het grote, rechts van mij een kleiner bekken.
En daar zag ik rechts van mij het mooie ven 't Krieëtje, omgeven door veel riet en lisdoddes:


Over dit ven heb ik verder geen info kunnen vinden. Maar je kunt nu dus zien dat na de afgraving de grond natter is gebleven en er riet, lisdodden enzo is gaan groeien en er water is blijven staan. Wat een geluk: een vogel op het water. Het zou de grote zilverreiger kunnen zijn:


Met een beetje mazzel had het ook de purperreiger of de zwarte ooievaar kunnen zijn. Die zijn hier ook wel eens gezien. 


De grote zilverreiger is van oorsprong een vogel uit het oostelijke, mediterrane gebied. Door het beschikbaar komen van geschikte leefgebieden heeft deze hagelwitte reiger zijn verspreiding inmiddels uitgebreid tot in Nederland. Zo ook hier, in de rietmoerassen. Hier is veel overjarig riet voorhanden om zijn nest mee te bouwen. Waarom hij in het water staat?  Hij foerageert actiever dan de blauwe reiger op vis in ondiepere water. Maar hij eet ook soms kikkers, muizen, kleine vogels en mollen in grasland.

Vergroot:


Aan de overkant van het Krieëtje, blik achterom:


Jammer...ze had ons gezien en vloog op:


Op de achtergrond een verhoogde kade; hierover later meer.


Wat is de natuur hier prachtig:




Blik achterom, op de achtergrond het poortje waardoor ik heen moest om hier te komen:


Ook hier waren zwijnesporen te zien:


Vlak langs de kant is het niet diep:


In dit bos is dus 800 ha grond hersteld. Door de aankoop en uitruil van percelen, de aanleg van grote retentiebekkens, het aanpassen van de waterafvoeren (o.a. deze buizen) en het verhogen van het peil (oa dempen van oude sloten en beken) kan dit moerasbos bovenstrooms water bufferen (sponswerking) waardoor steden als Den Bosch, Eindhoven en Weert minder last hebben van pieken in de waterafvoer. 
De gebiedjes zijn allemaal met grote betonnen afwateringsbuizen met elkaar verbonden. Na  het vollopen van het meest hooggelegen ven zal het water langzaam naar het volgende ven doorstromen. Zo ontstaat een heel systeem van doorstroomvennen waarbij het water pas geleidelijk en na een langere tijd het Weerterbos verlaat. Deze maatregelen hebben geleid tot een spectaculaire toename van bedreigde flora en fauna, zoals de zwarte ooievaar, diverse vlinders, libellen en amfibieën zoals boomkikkers.




Dit is nou wat je noemt een echte rietkraag:




Toen ik aan de achterkant kwam, kon ik daar niet verder: ik wilde een oversteek maken naar het bos maar dat ging hier niet. Rechtsaf gaat verder het retentiegebied in:


Blik naar rechts met op de achtergrond een hoogzit, ws voor het afschieten van de wilde zwijnen waarvan ik hier veel sporen heb gezien: èn daar ging ze weer: de zilverreiger:


Wat grappig: daar stond ineens een straatnaambordje, hier midden in het moerasgebied:


Het blijkt het Jan van de Ven Eiland te zijn.. Oo.....geen wonder dat ik hier niet verder kon, ik stond op een eiland haha.......


Enkele foto's van de waterberging in het retentiebekken aan de achterkant van het gebied:






 Blik achterom: het ruwe graspad waarover ik hier naartoe heb gelopen: aan weerskanten sloten om het water te bewaren:



Omdat ik hier niet verder kon ben ik weer teruggelopen naar de stuw en ben daar naar deze kant overgestoken:


Om weer richting bos te lopen; ik liep toen dus aan de andere kant van de sloot. Even een orientatiekaartje met Google maps, ik heb het 180 graden gedraaid, met mijn looprichting mee dus want soms is het verwarrend om tegengesteld te denken wat waar ligt: kortom: links het retentiebekken en rechts de herstelde moerasdelen:


Hier lag nu aan weerszijden een sloot. Er waren veel wroetsporen van de wilde zwijnen:


Kijk, dit vind ik nou weer zo zonde: er zijn altijd wel van die malloten die de natuur niet respecteren:


Ik zal nog meer van dit soort dingen komen. Aan de overkant van de sloot zag ik een wissel...ws van de wilde zwijnen. Maar of die door het water gaan? Na wat gegoogle blijkt dat wilde zwijnen goede zwemmers zijn en bv met gemak de Maas overzwemmen. Dat wist ik niet. Ze leven ook veel op oevers: prima plek dus hier voor ze!


Waarschijnlijk hebben de zwijnen het riet hier plat gelopen:


Ik ging natuurlijk ook op zoek naar andere zwijnesporen zoals keutels...haha...maar die vond ik niet....


Maar wel pootafdrukken van de zwijnen: ze zijn diep, kun je meteen zien hoe nat het hier is:




Links van mij, aan de achterkant van het retentiebekken stond een klein huisje:


Zo te zien een soort van kijkhut: volgende keer eens kijken of ik erbij kan komen:



Dit is een moerassig gedeelte:


Maar van veraf doet het een beetje heideachtig aan: men noemt het heischraal land:




Een blik naar rechts: mooi die solitaire bomen, bij een ervan staat een bankje:


En daar kwam ik het naambordje weer tegen: dit keer van dichtbij. Ik heb echter niet kunnen ontdekken waarom het hier staat en wie die Jan van de Ven was. Wie het weet mag het zeggen. Ben wel benieuwd!


Mooie ongeschonden, beetje ruige natuur hier:


Ook veel riet: kenmerkend voor moeras:


Daar achter rechts langs de bosrand, daar wou ik naar toe:


Ik ging bij het bordje even rechtsaf om te gaan kijken of ik daar verder kon:


Maar hier was alleen moerasgebied:




Veel buizen om het omringende water naar dit bekken te laten stromen om het hier een tijdje vast te houden:


Het staat nagenoeg leeg. Kun je nagaan hoe droog het is geweest:


Wel heel interessant om te zien :




Ik ging weer terug naar het graspad en liep verder rechtdoor, met een bocht naar rechts richting bos:


Blik achterom: de zwijnen hebben goed huisgehouden hier:


Nog wat foto's van het water opslaggebied hier:






Panoramarondje:






Blik achterom, daar kwam ik vandaan:


Met aan de rechterkant het kleine retentiebekken:




Ik had eindelijk de bosrand bereikt. Er liep een goed begaanbaar pad langs de bosrand. Het bos zelf was niet makkelijk begaanbaar vanwege veel struiken die ervoor stonden. Zo te zien lijkt het een oud eikenbos. Weer even een gedraaid google orientatiekaartje met het volgende deel van mijn wandeling:


Links van mij bos en rechts ook, gescheiden door een sloot. Aan het einde van het bos ging ik rechtsaf en lagen links van mij bouwlanden.

Hier hebben duidelijk veel insecten gezeten: het kunnen kevers geweeest zijn of houtwespen. Wil je alles weten over gaten van insecten in bomen kijk dan maar eens hier:



Weer wat paddestoeltjes op een afgevallen tak:


En helaas alweer een bewijs van millieu vervuiling aan de linkerkant in het bos, en het vreemde is dat je hier eerst een hele brede sloot over moet om daar te komen:


Blik achterom:


Bramentakje:


Duidelijk niet gezond:


Blik vooruit: bij het einde van de sloot ging ik rechtsaf:


En vervolgde mijn wandeling voorbij de sloot; liep dus langs de sloot af:


Links van mij een groot geoogst maisveld:


Wel een mooi bos:


Waarschuwingspaaltjes voor de bemaaiers dat er hier iets in het gras ligt: ...wat precies?.....


Kijkje achterom:


Toen kon ik weer niet verder, de sloot ging met een bocht linksom en was te groot om over te springen, dat zou gegarandeerd een natte broek hebben opgeleverd haha. Dus even naar links om het slootje via een vaste verbinding over te steken:




En weer rechtsaf. Het laatste deel van mijn wandeling gaat weer richting kruispunt Hoogbosweg en Laarderkapeldijk. om aldaar weer linksaf naar Daatjeshoeve te gaan:


Links van mij graslanden. Langs de weg staan eikenbomen:


Mooi silhouet:


Blik achterom: het zandpad is behoorlijk modderig. Maar goed dat ik winterlaarzen aan had:





Op de achtergrond weer een hoogzit voor het afschieten van wild:


Bij het zoeken naar info over dit gebied kwam ik er ook nog achter dat dit stukje geïsoleerd bos gelegen tussen Laarderheide en Coulusdijk (samen met het Weerterbosch/Heugterbroek) de enig overgebleven lage, vochtige bossen zijn van het Weerterbos. De afwatering van het Weerter Bosch verliep, net als nu, in noordelijke richting. Ook wel weer bijzonder dus. Je kunt zien dat de bomen hier nog op rabatten staan:


De berken hebben het wel moeilijk:








Alweer een hutje in het bos:



Links van mij nog steeds graslanden. Hier kun je zien dat een oude sloot is gedempt:


Blik achterom: het zandpad was heel erg nat en modderig:


 Na het eerste stuk bos aan de rechterkant kwam een stukje moeras:
hetzelfde moeras als op de heenweg maar dan aan de andere kant. Misschien dat hier s'zomers als het erg droog is grazers staan?


Aan de linkerkant is in de verte de rokende schoorsteen van Daatjeshoeve alweer te zien:


Maar eerst nog even doorbaggeren haha.....


Eenzame naaldboom:


Kijkje achterom:


Een zwerfkei, maar niet heus:


Aan de linkerkant komen de tuinen van Daatjeshoeve ook in zicht:








Mooi silhouet van een berkenboom:


 Hoog in een boom zat een grote familie drukke kraaien:


Op deze plek kon ik het gebied eventje betreden: het nat schraalland: zooo mooi hier:


Natte schraalgraslanden zijn grazige, laagproductieve begroeiingen op vochtige en natte bodems. In goede vorm zijn ze opmerkelijk soortenrijk, vooral wat de flora betreft. Hun voortbestaan is afhankelijk van jaarlijks maaien en afvoeren van het maaisel.


Ze hebben bijna altijd een verleden als boerengrasland dat voorzag in de behoefte aan hooi als wintervoer voor het vee. Zo mogelijk vond na de oogst ook enige beweiding plaats. De graslanden waren een essentieel onderdeel van het landbouwkundig systeem dat eeuwen heeft voortgeduurd. De lage ligging in het landschap bracht met zich mee dat de meeste gebieden regelmatig overstroomden met water vanuit beek, rivier of boezem. Daarmee werden bufferstoffen en vaak ook enige voedingsstoffen aangevoerd die de vegetatie en de productie in stand hielden. Voor dat laatste werden veel graslanden in de beekdalen en natte heidegebieden zelfs opzettelijk bevloeid. Het overgrote deel van de vroegere vochtige schraalgraslanden heeft de intensivering van de landbouw echter niet overleefd. Zelfs de restanten die zijn aangekocht als reservaat zijn daarna veelal nog aangetast of verdwenen door een scala van oorzaken, zoals waterwinning, ontwatering, verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater en onvoldoende beheer. 


Het water was helder:




Vanhieruit een blik naar het zandpad en de overkant:




Alweer zwerfafval...bah toch:


Doorkijkje naar het schraalland:


Laag bij de grond:



Ik naderde de landerijen van Daatjeshoeve:



Op de achtergrond een ooievaarsnest: het blijkt dat er hier op t Krieëtje ook een witte ooievaar zit. Die komen hier eigenlijk niet voor.






Kijkje achterom


Daar zag in nog een mooie pootafdruk in de modder: maar deze is gewoon van een hond:


Maar daarom niet minder mooi:



Nog een paar kiekjes naar rechts en naar links:








Laatste blik achterom:


En ik kwam weer aan op de kruising Hoogbosweg en Laarderkapeldijk om  weer linksaf over de Hoobosweg naar de parkeerplaats te lopen:


Nu pas vielen mij de paaltjes en gaashekjes op bij sommige pas aangeplantte struikjes:


Waarschijnlijk zijn hier oorspronkelijke planten weer uitgezet en moeten ze nog worden beschermd:




De nestkastjes, zo leuk ook:







En op de valreep nog een vogeltje. Ik hoorde duidelijk het geroffel van een specht:


Het was de grote bonte specht met zijn licht oranje buik:


Hij komt voor in bossen en allerlei cultuurlandschappen. Hij zoekt zoekt zijn voedsel in vrijwel alle vegetatielagen. In de zomer voedt hij zich voornamelijk met insecten en andere ongewervelden, in de winter vooral met plantaardig voedsel, zoals zaden van naaldbomen.

En in de tuin van daatjeshoeve stond een ezel...zo stil...dat ik eventjes twijfelde of het wel een echte was...haha....wie is hier nou de grootste ezel!!


Zo...dat was mijn wandeling van vandaag. Het was een fikse wandeling van wel 21/2 uur. Maar ik had niets ervan willen missen. Telkens denk ik: dit was mijn mooiste wandeling die ik heb gemaakt. En dat dacht ik nu ook weer. Wat is het hier mooi...zelfs in de winter. Ik ben blij dat ik zoveel informatie hebt gelezen over dit gebied. Dan kijk je er heel anders tegenaan. Het leuke daarvan is om daarna nog weer eens terug te gaan en ik weet zeker dat ik dan nog meer dingen zal herkennen of dingen zie die me eerder niet waren opgevallen.
Ik ga er zeker in de lente en zomer nog eens terug. Er zal een scale van insecten zitten en ook naar de flora in dit gebied ben ik benieuwd.

Wat betreft het natuurherstel in dit gebied: Stichting het Limburgs Landschap streeft in het Weerterbos naar de vorming van een zo natuurlijk mogelijk ecosysteem, bestaande uit natte en droge bossen, moerassen, vennen en mogelijk hoogveen. Op langere termijn zijn de belangrijkste sturingsmechanismen het  beheer van de (grond)waterstanden en beïnvloeding van vegetatie.
Ik eindig mijn blog met een mooie prent van Jeroen Helmer van ARK: toekomstbeeld Weerterbos:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten