dinsdag 1 januari 2019

Terugblik 2018: de kikkers


2018 is voorbij: tijd om terug te kijken. Ook voor vele natuurorganisaties. Hoe was het dit jaar met de reptielen en amfibieën. Stichting RAVON laat weten dat de effecten van de afgelopen hete, droge zomer voor reptielen en amfibieën pas op langere termijn zichtbaar zullen zijn. Verschillende soorten zullen er juist goed en andere juist moeilijk zijn doorgekomen. Dat was afhankelijk van meerdere factoren: het mooie voorjaar, de temperatuur van de broeihoop, schade aan struikheide, uitdrogend voortplantingswater en op langere termijn opgedroogd leefgebied van vijanden.
Aangezien ik in mijn nabijheid geen reptielen heb gezien hou ik het in deze blogpost alleen bij de kikkers, dat zijn de enigste van de amfibieën die ik heb gezien.

We hadden dit jaar al vroeg warm weer. Dat had tot gevolg dat veel soorten amfibieën een snelle ontwikkeling doormaakten en de larven dus ook vroeger een metamorfose doormaakten. We zagen dus al rijkelijk vroeg jonge kikkertjes en padjes. De larven van de groene kikkers, die een langere ontwikkelingstijd nodig hebben hadden te lijden onder het uitdrogen van hun voorplantingswater en vele zullen dan ook deze zomer niet hebben overleefd.

Als er één jaar wat minder jongen overblijven compenseert zich dat meestal het jaar erna. Komend jaar zullen er minder vissen (hun vijanden) in poelen en sloten  zijn (die waren dit jaar drooggevallen) wat weer gunstig is voor de kikkers. Waarschijnlijk zullen er dan meer kikkertjes aan land komen.

Groene kikkers zijn al vroeg in het jaar erg actief. Ze zijn koudbloedig. Hoe  hoger de temperatuur, hoe actiever ze zijn. Mei is het voorplantingsseizoen en als het dan warm is gaan ze helemaal los. Je hoort dan in grote plassen enorme hoeveelheden kikkers kwaken, klaar om te paren. Als het vochtig en warm is, ligt de kwaakpiek vooral s'nachts. Ik hoorde ze toevallig bij mijn wandeling bij de RWZI Soerendonk op 12-07-2018:

zie mijn blogpost:

In de herfst gaat de temperatuur omlaag en gaat het meestal wat meer regenen.
De kikkers en padden komen dan uit hun schuilplaatsen om de zachte, vochtige herfstdagen goed te eten zodat ze met een goede reservevoedselvoorraad de winter in gaan. Op zulke warme vochtige avonden kun je ze dus vooral tegenkomen.

Padden en kikkers zoeken een overwinteringsplek op waar het zo’n 4 tot 5 graden is. Hun hart klopt nog maar een paar keer per minuut, de stofwisseling staat bijna stil. Ze teren op het reservevoedsel dat ze in de zomer en herfst in het lichaam hebben opgeslagen. Zo komen ze normaal gesproken de winter door.
Een warme winter (meer dan 10 graden) is niet goed voor kikkers en padden. Ze worden dan al actiever en verteren het reservevoedsel, raken verzwakt en soms gaan ze daar zelfs aan dood. Degenen die het overleven zijn sterk vermagerd en zullen minder eitjes produceren in het voorjaar. Ook zijn ze vatbaarder voor infecties.

Dus de echte effecten van een droge zomer zien we eigenlijk pas in de komende jaren. Daarom is het belangrijk dat we zoveel mogelijk metingen doorgeven aan RAVON.

Ik heb ze alle drie gefotografeerd: de poelkikker, de bastaardkikker en de meerkikker. En diverse kleine padjes, geen grote helaas!
De overeenkomst tussen deze 3 groene kikkers is dat ze afhankelijk zijn van het water voor de voortplanting. Daarnaast zijn er toch wel wezenlijke verschillen in uiterlijk en leefwijze.

Overwinteren:
De Groene kikker kiest voor overwintering meestal de bodem van plassen en vijvers.
De Bruine kikker overwintert zowel op het land als in het water. Op het land tussen bladeren, onder boomstammen en onder stenen en in het water op de bodem van plassen en vijvers. In het water overwinterende kikkers schakelen over op huidademhaling. Veel zuurstof hebben ze niet nodig omdat de stofwisseling in het lichaam op een zeer laag pitje staat. Het hart klopt hierbij heel langzaam en het bloed stroomt heel traag door het lichaam.  Beweging kost energie, dus bewegen doen ze nauwelijks.
De Gewone pad kiest voor overwintering op het land. Onder bladeren, steenhopen., rottend hout. Soms zelfs bij mensen in de kelder. De pad kan zich ook zelf ingraven in losse grond, door een achterwaartse beweging met de achterpoten.

Levenswijze:
De Groene kikker verschijnt bij voldoende dagwarmte in april. De kikker blijft het hele seizoen in of aan de rand van het water.  Daarbij wordt jacht gemaakt op in en bij het water levende insecten.
De Bruine kikker en de Gewone pad zoeken na de voortplantingstijd het land op.  Ze voeden zich met wormen, slakken, spinnen, insecten en larven.

Voortplanting:
De Gewone pad trekt in het vroege voorjaar, ’s-avonds en ’s-nachts bij gunstige vochtige weersomstandigheden en bij een temperatuur van enkele graden boven het vriespunt massaal vanuit het overwinteringsgebied op het land naar de voortplantingspoelen. De Gewone pad zet de eitjes af in lange snoeren, liefst aan de rand van de poel, in de buurt van planten.
De Bruine kikker zet in het vroege voorjaar (maart) grote klompen kikkerdril af in het ondiepe deel van het water. Daar warmt het water immers het snelst op, hetgeen ten goede komt aan de ontwikkeling van de kikkervisjes in de klomp.  De zwarte eitjes in de klomp zijn omgeven door een gelatineachtige massa die in het begin voeding is voor de kikkerlarven.  Uiteindelijk komen de kikkervisjes massaal vrij, om te beginnen aan hun metamorfose tot echte kikkers.
De Groene kikker overwintert langer en is dus ook pas later zichtbaar in de vijver.  Heel veel mensen zullen de eitjes van deze kikker ws nog nooit hebben gezien. Het dril wordt wat dieper in het water afgezet in een aantal kleine klompjes in de buurt van stengels van waterplanten. De eitjes zijn 2-kleurig, donkerbruin aan de bovenkant en roomkleurig wit aan de onderkant.  Al spoedig na het afzetten van de eitjes door het vrouwtje draaien de eitjes met de donkere kant naar boven en met de roomkleurig witte kant naar beneden. De donkere kant absorbeert meer warmte, waardoor de ontwikkeling van de kikkervisjes sneller verloopt. De witte kant zal er waarschijnlijk voor zorgen dat de eitjes van onderaf moeilijk zichtbaar zijn tegen de achtergrond van het  heldere wateroppervlak / de heldere lucht, waardoor predatie (opgegeten worden door andere waterdieren) van de onderzijde zoveel wordt voorkomen.

Mijn foto's:

Mijn allereerste kikkerfoto's zijn van een wandeling in de Panbossen op 16-09-2014: het bruine kikkertje: dit was zo'n mooie serie dat ik er een aantal laat zien:

Op deze stronk zat hij:











Op 20-08-2017 zag ik deze bruine kikker, het is dat hij voor me wegsprong anders had ik hem niet eens gezien, zo klein was hij. Na de metamorfose van kikkervisje naar kikker klimmen ze aan land, ze zijn dan nog maar 1,5 cm groot. In de eerste herfst kunnen ze tot 3,5 cm groeien en het volgende jaar zijn ze ongeveer 5 cm. Daarna zijn ze ongeveer geslachtsrijp.


De bruine kikker kan 11 centimeter groot worden, de meeste worden 7 tot 9 centimeter. Mannetjes blijven kleiner dan vrouwtjes.


Ze zijn variabel van kleur (bruin, roodbruin, geelbruin, grijsbruin, etc.) met een patroon van donkere vlekken en een lichte gemarmerde buik.Hij heeft een korte, stompe snuit. Op de rug heeft hij twee huidplooien in een lichtere kleur en op het midden van de rug een lichtere streep. De ogen zitten aan de zijkanten van de kop. Het trommelvlies is iets kleinder dan het oog. Aan de zijkant van de kop, vanaf het oog tot aan de schouder heeft hij bijna altijd een grote, donkerbruine vlek. Dat is op mijn foto's heel goed te zien:


Ze hebben lange achterpoten met zwemvliezen:


Op 20-08-2017 zag ik ze ook in de Panbossen:




Op 24-05-2018 zag ik bij de RWZI te Soerendonk heeeeel veel groene kikkers, die een enorm concert ten gehore gaven:


Als je ze wil fotograferen moet je het water langzaam benaderen en goed kijken op de oevers waar ze zitten. Want ze zitten daar vaak te zonnen. Tijdens de paartijd kun je afgaan op het geluid dat je al van verre kunt horen. Tijdens de (korte) piek van de paartijd, zoals toen het geval was, kunnen er wel honderd groene kikkers in een poel zitten. Ze verliezen dan hun schuwheid, maar normaal zijn het alerte dieren die met een grote plons het water in vluchten. Als je rustig even wacht komen ze vanzelf weer boven water om adem te halen en zullen hun activiteiten weer vervolgen.


Op 12-07-2018 zag ik ze bij de RWZI in Soerendonk weer: 


 Er zijn dus 3 verschillende soorten groene kikkers:
  1. de poelkikker of kleine groene kikker (Pelophylax lessonae)
  2. de meerkikker of grote groene kikker (Pelophylax ridibundus)
  3. de bastaardkikker of middelste groene kikker (Pelophylax klepton esculentus), duizenden jaren geleden ontstaan door een kruising tussen de poelkikker en de meerkikker
De drie soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ze hebben alledrie zwarte vlekken en op de rug een lichtgroene streep. De poelkikker is tijdens de paartijd wat geler. Er is wel een duidelijk verschil in het geluid dat de mannetjes tijdens de paartijd maken. Groene kikkers kunnen met het roepen om een vrouwtje behoorlijk kabaal maken. Het was op dat moment een enorm gekwaak. Ik heb er een filmpje van gemaakt. Daaruit heb ik opgemaakt dat het hier om de bastaardkikker gaat:

zie ook mijn blogpost:




Groene kikkers zijn echte waterkikkers die vrijwel het hele jaar in en rondom het water te vinden zijn. De groene kikker is niet één soort maar een complex: Het groene kikker complex bestaat uit de twee soorten: meerkikker (grote groene kikker) en poelkikker (kleine groene kikker) die als ze paren hybriden kunnen vormen: de bastaardkikker (middelste groene kikker). In de natuur kunnen hybriden zich vaak niet voortplanten. Uniek is dat middelste groene kikkers dat wel kunnen. Ze bezitten twee sets chromosomen (één van de meerkikker en één van de poelkikker) waarvan ze er één gebruiken om te paren met een meerkikker of een poelkikker. Als een bastaardkikker paart met een meerkikker zal hij zijn eigen set poelkikker chromosomen gebruiken, paart hij met een poelkikker dan gebruikt hij zijn set meerkikker chromosomen. Op deze manier komen er altijd nieuwe bastaardkikkers uit de voortplanting en houdt de 'hybride soort' zich in stand.


De bastaardkikker is ontstaan uit een kruising tussen de poelkikker en de meerkikker. De uiterlijke kenmerken liggen tussen die van de meerkikker en de poelkikker in. Hij is op de rug groen tot bruin van kleur (soms met donkere vlekken), met een lichtgroene lengtestreep midden op de rug en een marmertekning op de buik. Hij wordt tot maximaal 12 cm groot. De achterpoten zijn relatief lang. Het belangrijkste kenmerk is de vorm (asymmetrisch) en grootte (40 à 50% van lengte teen) van de graafknobbel. Mannetjes hebben grijze kwaakblazen. Ravon heeft een mooie herkenningskaart van de groene kikkers:




De kikker hierna heeft een witte buik en gele iris en is dan duidelijk de poelkikker. De poelkikker is de kleinste van de drie groene kikkers. Hij is op de rug grasgroen tot bruin van kleur (soms met donkere vlekken). Vaak heeft hij een lichte lengtestreep op de rug en een witte buik die hooguit zwak gevlekt is. Hij heeft relatief korte achterpoten. En hij wordt tot maximaal 8 cm groot. Het belangrijkste kenmerk is de grote harde halvemaanvormige graafknobbel, die symmetrisch is. Zie hiervoor de Herkenningskaart groene kikkers. Mannetjes hebben witte kwaakblazen en krijgen, in de paartijd, een ongevlekte geelgroene kleur met een goudgele iris. (info Ravon)


Op 16-08-2018 langs de Buulder AA bij de Kleine Bruggen:
dit is de meerkikker ofwel de grote groene kikker (Pelophylax ridibundus):


Het is de grootste van de 3 soorten kikkers met een lengte van ongeveer 10 tot 14 centimeter, de mannetjes blijven kleiner dan de vrouwtjes. Hij is meestal donkergroen tot olijfbruin of grijs gekleurd, soms met enkele lichtere groene strepen en meestal is een lichtere streep op de rug aanwezig. De achterpoten zijn duidelijk gebandeerd in dezelfde kleur als de rugvlekken, zijn goed ontwikkeld en dragen zwemvliezen. Op het midden van de rug is een lichtgroene lengtestreep aanwezig die loopt van de snuitpunt tot tussen de achterpoten. De twee duidelijk zichtbare dorsolaterale lijsten, de klierlijsten aan weerszijden van de rug, zijn soms bruin tot oranje gekleurd. Achter het oog begint een tweede klierlijst die boven het trommelvlies doorloopt tot boven de achterpoten.
De kop is breed en afgerond, vooral bij oudere exemplaren, de ogen zijn relatief groot en geeloranje van kleur. De pupil is bijna rond met een druppelachtige hoek aan de onderzijde. Het trommelvlies of tympanum heeft vaak een afwijkende kleur en valt daardoor goed op, de diameter is ongeveer 3/4 van die van het oog. Duidelijk een meerkikker dus.
De meerkikker kan zich met de poelkikker kruisen, de nakomelingen worden dan bastaardkikker of middelste groene kikker genoemd. Probeer het maar eens allemaal uit elkaar te houden....niet makkelijk hoor!

Ook zag ik hier dit hele kleine padje, een jonkie van de gewone pad (Bufo bufo):
de gewone pad komt het meest voor in Nederland: 



Padden zijn een familie van kikvorsachtigen. In ons land komen verschillende soorten padden voor, zoals de gewone pad (Bufo bufo) en de rugstreeppad (Epidalea calamita). De vuurbuikpadden (Bombina) en de knoflookpadden (Pelobatidae) worden beschouwd als padachtige kikkers en zijn geen echte padden. Er zijn ongeveer 590 verschillende soorten die worden verdeeld in 51 geslachten. Ongelooflijk!
Padden overwinteren niet in het water. Ze kruipen voor hun winterslaap onder een strooisellaag in holletjes diep onder de grond. Begin februari worden ze  wakker. Ze verlaten het winterverblijf en gaan allemaal tegelijk op weg om hun eieren af te zetten. Dat doen ze op de plaats waar ze zelf geboren zijn. Soms moeten ze op deze tocht een drukke weg oversteken. 
Als ze onderweg een partner tegenkomen paren ze. Het mannetje klimt bij het vrouwtje op de rug en laat zich zo naar het water dragen. Als de padden bij het water aankomen, begint het vrouwtje met het afzetten van de eitjes. Het mannetje bevrucht deze meteen, buiten het lichaam van het vrouwtje. De eieren liggen in snoeren gehecht aan waterplanten. Door de warmte van de zon komen larven uit de eitjes de larven die algen eten in het water. Na een poosje krijgen de larven achterpootjes en later komen de voorpootjes. Tot slot verdwijnt het ‘staartje’ en zijn het kleine padjes, zoals deze op mijn foto. Dan kruipen de jonge padjes uit het water. op zoek naar eten. Hun voedsel bestaat uit kleine insecten, slakjes en vliegenlarven. Na enkele jaren zijn de padden geslachtsrijp en dan doen ze mee aan de grote voorjaarstrek.
Als hij volwassen is is de kleur op zijn rug grijsbruin, geelbruin of roodbruin en de buik is wittig, met een gemarmerde tekening. Zijn huid is droog en wrattig. De kleur van het oog is oranje. De pupil is spleetvormig en horizontaal. Achter ieder oog zit een gifklier, waardoor padden niet geliefd zijn als prooidier.

Op 25-06-2017 zag ik op deze plek ook padjes, ze waren iets ouder, hadden ook al een meer wrattiger uiterlijk:




 Ik zette er 1 op mijn vinger zodat je kunt zien hoe klein ze zijn:


Op 14-07-2017 ook weer op de zelfde plek:


Dit waren mijn foto's van kikkers. Ik heb er niet veel, want ik heb er ook niet zoveel gezien.

Ik begon mijn blog met de vraag wat de effecten van de afgelopen hete, droge zomer voor reptielen en amfibieën zullen zijn geweest. Maar dat moeten we dus nog even afwachten.
Over het algemeen gaat het de laatste decennia redelijk goed met de groene kikkers in Nederland. De waterkwaliteit is verbeterd. Dat zie je ook aan het aantal libellen. Maar in landelijke gebieden waar met bestrijdingsmiddelen en meststoffen wordt gewerkt, hebben ze het moeilijker.

Kikkers zijn nl. gevoelig voor vervuiling omdat ze vanwege de complexe ontwikkeling en metamorfose van kikkervisje tot kikkersterk afhankelijk zijn van hormonen. Raakt de hormoonhuishouding verstoord dan ontstaan misvormingen en veranderingen in het uiterlijk, het gedrag en de voortplanting. (kleiner blijven, minder eten, minder eitjes produceren).
Bij een teveel aan meststoffen in het oppervlaktewater of de bodem en dus verzuring optreedt wordt de habitat overwoekerd door vegetatie en trekken de dieren weg naar minder begroeide locaties. In een te zuur milieu kunnen kikkers en hun eieren en larven zich niet ontwikkelen.
Door het droogleggen van gebieden voor de landbouw of irrigatie wordt de habitat juist weer te droog waardoor de kikkers verdwijnen, evenals door het droogleggen van moerassen om van muggen af te komen. Door het daardoor drastisch veranderende millieu maken de kikkers geen schijn van kans. Niet alleen droogt het voor de voortplanting en schuilmogelijkheden noodzakelijke oppervlaktewater op, ook prooidieren en de schaduw biedende vegetatie verdwijnen.
En dan hebben we ook nog de boskap die het leefgebied van veel soorten verkleind.
De belangrijkste bedreiging echter vormen een infectie met de schimmel Batrachochytrium dendrobatidis, die de beruchte ziekte chytridiomycose veroorzaakt. Die huidschimmel verspreid zich zo snel dat die een hele kikkerbevolking in een mum van tijd kan uitroeien. De schimmel tast de huid zo erg aan dat ze er niet meer door kunnen ademhalen. Oorzaak is ws de opwarming van de aarde. Van een verhoogde ultraviolette straling wordt vermoed dat deze door de eieren wordt opgenomen en beschadigingen veroorzaakt aan het DNA waardoor de kikkers misvormingen vertonen.
En het verkeer wat jaarlijks vele slachtoffers eist, met name soorten die naar het voortplantingswater trekken (amfibieëntrek). In gebieden waar zowel veel kikkers als een hoge verkeersdrukte is, zoals Nederland, worden jaarlijks veel dieren platgereden. In door de mens druk bezochte gebieden worden kikkers verstoord in hun levenswijze en vertrekken naar andere gebieden.
We zijn er nog niet: in een aantal streken is de invoer van invasieve soorten de oorzaak van de achteruitgang van amfibieën waaronder kikkers. Zo zijn in ons land sommige poelen door het uitzetten van zonnebaarzen ongeschikt geworden voor zeldzame en bedreigde soorten als de knoflookpad. Deze graaft zicht overigens in als het te heet wordt.
Een andere bedreiging is de handel in exotische dieren en andere handelingen waarbij de mens kikkers direct uit hun leefomgeving haalt.
Het is wel duidelijk dat de kikkers erg gevoelig zijn voor de kwaliteit van hun omgeving en er nogal wat bedreigingen voor ze zijn.

Sinds de jaren vijftig is een wereldwijde achteruitgang geconstateerd in het aantal en de verspreiding van de amfibieën. Officieel zijn er in de laatste 500 jaar 34 soorten verdwenen maar over een derde van alle soorten is vrijwel niets bekend, ook niet hoe het met ze gaat. In totaal zijn waarschijnlijk al veel meer soorten verdwenen maar onderzoek hiernaar is moeilijk.

Hier vind je de actuele Rode lijst amfibieën en reptielen van Ravon:

zie blz 104

Wat de kikkers en padden betreft worden de geelbuikvuurpad, knoflookpad, rugstreeppad en vroedmeesterpad evenals de boomkikker, heikikker en  poelkikker zwaar beschermd. En de bastaardkikker en de meerkikker licht beschermd.
Laten we dus vooral met zijn allen alle waarnemingen doorgeven; die worden door RAVON gemonitord en deze stichting zet zich in voor de bescherming van de reptielen en amfibieen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten