dinsdag 1 januari 2019

Terugblik 2018: de slakken

Na het lezen van dit blog denk je nooit meer hetzelfde over slakken. De meeste mensen vinden slakken maar vies en slijmerig, maar ook slakken zijn er in veel soorten, groottes en kleuren en zijn mooie dieren! In dit blog gaat het over landslakken, omdat ik daar ook foto's van heb kunnen maken het afgelopen jaar.

Landslakken horen tot de zgn mollusken. Ik had nog nooit van dat woord gehoord. Mollusken of weekdieren zijn ongewervelde dieren met een week lichaam en meestal een uitwendig kalkskelet (schelp). Ze behoren tot de klasse buikpotigen, die naam danken ze aan de gespierde onderkant van het langwerpige lichaam, die voor de voortbeweging zorgt. Er zijn zo ongeveer 25.000 soorten land- en 5.000 zoetwater weekdieren in ons land. Daarvan bestaan er bij ons zo'n 130 soorten landslakken, meeste met een huisje.
En dan zijn er ook nog fossiele soorten zo'n 60.000 tot meer dan 100.000 soorten.

Ze kennen een grote verscheidenheid aan vormen en zijn onderverdeeld in 8 klassen, waarvan de bekendste de slakken (Gastropoda), de tweekleppigen en de inktvissen zijn. Het zijn voornamelijk zeebewoners. Uit 2 groepen hebben zich soorten aangepast aan een leven in het zoete water (tweekleppigen en slakken) terwijl alleen een klein deel van de slakken het water verlaten heeft en landbewoner is geworden. Onder die laatste bevinden zich zelfs soorten die het onder de droogste omstandigheden in woestijnen nog uithouden. Zo had ik tijdens mijn wandeling in de duinen in de Panne ook slakkenhuisjes gezien; dat vond ik eigenlijk al vreemd. In 2015 heeft men in Belgie slakken geteld en toen is gebleken dat de strook tussen de kustlijn en de polders één van de belangrijkste Belgische habitats voor landslakken is. Er zijn toen  190 verschillende soorten land- en zoetwatermollusken geteld.

Ze zo ahv 1 foto te determineren is lastig. Kijk ik op : https://determineren.nederlandsesoorten.nl/linnaeus_ng/app/views/matrixkey/index.php?mtrx=516 dan kom ik uit op de bruine of brede blinkslak:


Deze lijkt op de zandslak (Theba pisana):


Weekdieren zijn koudbloedig; ze produceren zelf geen warmte en hebben dezelfde temperatuur als hun omgeving. Veel soorten zijn gevoelig voor veranderingen in zoutgehalte, vochtigheid en temperatuur, en beschermen zich hiertegen door een laagje slijm aan te maken. Als je een levend exemplaar  zou aanraken dan merk je dat hij nat, slijmerig en koud aanvoelt. Ze hebben dat slijm ook nodig voor de voortbeweging, herkenbaar aan de slijmsporen.

Weekdieren zonder een uitwendige schelp, zoals de naaktslakken, zijn erg gevoelig voor veranderingen in vochtigheid en temperatuur omdat ze hun weke lichaam, wat vnl. uit vocht bestaat, niet kunnen beschermen. Slakken zijn het meest actief bij vochtig weer. Je ziet ze dam veel op stoepen en straten en bospaden na een fikse regebui. Behalve bij regen, zijn slakken met name 's nachts (bij dauw) actief. Bij droogte verstoppen ze zich. Ze kruipen dan op schaduwrijke plaatsen weg onder hout, stenen en vaak ook in de grond (naaktslakken).
Maar ook een schelp biedt niet altijd voldoende bescherming tegen weersomstandigheden en predatoren. Veel weekdieren hebben daarom een zeer verborgen levenswijze en leven vrijwel uitsluitend ingegraven in de bodem van de zee.

Nu hebben we een zeer warme en droge zomer gehad. Overigens is het normaal gesproken best vochtig in ons land. Deze zomer was dus funest voor deze dierengroep. Er zijn aanzienlijk minder (nog levende) huisjesslakken en naaktslakken gezien. Men zag ze enkel nog op vochtige oevers en in schaduwrijke bossen, en bepaalde soorten die  in de duinen nog wel konden overleven.
Nu is het zo dat slakken zonder huisje, zoals de naaktslakken, makkelijker in de bodem kunnen kruipen, soms wel 20-30 cm diep. Maar door de extreme droogte en het lagere grondwaterpeil lukte dat niet zo best. Stcihting ANEMOON die onderzoek doet naar de gesteldheid van weekdieren vond vaak alleen maar lege huisjes.

Naaktslakken
Er zijn verschillende soorten naaktslakken, het bekendst zijn de soorten die op het en in onze tuinen voorkomen. Ze behoren allemaal tot de zgn longslakken. De schelpen van deze slakken kunnen aanzienlijke afmetingen bereiken maar kunnen ook gereduceerd zijn, zich binnenin het lichaam bevinden, of geheel ontbreken.
Om een naaktslak op naam te brengen is een aantal kenmerken belangrijk. Om te beginnen de plaats van de ademopening (pneumostoma). Zie afbeelding hierna.


Die is altijd op het mantelschild gelegen, aan de rechterkant van het dier, maar bij de wegslakken zit hij voor het midden van het mantelschild. Daarnaast is de kleur van de slakken zelf en de kleur van de voetzool belangrijk.. Met deze kenmerken, en de  determinatiesleutel op wikipedia kunnen de verschillende soorten op naam worden gebracht:


De meesten zijn hermafrodiet, dat wil zeggen 2-slachtig. Als ze paren worden beide slakken bevrucht. Ze kunnen niet zichzelf bevruchten. Slakken paren meestal in het voor- en najaar.
Bij de in Nederland en België levende soorten worden in de lente de eitjes in hoopjes van 20 tot 30  meestal in de bodem of verstopt onder bladeren gelegd. Een naaktslak kan honderden eitjes leggen, deze zijn wit doorschijnend. Soms groen. Zulke groene heb ik ook eens in mijn tuin gezien; toen wist ik echter niet dat het slakkeneitjes waren. 

plaatje internet

Een paar weken later komen de eitjes uit. En twee maanden later zijn de slakken volwassen.  Jonge slakjes hebben al meteen een huisje (embryohuisje) zodra ze uit het eitje komen. In zijn eerste levensjaren maakt het slakje kalk aan om zijn huisje gelijke tred te laten houden met zijn eigen groei. Dat spul wordt geproduceerd door een speciaal orgaan : de mantel, die zich dicht in het centrum van het gat van het huisje bevindt. Dat materiaal wordt steeds neergelegd aan de basis van het huisje dat het dichtst tegen het lichaam van de slak aan zit. Dus het binnenste deel is het oudste, de buitenkant het nieuwste. Daarom leven ze ook op kalkrijke grond. En in een vochtrijke omgeving. Je ziet ze dan ook vaak onder bladeren of stenen, of zoals bij mij : onder het worteldoek. De ontwikkeling tot een volwassen slak duurt twee maanden.  
Hij voedt zich met dierlijk en plantaardig materiaal. Zijn mond, welke bovenop zijn lijf net voor het huisje zit,  is een soort rasp die bestaat uit wel duizenden hoornachtige tandjes waarmee dunne laagjes weefsel van het voedsel worden geschraapt.
In de winter en bij droogte staat de groei bijna stil. Daarom zie je op het huisje verschillende groeilijnen. Eenmaal volwassen dan groeit het huisje niet meer. Het huisje beschermt tegen oververhitting en vijanden.
Als het erg droog en heet is kan de slak de opening afsluiten met een speciaal soort slijm dat hard wordt. Soms zie ik op straat wel eens zo'n slak liggen. Ik denk dan dat hij dood is, maar dat is dus zeer waarschijnlijk niet zo. In zijn waterdichte huisje kan hij het dan heel lang uithouden, soms maanden.
Als het huisje kapot gaat is hij overgeleverd aan zijn vijanden, of hij droogt uit. Zijn vijanden zijn egels, muizen, en merels. Een naaktslak kan twee tot drie jaar oud worden en overwintert.

De meest voorkomende soort is de grote wegslak. Deze is herkenbaar aan de grote oranje voet. Maar ook de zwarte wegslak is niet zeldzaam. In april en mei heb ik nog wel zulke slakken gezien:

Op 23 april 2018 in het Cranendonckse bos:
de zwarte gewone wegslak (Arion ater)
een naaktslak


Deze naaktslak is 10 tot 15 centimeter lang. Bij 2,5 cm is de slak al geslachtsrijp. De jonge slak is bruin en de volwassen slak gewoonlijk zwart, maar kan ook steenrood, oranjeachtig, grijs tot zelfs wit zijn. Hoe noordelijker des te donkerder de slak is gekleurd. De kop en tentakels zijn bruin tot donkerbruin en hebben een zeer kenmerkende lijnentekening, die bij zwarte exemplaren niet te zien is. Het mantelschild is ovaal en net voor het midden zit de ademopening. Bij verstoring krimpt de slak ineen en vormt een bal, terwijl de huid slijm afscheidt ter verdediging. De huid van het mantelschild lijkt op fijn schuurpapier, de huid erachter is sterk in de lengte gerimpeld en heeft daardoor een regelmatig patroon van langwerpige bultjes. Duidelijk te zien op mijn foto. De voet is gespierder dan bij veel andere soorten, en kent een duidelijk golvende beweging bij het kruipen. Hij eet planten, rottend blad, schimmels, uitwerpselen en sommige insecten.



Huisjesslakken
Er zijn verschillende huissjesslakken: de segrijnslak (Helix aspersa) , gewone tuinslak (Cepaea nemoralis) en witgerande tuinslak (Cepaea hortensis). De segrijnslak is het meest schadelijk
De slakken kunnen overwinteren op beschutte plaatsen of door eieren. In het voorjaar voeden ze zich met dood organisch materiaal. Later vreten ze jonge plantendelen aan door met hun tong over de plant te schaven. De levenswijze is er op gericht om uitdroging te voorkomen. Vooral in vochtige omgeving zijn ze te vinden, vooral onder dichte begroeiing. Het zijn nachtdieren maar bij regenachtige weer zijn ze ook overdag actief.
Het lichaam van slakken bestaat uit drie delen: kop, voet en een asymmetrische ingewandenzak. Huisjesslakken hebben een schaal of huis dat meestal spiraalvormig is gedraaid. Hierin kunnen ze zich volledig terugtrekken. Veel soorten hebben "ogen" op steeltjes. Dit zijn twee intrekbare voelsprieten met bovenaan donker zwarte punten. Daaronder bevinden zich kleinere intrekbare voelsprieten.
Ze hebben een grote vruchtbaarheid en kunnen snel voortplanten, één slak kan ± 500 eieren leggen. Slakken zijn tweeslachtig, ze kunnen elkaar bevruchten. Ongeveer twee weken na de paring komen de eieren uit.
Huisjeslakken maken rafelige, onregelmatige gaten in planten vaak met een slijmspoor. Vaak blijven de nerven intact. Meestal ziet men geskeletteerde bladeren. De slakken kunnen de planten volledig kaal vreten.


Op 5 mei 2018 bij de Buulder AA zag ik deze slakken:
* Het barnsteenslakje (Succinea putris): 
een huisjesslak


Een op het land levende longslak met een eivormige schelp met een spitse top, 3 tot 4 zeer snel in grootte toenemende matig bolle windingen en een laatste winding die 2/3 van de totale schelphoogte in beslag neemt. De mondopening is regelmatig afgerond ovaal. De mondrand is scherp en niet verdikt. De windingen worden van elkaar gescheiden door een ondiepe sutuur. Het schelpoppervlak is glad en glanzend en heeft alleen onregelmatige groeilijnen. Bij het levende dier is de schelpwand doorzichtig, zeer dun en broos, bij aanraking kan het al scheuren. Het periostracum verleent de schelp echter een behoorlijke flexibiliteit. De kleur is egaal bleek groengeel, oranjebruin tot donkergeel. Het dier past niet helemaal in het huis, en steekt altijd een beetje uit.
Hij leeft altijd in de buurt van water in vochtig gras- en rietland, in oever- en moerasbos. Hij kruipt wel langs de waterkant maar overleeft het onder water niet lang. Is voornamelijk te vinden langs de waterkant vanwege de voorkeur voor verschillende soorten riet, algen en andere waterplanten. De dieren zijn tweeslachtig. Bij de paring gedraagt één dier zich als vrouwtje, het andere als mannetje. De eitjes worden in kleine pakketjes afgezet tussen planten en mos of in vochtige aarde, meestal langs de waterkant.

* Dit is de jonge versie (bruin) van de zwarte naaktslak: op deze foto kun je duidelijk de ademopening zien op het mantelschild. Zit voor het midden.






Zij houden zich het grootste deel van hun tijd op in de grond of onder compost, waar zij de ondergrondse delen van de planten aantasten. Hier zat ze op een bloem, een niet alledaagse verschijning. Naast dat ze zich met name voeden met bladeren, eten ze ook uitwerpselen, rottend materiaal, schimmels (paddestoelen) en andere slakken ...Deze soort is zeer  vraatzuchtig. Wegslakken eten tenminste 50% van hun lichaamsgewicht per dag. 


Duidelijk is de oranje voet te zien waarmee ze zich voortbewegen:




Op 18 mei langs Buulder AA:
* weer een barnsteenslakje:


Ze zat direct aan de waterkant: mooi is te zien dat ze rafelige randen maakt bij het eten van het blad en de nerven met rust laat:


Op 10 mei bij kasteeltje Cranendonck:
Dit is de rode versie van de gewone wegslak (Arion rufus):
een naaktslak


De huid van het mantelschild lijkt op fijn schuurpapier, de huid erachter is sterk in de lengte gerimpeld en heeft daardoor een regelmatig patroon van langwerpige bultjes. Hij heeft geen uitwendige schelp. De schelp is rudimentair en bevindt zich inwendig onder het mantelschild. Dat kun je op de foto ook goed zien (ronde vorm) De schelp is niet gewonden, zoals bij de meeste slakkensoorten maar bestaat uit een plat, ovaal kalkplaatje (verwarrend genoeg ook wel 'schild(je)' genoemd) waarop groeilijnen te zien zijn. De schelp bestaat volledig uit calcitische kalk en kan als fossiel bewaard blijven. Hoe bijzonder is dat!

Op 21-05 in de Panbossen:
de witgerande tuinslak (Cepaea hortensis)
 een huisjesslak


Hij is iets kleiner dan de gewone tuinslak en kan verschillende kleuren hebben: geel, roze of bruin zonder zwarte banden, of met één of meerdere banden. Deze kenmerken berusten op de werking van een aantal genen. Genen voor bruine kleur en ongebandeerdheid zijn dominant. Toch komen we in de natuur veel anders gekleurde slakken tegen. Dit heeft te maken met het milieu waarin ze zitten. Om een voorbeeld te geven: in grasland zullen met name bruine, ongebandeerde exemplaren door vogels gezien worden en opgegeten worden. Op deze manier blijven daar juist de gele gebandeerde exemplaren in leven. Ook de kleur van de rand rond de 'mondopening' van het huisje is variabel. Bij deze soort is deze meestal wit, bij de gewone tuinslak meestal donker. De soorten zijn echter moeilijk op grond van het huisje alleen te determineren. Het slakkenhuis is bolvormig, meet ongeveer twee centimeter en heeft vijf wentelingen. De kleur van het lichaam is grijs tot donkergrijs en een beetje doorzichtig. Dit is ws nog een jonkie. Hij was ook nog erg klein.
Het voedsel bestaat voor een groot deel uit dode bladeren; vooral pas afgevallen, nog groene bladeren hebben de voorkeur.

Op 13 september bij kasteeltje Cranendonck:
de zwarte wegslak, het blijft een opvallende verschijning, mede omdat hij zo fors is:


In 2017 zag ek een prachtige tuinslak in mijn eigen tuin:


De gewone tuinslak is bruin van kleur, heeft een bolvormig huisje met een doorsnee van 21/2 cm. Het huisje heeft 5 rechts draaiende wentelingen, 5 donkere strepen die de wendingen volgen. Hij heeft een gespierde voet: voor de voortbeweging, in de massa daar bovenop zitten alle organen, en een kop met 2 korte tasters, die hij gebruikt om geuren te herkennen en voedsel te vinden, en 2 langere steeltjes waarin de ogen zitten. Die kan hij alle kanten op richten.




Bij onraad trekt hij die vliegensvlug in. Dat kon ik allemaal ook mooi zien door mijn lens, al ging alles wel super ......TRAAAAAGGGGGG......
Ik kon zien hoe hij uit zijn huisje kroop, een slijmerige bedoening, dat wel. Ik heb er zoveel mogelijk foto's van gemaakt. Het mooist was natuurlijk een filmpje, maar ja dat heb ik niet. Wel een collage met Photoscape:


Op onderstaande foto kun je zien dat hij ondanks zijn traagheid toch heel erg wendbaar is en veel slijm afscheidt en zich vastgrijpt aan de materie waar hij langs moet:


In vol ornaat:


Wat zou het leuk zijn om ooit ook eens een pas geboren slakje te kunnen fotograferen.
Ik bedacht mij ineens dat ik eerder achter mijn tuinhuisje onder het worteldoek al hele kleine slakkenhuisjes had gezien. Ze waren nog plat. Toen ik een ervan onder de macro lens bekeek zag ik er een klein slakje uit kruipen: dezelfde als de grote maar dan in miniformaat. Misschien dat dit  jonge slakjes zijn :


Het slakje met huisje was nog geen 5 mm groot:


Slakken kunnen wel 7 jaar oud worden. Deze heeft hopelijk nog even te gaan.



Ik kwam op het idee om dit blog over naaktslakken te maken omdat ik bij stichting ANEMOON las dat het met een aantal soorten weekdieren niet goed gaat. Er zijn recent honderden soorten uitgestorven. Ook in de Noordzee ging het bergafwaarts met bepaalde soorten, omdat chemicaliën, zoals giftige verf die op zeeschepen wordt aangebracht om algen te weren, oa de hormoonhuishouding van slakken verstoorden. Een aantal van deze stoffen is gelukkig inmiddels verboden. Omdat weekdieren niet beschouwd worden als aaibare dieren, is er veel minder over bekend dan andere dieren, wat zijn weerslag heeft op de inventarisatie en bescherming van bedreigde soorten. 

De stichting ANEMOON is dan ook heel blij als wij waarnemingen van slakken door willen geven: alle waarnemingen van landslakken (evenals van zoetwater- en zeeweekdieren) zijn bijzonder welkom in het kader van hun Atlasproject Nederlandse Mollusken (ANM).

Determinatiesite: 
https://determineren.nederlandsesoorten.nl/linnaeus_ng/app/views/matrixkey/index.php?epi=100

Ik begon dit blog met te zeggen dat we een extreem droge en warme zomer hadden. Dat zorgde er ook voor dat er bijna geen levende landslakken zijn gesignaleerd.Wat precies de impact van zo'n afname aan landslakken is, valt (nu nog) niet te overzien. Ws. is het nadelig voor de dieren die deze slakken eten, zoals vogels, muizen, egels bv. Om een voorbeeld te noemen: egels moeten om in winterslaap te komen een bepaald gewicht hebben. Er zijn al te magere egels gesignaleerd. Zonder veel vetreserve. Die blijven dan naar eten zoeken tot ze ziek worden en verhongeren. Dus gevolgen zullen zeker zichtbaar worden. Hopenlijk komt het allemaal weer goed.

Ik hoop dit komende jaar iig veel mooie slakken te kunnen fotograferen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten