dinsdag 26 september 2017

Zaadpluis van gewoon biggekruid ( Hypochaeris Radicata )

Een van mijn favoriete onderwerpen om te fotograferen vind ik zaadpluizen en zaaddozen. Zeker in macro.
Dit is een zaadpluis van het gewone biggekruid. Biggekruid lijkt op de paardebloem : het bladrozet op de grond, de bloemen en de zaden: ze lijken erg op elkaar, alleen wordt het biggekruid groter.
Gewoon biggenkruid komt voor open plekken in grasland met een droge tot vochtige, voedselrijke grond. Ook op dijken, in bermen, op heide en ook op kalkgraslanden. Ik zag haar in de berm langs het maaiveld waar ik altijd mijn hondje uitlaat. Al in de Romeinse tijd kwam het biggenkruid in onze streken voor, zoals blijkt uit archeologische vondsten. Tegenwoordig komen we het in cultuurgrasland nauwelijks meer tegen, het is een echte stadsplant geworden. In Nederland is het wel algemeen, het behoort tot de meest opvallende paardenbloemachtigen. Het kan lang zonder regen zodat het vooral in droge zomers, als de meeste bermbloemen allemaal al uitgebloeid zijn het biggekruid er nog vrolijk op los bloeit.


De vruchtbeginsels groeien uit tot nootjes met een lange snavel. Nadat de vruchten de bloemhoofdjesbodem verlaten hebben blijven soms nog wat stroschubben op de bloemhoofdjesbodem achter.


Er is wel wat leuks te vertellen over hoe men aan deze naam is gekomen.
Biggenkruid is rijk aan eiwit en aan mineralen zoals calcium en fosfor en dus zeer geschikt om door grazende dieren gegeten te worden. Maar omdat het bladrozet plat op de grond ligt, kunnen koeien het niet te pakken krijgen. Schapen en varkens daarentegen kunnen dat wel. Varkens zijn ook dol op de wortels die zij met hun snuit uit de grond weten te wroeten. Logisch dan wel dat men deze naam heeft gekozen, niet? In het Duits heet het Ferkelkraut. Grappig!


Gewoon biggenkruid is rijk aan nectar. In de voorzomer als veel drachtplanten al uitgebloeid zijn of nog in bloei moeten komen, wordt het daarom veel bezocht door bijen. Ook andere insecten weten het te vinden. Een galwesp veroorzaakt gallen in de stengel terwijl de biggenkruidboorvlieg haar eitjes in de bloemhoofdjes legt. De larven van de galmug leven ook in de bloemhoofdjes. De galmijt tenslotte heeft het voorzien op de bladeren. Hij leeft in de ingerolde bladrand.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten