dinsdag 12 juni 2018

Glanzende houtmier (Lasius fuliginosus) in mijn tuin

Vandaag in mijn tuin gespot, in de buurt van mijn grote denneboom, en ik heb er maar 1 foto van en die is bovendien ook niet helemaal scherp, maar ik wil hem toch plaatsen, want het is een mier die bij de meeste menesne niet bekend is: de Glanzende houtmier:


De Glanzende hout mier  is een opvaleende verschijning omdat hij zo glanst. Het is een mierensoort uit de onderfamilie van de schubmieren (Formicinae). De twee voornaamste onderfamilies in Nederland en België zijn de knoopmieren (Myrmicinae), die gekenmerkt worden door twee "knopen" tussen borststuk en achterlijf, en de schubmieren, die gekenmerkt wordt door een enkel knooopje tussen borststuk en achterlijf. Deze mier heeft een diepzwart, glanzend lichaam met fijne, spaarzame beharing. De mandibels en de onderste antenne- en pootsegmenten zijn bruin gekleurd. De werksters hebben een brede hartvormige kop, met aan de achterkant een duidelijke inkeping, en een relatief fors borststuk. Als de werkster voedsel naar het nest brengt, is het zwarte achterlijf zichtbaar opgezwollen, zodat de lichtgekleurde segmentringen zichtbaar zijn.

plaatje internet:


Het bijzondere aan de schubmieren is dat veel soorten relatief complexe gedragingen vertonen, zoals het houden van bladluizen in een boom of struik en ze beschermen tegen bijvoorbeeld lieveheersbeestjes door met mierenzuursporen gebieden af te bakenen met als doel de suikerrijke afscheiding van de luizen letterlijk te kunnen melken. Zelfs brengen sommige soorten de luizen ondergronds waar ze ze voeren. Dit is waarschijnlijk de enige vorm van veeteelt die bekend is, naast die van mensen. Hoe ingenieus is dat bij zo'n klein beestje!

Aan het hoofd van de kolonie van glanzende houtmieren staat ofwel één koningin (monogyn), of meerdere, wedijverende koninginnen (oligogyn). In het laatste geval kan de kolonie een omvang hebben van tot wel twee miljoen werksters. Bij verstoring of bedreiging van het nest scheiden de werksters met hun mandibels een feromoon af dat naar citroen ruikt. Deze geur waarschuwt de andere mieren in de kolonie en is giftig voor veel andere miersoorten.

Het nest bevat meerdere kamers, die dienen voor de opslag van de eitjes, de larven en het voedsel. De glanzende houtmier bouwt het nest bij voorkeur in wortelstronken of boomholtes, maar ook in dood hout op de bosbodem of in gefabriceerd hout, zoals balken of palen. De werksters knagen holtes in het hout en vullen deze op met een donkergrijs materiaal dat lijkt op het papierachtige raatstelsel van papierwespen. Het bestaat uit fijngekauwd hout, vermengd met aarde- en zanddeeltjes en speeksel dat rijk is aan honingdauw (luizenmelk). Op deze suikerrijke substantie groeit een schimmel die niet als voedsel voor de mieren dient, maar gecultiveerd wordt omdat zijn netvormige schimmeldraden stevigheid aan het nest biedt.

Het stapelvoedsel van de glanzende houtmier bestaat uit blad- en schildluizen en hun honingdauw. Om eenvoudig bij een voedselbron te komen, maken werksters gebruik van geursporen. Deze kunnen een lengte hebben van tot wel dertig meter en worden vaak meerdere jaren achtereen gebruikt.Veel van deze sporen leidden tot in de bovenste boomlagen waar de luizen leven. Terugkerende werksters die luizen hebben gemolken zijn te herkennen aan hun opgezwollen achterlijven. Naast luizen en honingdauw voedt de glanzende houtmier zich ook met andere insecten.

In de maanden mei tot oktober verschijnen de gevleugelde geslachtsrijpe mannetjes. Wanneer het nest zich in of nabij een woning bevindt, kan dit al rond maart gebeuren. De paring geschiedt in of nabij het nest. Sommige koninginnen blijven na de bevruchting in de moederkolonie, waar ze een eigen groep werksters leiden.

De glanzende houtmier is een sociale parasiet en is voor het stichten van een eigen kolonie geheel afhankelijk van verwante mieren uit het ondergeslacht Chthonolasius. Een pas bevruchte koningin die een Chthonolasius-kolonie heeft gevonden, doodt of verdrijft de heersende koningin en neemt haar plek in. Door de feromonen die ze afscheidt, accepteren de werksters haar als nieuwe heerser van de kolonie en helpen haar bij het grootbrengen van haar eerste nageslacht. Daar de werksters van Chthonolasius-soorten overwegend geel gekleurd zijn, bestaat een jonge kolonie van de glanzende houtmier voornamelijk uit gele mieren. Na de eerste verpopping verschijnen de eerste zwarte mieren en na verloop van tijd sterven de gele mieren uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten