donderdag 14 juni 2018

Keverdag bij de Kleine Bruggen

Telkens als ik ga kijken bij de Kleine Bruggen bij de Buulder AA zie ik steeds weer andere insectjes. Sommige heb ik nog nooit eerder gezien. Dat is zo leuk. Vandaag was het "Keverdag". Ik zag allerlei verschillende keversoorten. Eerst een paar boktorren.

Boktorren hebben, net als vlinders en andere kevers, een levensloop met een volledige gedaanteverwisseling. Dat wil zeggen dat de larven in niets lijken op de volwassen dieren of imago’s. Het zijn lichtgekleurde wormachtige dieren zonder duidelijke poten en met grote kaken. Tussen het larvestadium en volwassen stadium bevindt zich een popstadium. In dit popstadium ontwikkelt de larve zich tot volwassen kever.
Boktorren zijn echte vegetariërs. De larven van de meeste soorten eten hout. Doordat hout bijna uitsluitend uit vezels bestaat en dus erg weinig voedingsstoffen bevat, moeten de larven veel eten. Bij de meeste soorten boktorren duurt het larvale stadium daarom meerdere jaren, tot wel vijf jaar.

Dit is de gewone distelboktor (Agapanthia villosoviridescens):


Nou ja...gewone....ik vind hem wel apart met die lange sprieten in zwart-wit! het is een keversoort uit de familie van de boktorren (Cerambycidae).
Alleen al in de Benelux leven wel zo'n 100 soorten boktorren. De meeste zijn snel als zodanig te herkennen: een tamelijk lang lichaam, meestal fraai gekleurd en met heel lange voelsprieten: net zo lang als het lijf of nog net iets langer. De meeste soorten leven in rottend hout, riet- of andere plantenstengels en doen in het geheel geen kwaad. Deze distelboktor bijvoorbeeld leeft als larve in de stengels van verschillende grotere distelsoorten.

Hij wordt zo'n 12 tot 15 mm lang en is gemakkelijk te herkennen aan de grijsgeringde antennes, het zwarte lichaam bezet met meestal okerkleurige haren, soms zijn die grijs. Ook is er een lijn van haren over het halsschild, eindigend in een klein harig vlekje op het begin van de dekschilden:


Het vrouwtje bijt een klein stukje uit de stengel van een waardplant. In het wondje legt ze een eitje. De larve vreet zich een weg naar het midden van de stengel en vandaar vreet hij zich vol, naar beneden gaand. Soms worden zelfs de wortels aangetast. Het verpoppen vind plaats in een speciaal uitgeknaagd kamertje. De waardplant is meestal een distel, maar de larven ook zitten ook wel in de monnikskap en berenklauw. Volwassen dieren zijn te zien van april tot in oktober. Hij komt bij ons algemeen voor.

Toevallig zag ik ook nog een andere niet eerder geziene boktor: maar hem determineren leek makkelijk maar was het niet. Gezien de vlekken dacht ik: oh, die vind ik zo, maar er zijn er drie die erg op elkaar lijken: de gevlekte smalbok, ook wel vaker  vierbandsmalbok (Leptura quadrifasciata) genoemd, de Geringelde smalbok (Leptura maculata) en de Korte smalboktor (Pachytodes cerambyciformis) :


De benaming gevlekte smalbok wordt streekgebonden voor deze twee verschillende soorten boktorren gebruikt:
  • Gevlekte smalbok of Vierbandsmalbok (Leptura Quadrifasciata
  • Geringelde smalbok (Leptura Maculata)
Wil je weten hoe ik dat determineren doe? Zie hier plaatjes van internet met een korte omschrijving van deze 3 smalboktorren:

Gevlekte of vierband smalbok:


De vierbandsmalbok is 11 tot 20 mm groot. Deze soort is makkelijk te herkennen aan het langwerpige naar achteren versmalde achterlijf met acht grote gele vlekken op de bruin tot zwarte dekschilden. Die zijn overigens erg variabel.  Er komen ook bijna geheel gele of geheel zwarte exemplaren voor. De poten zijn zwart evenals de antennen. Bij het vrouwtje hebben de antennen een gelig uiteinde. Gelijkende soorten hebben grotendeels gele poten of een ander vlekkenpatroon op de dekschilden.
De larven ontwikkelen zich in oude houtstompen, meestal van loofhout, maar ook wel eens in sparren. En terwijl de volwassen dieren slechts zo'n 3 weken leven, doen de larven 2 tot 3 jaar over hun ontwikkeling.
Vierbandsmalbokken zijn in Nederland wijd verspreid en algemeen. Waarnemingen komen uit de maanden juni tot begin september met een maximum in juli. Ze eten vooral nectar en stuifmeel.

Geringelde smalbok:


Is makkelijk te herkennen aan het langwerpige, naar achteren versmalde achterlijf, en een gele kleur met donkerbruine tot zwarte vlekken. Vaak is er sprake van vier rijen vlekken, die echter naar het achtereind toe steeds meer samensmelten tot banden; de laatste twee rijen zijn dus eerder dwarsstrepen. Deze vlekken zijn echter onregelmatig van patroon, en er is ook een vierbandsmalbok , die soms een overlappend kleurenpatroon heeft, maar meestal geel met zwart gebandeerd is. Beide soorten imiteren wespen om aan belagers te ontkomen, dit wordt ook wel mimicry genoemd.
De kop en het borststuk zijn zwart, en de poten erg sprieterig. De tasters zijn zoals veel andere soorten boktorren ongeveer even lang als het hele lijf en hebben na elk segment een lichtere, vaak gele tot rode kleur. De lengte zonder de lange tasters is ongeveer 25 millimeter. Geringelde antennes dus.
Deze kever leeft van mei tot september en eet bloemdelen van voornamelijk schermbloemigen maar ook wel andere soorten planten. Ook de larve is polyfaag en eet vermolmd hout van diverse loofbomen, onder andere van de wilg, de beuk en de populier. De habitat bestaat uit loofbossen en bosranden, buiten bosrijke gebieden wordt deze soort niet vaak aangetroffen.

Korte smalbok (Pachytodes cerambyciformis):


De 7 - 11 mm grote kever is voor een boktor tamelijk gedrongen. De bruingele dekschilden met zwarte vlekken zijn slechts ongeveer twee keer zo lang als breed en naar achter duidelijk versmald. Soms ontbreken de zwarte vlekken. Er zijn veertig verschillende vlekkentekeningen bekend. De soort lijkt op Pachytodes erraticus.
De levenscyclus duurt twee jaar. De larve leeft op de wortels van verschillende loof- en naaldbomen. Van april tot mei verlaat de larve de boomwortels en verpopt in een kleine holte in de grond. Vanaf juni tot augustus zijn de kevers te zien. Ze komen vaak voor op bloemen.

Als ik nu naar mijn foto's kijk, denk ik toch dat dit de Korte smalbok is:


Qua kleur lijkt hij er t meest op: de gevlekte is meer zwarter, hij is gedrongen, heeft geen geringelde antennes dus de geringelde smalbok valt sowieso al af. Dus ik hou het op de Korte smalbok. Ik heb hem aangemeld bij Waarnemingen, misschien krijg ik uitsluitsel. Klopt, het is idd de korte smalboktor.

Een andere kever, maar dan van de ondersoort Snuitkevers is deze Distelsnuitkever (Larinus turbinatus):


De snuitkevers (Curculionoidea) zijn een superfamilie van kevers uit de infraorde Cucujiformia. Er zijn ongeveer 60.000 soorten beschreven en benoemd. De Familie Curculionidae is de belangrijkste familie.
Andere families zijn: Apionidae, Attelabidae, Urodontidae, Anthribidae en Nemonychidae.

Het is overigens een paartje:


Snuitkevers danken de naam aan de soms sterk verlengde kop met de tasters die vaak in het midden of helemaal vooraan zitten. Sommige soorten hebben een minder sterk verlengde snuit (bijvoorbeeld soorten uit de onderfamilie Scolytinae) en er zijn ook kevers uit andere infraorden die een wat verlengde 'snuit' hebben, zodat bij een aantal soorten verwarring kan ontstaan. De lichaamslengte varieert van 0,1 tot 9 cm. Het lichaam is vaak onopvallend gemarmerd, soms juist zeer kleurrijk met metaalglans of bonte vlekken. De antennen zijn meestal samengesteld uit 11 geledingen, die gebogen of geknikt zijn.Een aantal soorten is zeer berucht om de schade die toegebracht wordt door de vraat aan granen en andere planten die dienen als voedsel voor de mens.

Dan zag ik ook nog een kever uit de soort weekschildkevers (Cantharidae): het Rood soldaatje (Cantharis rufa): 


Ik moest wel even de foto bijsnijden om het goed te kunnen zien: het beestje is al dood: gevangen door een spin:


De weekschildkevers hebben, zoals de naam al zegt, zachte schilden. Er zijn in de Benelux zeker zo'n vijftig soorten, die allemaal erg lastig uit elkaar te houden zijn. Ze worden ook wel soldaatjes genoemd, omdat ze verticaal bezien wel lijken op een ouderwets soldatenuniform. De volwassen kevers eten meestal insecten. Soms gaan ze actief op jacht, maar vaak eten ze aas. De volwassen kevers vind je heel erg vaak op bloemen, waar ze zitten te zonnen. Behalve dan de kleine rode weekschildkever, want die schijnt weinig anders te doen te hebben dan te paren. Haha... deze is nog druk in de weer:


Maar naast de kevers zag ik nog allerlei ander moois. Toen ik dit zag werd ik helemaal blij: deze prachtige Brede lathyrus (Lathyrus latifolius):


Door de opvallende trossen met 5 tot 15 paarsrode grote vlinderbloemen valt deze plant tijdens de bloei in de zomerperiode meteen goed op in de graslanden en ruigten waar de plant te vinden is. De bloemen groeien met vijf tot vijftien stuks in trossen. De bloemkroon is karmijnrood en 2–3 cm lang:


Ze heeft  tot wel 3 meter lange stengels die langs andere planten omhoog kunnen  klimmen als ze een steun hebben gevonden. Maar meestal blijven ze laag bij de grond.

De plant bloeit van mei tot augustus. Mooi zo tussen al die andere wilde planten:


Wantsjes zijn er in de mooiste kleuren: vaak mooie felle kleuren, zoals deze met de leuke naam: Piamaschildwants (Graphosoma lineatum):


Is ze niet mooi? Ze wordt ook wel pyjamawants, rood-zwarte streepwants of gevangeniswants genoemd, verwijzend naar het  traditionele gestreepte gevangenenplunje. Het is een wants uit de familie Pentatomidae (boomwantsen).


De tekening is kenmerkend en bestaat uit een knalrode basiskleur met brede zwarte lengtestrepen over de gehele bovenzijde van het lichaam. De rode strepen zijn ongeveer even dik als de zwarte en die op de rand van het achterlijf staan enigszins naar buiten. De pootjes en antennes zijn zwart, de buik is rood met vele kleine zwarte vlekjes. Het lichaam is erg rond en de lengte ligt tussen de 8 en 12 mm. Kenmerkend is ook het grote schildje, dat tot de achterlijfspunt reikt en de voorvleugels grotendeels bedekt. De voelsprieten zijn 3 ledig.De nimfen hebben nog geen rood-zwarte tekening, die dient om vijanden als vogels te waarschuwen voor de walgelijke smaak. Ze zijn merendeels grijsgroen van kleur.


De pyjamaschildwants leeft van diverse schermbloemigen langs bosranden en begroeide delen van heidevelden. Zonnige plekken hebben de voorkeur en bij bewolking blijven de wantsen in de schuilplaatsen zitten zoals scheuren in boombast. Het is een typische boomwants die niet vaak op de bodem komt. Ze komen vaak in kleine groepjes voor.

Rupsen vind ik vaak niet zo boeiend, maar soms vallen ze echt op, ze kunnen ook bijzonder mooie felle kleuren hebben. Dit is de rups van de Gevorkte silene uil ( Sideridis rivularis):


Ze viel op door de afstekende kleur en omdat ze vrij fors was (ca 31/2 cm). Het is een rups van een dagactieve nachtvlinder uit de uilenfamilie. Ze komt algemeen voor maar is wel kwetsbaar.
Het lichaam is bruinachtig geel of bleek groenachtig bruin, met een purperachtige bruine zweem, vooral naar de kop en op de onderzijde; over de rug heeft hij een rij purperachtig bruine, V-vormige vlekken en identiek gekleurde, schuine strepen over de spiracula ( ademhalingsopeningen op de zijkant van het lichaam):


Ze heeft wel een grappig koppetje die een lichtbruine met donkerdere tekening heeft:


Ik zag nog meer rupsjes, een klompje rupsen dit keer, op het blad van een brandnetel, het blijken de rupsen van een Dagpauwoog (Aglais io)te zijn:


De rupsen hebben een diepzwarte lichaamskleur die duidelijk afsteekt tegen de planten waarop ze leven. Ook rupsen die zich in een spinselnest bevinden zijn door hun zwarte kleur met witte stippen duidelijk te zien. Het gehele lichaam is voorzien van regelmatige, zeer kleine witte, ronde stippen. Een ander kenmerk zijn de rijen zwarte stekels, die naar voren gericht zijn en vertakt zijn in haartjes.

De dagpauwoog overwintert als vlinder en komt in het voorjaar als een van de eerste weer tevoorschijn. Hun rupsen  zijn gespecialiseerd in het eten van grote brandnetel: planten die door andere dieren juist vermeden worden vanwege de hoge concentraties brandharen. De rupsen kunnen zo massaal voorkomen dat ze grote groepen brandnetels helemaal kaalvreten. Ze eten zowel overdag als 's nachts en zijn echte eetmachines:


De rupsen hebben door hun stekelige lichaamsoppervlak maar weinig gespecialiseerde vijanden die het aandurven de rups in één keer door te slikken. Als de rupsen worden aangevallen bewegen ze gelijktijdig het achterlijf heen en weer wat dient om de vijand te verwarren. Ook kunnen ze hun maaginhoud legen over een vijand. Bij aanraking rollen de rupsen zich vaak tot een bal en laten zich op de grond vallen. Ze hebben echter wel 1 vijand: de sluipwesp Phobocampe confusa ( een parasiet). De vrouwtjes zetten met de lange legboor een ei af in het rupsenlichaam waarna de larven de rups opeten. De sluipvlieg Sturmia bella zet de eitjes af op de voedselplant van de rupsen waarna de vliegenlarve de rups binnendringt en deze van binnenuit opeet. Dus helemaal veilig zijn ze nu ook weer niet.

Tot slot nog een mooie zweefvliegje: de Gewone pendelvlieg (Helophilus pendulus):


Hij heeft zwarte en gele lengtestrepen op het borststuk. Het achterlijf heeft een patroon met gele, zwarte en grijze vlekken. Midden op de kop zit een streep. De lengte van de vleugel is 8,5–11,25 mm. Het dier is door middel van het kleurpatroon van de pootjes en de kale zwarte lengtestreep op het hoofd te onderscheiden van andere Helophilus-soorten.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten