maandag 21 mei 2018

Panbossen : mooie lentewandeling

Vandaag een mooie lentewandeling gemaakt in de Panbossen, of eigenlijk leek het wel een zomerwandeling: het was 25 graden. We beleven waarschijnlijk de warmste mei-maand sinds 1889!! Alleen jammer dat ik kleren met lange mouwen en broekspijpen aan moest vanwege de muggen. Want die waren er.....behoorlijk veel.

Het was een mooie wandeling van wel 3 uur. Ik heb het al vaker beschreven:
het landgoed de Pan is een van de mooiste en meest gevarieerde gebieden binnen onze gemeente. Het gebied is ongeveer 300 hectare groot. Het meest indrukwekkend is de zuidkant waar de natuur ongestoord haar gang kan gaan. Dat is waar ik vandaag heb gewandeld. Hier wisselen loofbossen en gemengde bossen elkaar af en zie je hier en daar nog een stukje ongerepte heide of een klein moerasje.
De Pan bestond vroeger uit grienden, water, heide en landbouwgrond. Inmiddels is de Pan in het bezit van Staatsbosbeheer. Het beleid van Staatsbosbeheer is om de natuur ongestoord zijn gang te laten gaan. Omgevallen bomen mogen blijven liggen en maïsakkers zijn ontgrond en teruggegeven aan de natuur. Tevens wordt er onderhoud gepleegd, wat voor het behoud van de natuur toch noodzakelijk is. Er wordt geplagd en samen met de vrijwilligers van het IVN werd de heide een jaar of 10 geleden vrijgemaakt van jonge berkaanplant, zodat de heide weer in al zijn pracht kan bloeien. Tegenwoordig houdt een kudde schapen de heide schoon. Er leven bunzingen, egels, hazen en reeën. En met een beetje geluk zie je misschien een buizerd, havik, wielewaal, boomklever, of de zwarte specht of  de nachtzwaluw.

Kijk met mij mee naar mijn foto's en ontdek wat ik allemaal gezien heb.

Google maps afbeelding van de route die ik heb gelopen:


Ik heb de auto geparkeerd bij de speciale parkeerplaats en het infobord en ben richting De Rummeling gelopen, via een pad evenwijdig aan het Sterksels kanaal.

Ik zag een eendenpaar met wel 9 jongen. Dat is mooi. Veel vijanden zullen ze hier niet hebben:


En als er wel gevaar is kunnen ze snel schuilen in het oevergewas:


Moeders voorop en haar kroost erachteraan:


Schitterend. Ze zijn al zo groot: die overleven het wel. Het is de zomertaling (Spatula querquedula): een kleine soort eend ( gem 35 cm). Het mannetje is te herkennen aan de witte streep boven het oog tot aan de hals, lange, afhangende schouderveren (grijs, groen, zwart en wit gestreept).  Het vrouwtje heeft een witte keel, donkere oogstreep, bleke wenkbrauwstreep, lichte vlek aan snavelbasis en grijze poten en snavel. Mooi herkenbaar op mijn foto's. Het voedsel bestaat uit water- en moerasplanten. Hun nest verbergen ze goed in de oeverbegroeiing. Het legsel bestaat uit zeven tot twaalf roomkleurige, geelwitte eieren, die door het vrouwtje in ongeveer 22 dagen worden uitgebroed. 

Mooie grote partij Rode klaver (Trifolium pratense):


Een zeer algemene soort in onze gras- en hooilanden die bloeit van mei tot in de herfst met roze tot rode bloemen. Kan tot 50 cm hoog worden. Ook goed herkenbaar aan ze zgn "geluksblaadjes". De bloemen worden bezocht door bijen, die voor de bestuiving zorgen. Ze worden aangetrokken door de nectar in de bloemen en verzamelen ook stuifmeel of pollen.


De rode klaver is ook een waardplant (waarop vlinders hun eitjes leggen) voor de vlinders klaverblauwtje, staartblauwtje, mi-vlinder, bruine daguil, gamma-uil en de microvlinders klavervouwmot en grijze metaalkokermot.

Die heb ik allemaal niet gezien, maar wel een andere prachtige mot met waanzinnig lange sprieten: de geelbandlangsprietmot:


Ik heb haar al beschreven in een andere blogpost:


Het bos is hier erg gevarieerd. Deze boom sprong in het oog door zijn prachtige bloemen, de Gewone acacia (Robinia pseudoacacia):


Een snel groeiende boom, die erg oud kan worden. De stam heeft diepe groeven. De boom bloeit in mei, juni en juli, tijdens of vlak na het ontvouwen van de bladen. De bloemen zijn wit en vormen 10 tot 20 cm lange, sterk geurende trossen. De nectar kan 35 tot 59% suiker bevatten waardoor de boom heel veel bijen lokt. In het najaar blijven 5 tot 15 cm lange kale peulen met zaden aan de boom hangen. De kleine, harde zaden kunnen tot 30 jaar later nog kiemen. Heel bijzonder.

Ik wilde vandaag met name nieuwe insecten ontdekken dus ik was vooral met mijn neus (ogen eigenlijk) en mijn camera naar omlaag aan het kijken. Daar viel mij een grote spin op: de hooiwagen (opilione), ook wel eens "daddy longlegs" genoemd:


Nee het is geen spin! Het verschil tussen hooiwagens en spinnen is, dat hooiwagens uit één bolletje met poten bestaan, spinnen hebben altijd een kop borststuk met een achterlijf dus een duidelijke tweedeling. De ogen staan bij de hooiwagens op een heuveltje boven op het lichaam, ze hebben twee ogen, spinnen hebben doorgaans acht of zes ogen. 
Hooiwagens zijn geduchte rovers die zich met hun lange en schijnbaar kwetsbare poten heel snel en behendig door struiken, bomen en door strooisel op de grond verplaatsen. Ze kunnen ook dagenlang roerloos op een blad of een muur zitten, wachtend op prooi. Soorten die in struiken en bomen leven hebben poten tot meer dan vijf centimeter lang. En dat is tien keer zo lang als hun lichaam. Op de grond levende soorten hebben kortere poten en zijn trager. De tasters van het vrouwtje zijn onbehaard. Ik kan op mijn foto niet zien of het een vrouwtje is.


Zoals je wel kunt zien heeft hij of zij last van mijten. Meer hierover en over deze spinachtige in mijn blogpost: hooiwagen met mijten:


Toen zag ik een mij al bekend insectje: de gewone schorpioenvlieg (Panorpa communis):


Dit mannetje ziet er gevaarlijk uit met zijn schorpioenachtige achterlijfspunt en lange zuigsnuit, maar gevaarlijk is hij niet: hij eet enkel honingdauw en insecten.
Foto is een beetje onscherp helaas. Voor beschrijving, zie mijn blogpost:

http://natuurfotografieanitasart.blogspot.nl/search?q=schorpioenvlieg

Tussen al dat groen valt dit mooie lila bloempje wel op: Het is de Gewone smeerwortel (Symphytum officinale):


Een algemeen voorkomende plant in ruigtes, bermen, op dijken en bij slootkanten. De plant wordt 40-100 cm hoog met van mei tot augustus witte, roze of paarse, dicht opeen in een hangende tros gegroepeerde klokvormige bloemen:


Zowel de stengel als de lancetvormige bladeren zijn ruwbehaard. Het wortelblad is het grootst, dit kan 25 cm lang zijn. De hogere bladeren zijn gevleugeld langs de stengel, dat wil zeggen: het blad loopt door langs de stengel tot het vorige blad. De bladeren zijn aan de onderzijde geaderd. Wordt vaak bezocht door hommels. Vaak bijt de hommel aan de achterkant van de bloem een gaatje om bij de nectar te komen. Hoe bijzonder is dat.

Ik begin zo langzamerhand ook aardig wat wilde en veldbloemen te kennen.

Ik zag ook enekele libellen, deze eerste was een beetje moeilijk te determineren, maar ik denk dat het een vrouwtje is van de Azuurwaterjuffers:


Dit is ook een waterjuffer, de Azuurwaterjuffer, ook een vrouwtje:


De juffers hebben kortere vleugels dan het - slanke - achterlijf, ze zijn tengerder gebouwd en vouwen die vleugels in rust naar achteren langs het lichaam. De ogen staan geheel afzonderlijk van elkaar aan weerskanten van de kop geplaatst.

Dit leuke stel is een paartje  Groene Struiksnuitkevers (Phyllobius maculicornis):


Ze zijn erg schuw, behalve als ze aan het paren zijn...haha. Je ziet ze van april tot juli. Er bestaan zo'n 15 soorten van in Nederland, en het is vaak moeilijk om ze op naam te brengen. Maar het zijn leuke beestjes om te zien.  Ze hebben een lange snuit met aan het uiteinde een stel kaken. In hun antennes zit meestal een haakse hoek. Hun larven hebben geen poten, en leven in planten, in zaden, in wortels, in houten stengels. Enkele soorten snuittorren veroorzaken zogenaamde bladrollers of peperhuisjes. De kevers eten bladeren van zwarte els, distels en grote brandnetels.

En dan hebben we hier het zwartpootsoldaatje  (Cantharis fusca):


Het is bij ons één van de meest algemene soldaatjes. De belangrijkste kenmerken zijn: zwarte achterkant van het hoofd, de voorkant oranje en eerste antenneleedjes oranje, oranjerood halsschild met een zwarte vlek aan de voorrand, die echter uitgebreid kan zijn tot een volledige zwarte band van voor naar achter, helemaal zwarte vleugelschilden en pootjes. De lengte is tussen 10 en 15mm.


Het kevertje leeft in begroeide gebieden langs de bossen, sloten en weilanden. Ze zitten vaak op bloemen waar zij zich voeden met pollen en nectar maar ook met bladluizen en kleine insecten. Waarschijnlijk is dit een vrouwtje. Heb ze aangemeld bij waarnemingen.


Hier zit ze op de brandnetel:


Ik was inmidddels aangekomen op het punt waar de Sterkselse AA zich kruist met het Sterksels Kanaal: bij het waterbergingsgebied De Rummeling:


Het Sterksels Kanaal is een mooie waterloop met in de zomer een dek van waterplanten. Was het dat het Sterksels Kanaal destijds voornamelijk is gegraven om de landbouwgronden van Sterksel te bevloeien, deze functie is nagenoeg komen te vervallen. Tegenwoordig heeft het Sterksels Kanaal, evenals de Sterkselse Aa, een belangrijke functie voor de waterafvoer van het bovenstrooms gebied vanuit Limburg, zoals 100 jaar geleden ook al het geval was. In oktober 2006 heeft Waterschap De Dommel het waterbergingsgebied 'De Rummeling' aangelegd. De aanleiding voor het waterbergingsgebied zijn de ongewenste overstromingen vanuit het Sterksels kanaal. Deze overstromingen zijn het gevolg van hoge piekafvoeren. Die ontstaan door een combinatie van een hoge hoeveelheid neerslag en een snelle afvoer van het water in het landelijk gebied. In 2002 heeft dit geleid tot overstromingen aan de overzijde van dit kanaal.
Waterschap De Dommel heeft een voorziening gemaakt waarbij tijdens piekafvoeren van het kanaal een deel van het water via de inlaat het 9 ha. grote waterbergingsgebied kan binnen stromen. Dit gebied is omgrensd door kade en hoge gronden. Hierbinnen kan maximaal 57.000 m3 water tijdelijk worden geparkeerd. Zodra de afvoerpiek voorbij is, loopt het waterbergingsgebied vanzelf langzaam weer leeg. Het doel is om wateroverlast ter plaatse van bebouwing of ander intensief gebruikt land te voorkomen. Daar waar het minder kwaad kan, wil het waterschap een deel van het hemelwater tijdelijk "parkeren". Door het aanleggen van waterbergingsgebied 'De Rummeling' ontstaat er minder kans op wateroverlast in de intensievere gebiedsdelen benedenstrooms.

Allemaal te lezen in dit bijzonder mooie pdf:


Ik ben daar al eerder geweest en heb er mooie foto's gemaakt, zie deze blogpost:

...............................

Van mei tot juli kun je tussen de bladeren en takken van lavendel (en ook tal van andere planten) heel  vaak kleine dotjes schuim aantreffen:


In dat schuimbolletje zitten  kleine lichtgroene tot gelige beestjes verscholen. Het zijn de larven van de schuimcicade of het schuimbeestje  (Philaenus spumarius) die meestal ongeveer 3 tot 6mm groot is.


Maar echt zichtbaar zijn ze meestal niet. Ze zitten goed verscholen in hun schuimcoconnetje, vooral om belagers (spinnen, vogels, enz.) te misleiden en uitdroging door de zon te voorkomen. Als de larven volwassen zijn verdwijnt het schuim vanzelf. Daar ik geen foto's daarvan heb ga ik dit insectje hier niet verder beschrijven.

In, op en tussen deze oeverbeplanting zag ik al dit prachtige insectenleven: dit is richting Hugten:


De begroeing rijkt hoger dan mijn knieeen, maar er is zoveel te zien: het wemelt er van de beestjes. Helaas ook veel muggen, want het was broeierig warm. Ben ook n paar keer gestoken ondanks dat ik me had ingesmeerd met muggenstift.

En dit is achterom gezien, richting startpunt:


Zeker in zulke hoge grasgebieden is het goed oppassen geblazen voor de teken. De teek komt steeds vaker voor in Nederland. Ze vallen niet uit de bomen, zoals dat vaak gedacht wordt, maar ze leven vooral in struikgewassen, grassen en heide, het is dus belangrijk om je lichaam goed met kleding te bedekken en je te sprayen met DEET.

Eenvijfde van de teken in Nederland is besmet met de bacterie Borrelia burgdorferi. Die veroorzaakt de ziekte van Lyme. Maar de helft van alle teken in Nederland zijn ook besmet met veel meer ziekteverwekkers. Er is "een hele dierentuin aan bacteriën, virussen en parasieten te vinden in teken." Dit kan zorgen voor heftige chronische griepverschijnselen, hersenvliesontsteking en zenuwaandoeningen. Op de site van tekenradar is te zien waar de meeste teken actief zijn. oppassen dus!

Kruipend tussen de bladeren van lagere struiken of zonnend op die bladeren vind je soms een vrij grote, bruine spin: de Kraamwebspin (Pisaura mirabilis):


Ik heb haar al eerder beschreven, zie mijn blogpost:

Dit is het 10-stippelig lieveheersbeestje (Adalia decempunctata):


De lieveheersbeestjes kent iedereen wel: tamelijk rond en bol, vrij klein en meestal rood met zwart of omgekeerd. We hebben ze allemaal wel ns gevangen, op de hand gezet en de vingers omhoog gehouden. De kevertjes zoeken dan het hoogste punt op, jouw vingertop, en zodra ze die hebben gevonden, vliegen ze weg. Maar ze determineren is niet zo makkelijk als het lijkt. Je kunt de stippen tellen: die zeggen echter niets over de leeftijd van het beestje (ze worden zelden ouder dan één jaar), maar vaak wel over de soort. Toch moet je oppassen, want de meest voorkomende soorten, de Tweestip en de Tienstip zijn heel erg variabel en lijken soms sprekend op andere soorten. Globaal zijn er drie groepen: bladluiseters, schimmelvreters en planteneters. De bladluiseters zijn allemaal rood met zwart of omgekeerd. De schimmelvreters zijn meestal geel of oranje.  De planteneters zijn erg schaars: de groep bestaat maar uit een paar soorten.
Deze is dus een bladluiseter.

De 10 stippen kunnen er ook minder zijn. Waar je hem wel aan kunt herkennen is de deuk in de schilden en het witte halsschild met zwarte vlekken die wel op een kattenpootafdruk lijken, en ook aan de bruine poten ipv zwarte.

Mooi, de Gewone dotterbloem (Caltha palustris):


Barnsteenslakje (Succinea putris), op een blad waarop nimfjes of luizen zitten, niet dat hij daarvan eet hoor, hij eet vnl plantaardig materiaal:


Nog meer zwartpootsoldaatjes: ik zag er echt heel erg veel vandaag, ze zaten vooral in grashelmen:


Soldaatjes jagen op grassen, kruiden en struiken op levende en dode insecten. Ze zitten graag in de zon. Ze kunnen goed vliegen. In de zomer tref je ze vaak in grote aantallen op schermbloemen, zoals Gewone bereklauw en Gewone engelwortel. Dan eten ze stuifmeel, en paren met elkaar.

Tussen het vele gras en de brandnetels pronkten leuke kleine rose bloempjes:


 Het is de Zachte ooievaarsbek (Geranium molle):


Het is een zeer algemeen voorkomende, eenjarige plant van 5 tot 40 cm hoog, die bloeit vanaf mei tot de herfst. Groeit op voedselrijke, grazige grond. De bloemen zijn helder roze. Ze hebben 5 hartvormig ingesneden kroonblaadjes, zoals op onderstaande foto mooi is te zien. De stempels hebben aan de binnenkant dezelfde kleur als de kroonbladen. De stengels, bladstelen, bloemstelen en kelkbladen zijn behaard met lange en korte afstaande witte haren en korte klierharen. 
Mooi schattig klein bloempje!


Jaaaaaa, eindelijk een vlindertje: een witje: het Kleine koolwitje (Pieris rapae):


Ze vliegt van  maart tot en met november. De witjes zijn lang niet altijd wit! De citroenvlinder bijvoorbeeld, is geel tot groen. Opvallend aan deze witjes is, dat ze meestal maar één of twee kleuren hebben. In tegenstelling tot de meeste andere dagvlinders hebben de witjes meestal geen ingewikkelde tekening op de vleugels. De vleugels hebben enkele zwarte vlekken. Op de onderzijde zit een groene bestuiving. Zowel de vrouwtjes als de mannetjes hebben een donkere tip aan de bovenkant van de voorvleugel, die recht is afgesneden. Bij het mannetje zit daaronder nog één stip en bij het vrouwtje nog twee stippen. Mijn foto is niet zo duidelijk dat ik dat goed kan zien, dus of t een mannetje of vrouwtje is....dat weet ik niet.


Nog meer kleine rose bloempjes: dit is het Robertskruid (Geranium robertianum), ook een wilde plant:


Op droge gronden kleuren blad en stengel vaak rood. Wort tot 50 cm hoog. De plant bloeit van april tot november. De roze (zeer zelden witte) bloemen hebben een doorsnee van 2 cm. De vijf kelkbladen zijn eirond tot langwerpig. De plant heeft een voorkeur voor beschaduwde plaatsen; hier stond ze aan de oever van het Sterksels Kanaal tussen de varens.

Even een paar mooie foto's van het kanaal:






En ja, nog een vlindertje, eentje die niet goed stil kan zitten: het Bont zandoogje (Pararge aegeria):


Het bont zandoogje komt het meest voor in de bossen in het zuiden en oosten van ons land. Hij zoekt dan een zonnig plekje op: bv een brandnetel. De vliegtijd is van februari tot en met oktober. Ze vliegen in twee tot drie generaties per jaar. De mannetjes zijn vrij fel tegenover soortgenoten en jagen andere mannetjes van dezelfde soort weg.

Ik naderde een plek waar de storm van rond de jaarwisseling ook flink had huis gehouden. Om een indruk te geven wat voor kracht hier heeft plaats gevonden ben ik er zelf naast gaan staan:


Wil zo'n boom ontworteld worden, dan moet dat toch wel met heel veel kracht zijn gebeurd. Ongelooflijk! Het gat onder boom was zeker 2 meter diep.

Plotseling werd ik aangenaam verrast: tussen al het getjilp van vogeltjes hoorde ik het gekwetter van jonge vogeltjes, ik spitste mijn oren en ontdekte dat het vanuit een spechtengat kwam:


Dat was zooo leuk. Ze bleven maar kwetteren, waarschijnlijk was het voedertijd. Maar de ouders lieten zich niet zien terwijl wij er waren natuurlijk. Ik heb er wel een filmpje van gemaakt. In de boom zeten meerdere gaten. Het gat waar de geluidjes uit kwamen zat op ongeveer 2 1/2 meter hoogte. Waarschijnlijk is het van de zwarte specht.


Dit is de weg weer richting terug, evenwijdig aan het akkerland (zie google maps afbeelding), het was hier natter en gevarieerder.


Kijkje omhoog naar de stralend blauwe lucht:


Toen zag ik langs het bospad een toch wel bijzondere, niet alledaagse plant staan: de Oosterse karmozijnbes (Phytolacca esculenta):


Zoals je ziet een erg opvallende verschijning: grote bladeren, stevige stengel en witte bloemen in toortsvorm. Hij groeit op vochtige voedselrijke grond en kan wel 2 meter hoog worden. De plant komt van nature voor in Oost-Azië en China en is in Europa ingevoerd en verwilderd. De bloei is meestal vam juli tm augustus maar hij bloeit nu al. Hij krijgt zwartpaarse bessen die vroeger gebruikt werden om de roserode verfstof karmozijn te maken. De zaden, de onrijpe bessen en de wortels zijn wel giftig.


Het was hier echt genieten op dit mooie bospad:


Wat weer uitkwam bij Hoef aan de Pan. Daar ging ik rechtsaf via een bospad en het wildrooster over om op de Heide te komen:

Blik naar rechts:


Het is niet de heide wat hier zo mooi rood kleurt, maar de Schapenzuring (Rumex acetosella) :


Het heeft zeer kleine groene tot rode bloemetjes in aarachtige bloeiwijzen in pluimen, met een rechte stengel tot 60 cm hoog. Bladeren gesteeld, smal ovaal tot spiesvormig, met twee kleine, karakteristieke zijlobjes onderaan het blad.
Groeit op droge zand- of veengrond, op onkruidruigten en graslanden.  Bloeitijd is mei - oktober.


Deze kleine zuring is waardplant voor de kleine vuurvlinder. Daarnaast is het gastheer voor een aantal galveroorzakende snuitkevers uit de groep van de spitsmuisjes. Deze veroorzaakt zwellingen in het blad, welke dan meestal mooi rood verkleurt.


De grote konijnenburcht lag er ook nog steeds; die bestaat al jaaaaaren:


Hier op de heide was nu ook het getjirp van de krekels te horen. In Nederland komen vier soorten krekels voor: de huiskrekel, de boskrekel, de veenmol en de veldkrekel. De laatste staat helaas op de Rode Lijst. 


In tegenstelling tot de sprinkhanen, gebruiken krekels nooit hun poten om geluid te produceren. Het tjirpgeluid wordt door stridulatie voortgebracht waarbij de vleugels over elkaar worden gestreken. Ze doen dit om het andere geslacht te lokken. Het zijn vaak de mannelijke exemplaren die striduleren om vrouwtjes te lokken. In veel gevallen kunnen ook de vrouwtjes geluid produceren maar ze doen dit alleen bij de balts; als er reeds een mannetje is genaderd. Krekels tjirpen met verschillende snelheden en frequenties afhankelijk van de soort en de temperatuur van de omgeving. De meeste soorten tjirpen sneller naarmate de temperatuur stijgt. Ik probeerde ze te spotten, maar als je dichtbij komt houden ze ineens op met tjirpen. Ik heb er geen kunnen zien helaas. Maar ja, ik lette meer op bruine of groene beestjes, wist niet dat ze zwart waren.

Want waarschijnlijk is het de zwarte veldkrekel. De zwarte veldkrekel is meest te zien van mei tot juli en leeft in droge en schralere, lichtbegroeide plaatsen zoals heide, met hier en daar graspollen waar de krekel onder leeft. Het is een warmteminnende en bodembewonende soort die niet veel klimt en holletjes graaft onder graspollen of plantenwortels. Hierin wordt geschuild bij slecht weer of bij verstoring. Tegen het begin van de winter wordt het holletje afgesloten om te overwinteren. Het voedsel van de zwarte veldkrekel bestaat uit plantendelen zoals wortels van grassen, maar ook kleine dieren worden gegeten.

Hij ziet er zo uit (plaatje internet):


De veldkrekel wordt tot 25 millimeter lang en is geheel zwart van kleur; alleen na een vervelling is de kleur lichtbruin tot rood. De zwarte veldkrekel heeft vleugels maar leeft op de bodem, en heeft een vrij rond en stomp lichaam, met stevige poten waar de krekel, vooral als het warm is, razendsnel mee kan rennen. De kop en halsschild zijn zeer stevig en glanzend, de voorzijde lijkt enigszins op een helm. Als ik hem toch een keer kan spotten zal ik de foto hier bij plaatsen.

Ook hier waren momenteel veel Johanneskevers:


Panoramafoto gemaakt:


Het is hier zo stil...en zo mooi....


Het pad naar de poort waar je weer het bos in kunt:


Een paar mooie sfeer impressies van de natuur hier:
Op de achtergrond staan de schapen te grazen:








Op de achtergrond het broekbos:
















Ik heb niet veel libelles gezien, dat had ik min of meer wel verwacht. Maar misschien was de temperatuur nog niet goed genoeg: als ze samengevouwen op een blad zitten om zich op te warmen vallen ze niet zo goed op.

Door de poort verlaat je het heidegebied en kun je weer het bos inlopen. Kort daarna moet je weer een bruggetje het Sterksels Kanaal oversteken:


Achter aan de rechterkant ligt de heide waar ik vandaag kwam en links vervolgde ik mijn wandeling via een bospad. Het is hier prachtig door de zon die door de bomen schijnt en mooie schaduwpartijen opwerpt:


Het kanaal vormt hier een soort van poel, waar je bijna zo in kunt lopen. Het water is hier erg helder:


Kijk maar hier:
En ik wilde ook die zwerm dansende muggen vastleggen:


Het zijn Dansmuggen (Chironomidae), ook wel vedermuggen genoemd. Het zijn alleen de mannetjes muggen. De vrouwtjes zijn het die je prikken en die dansen niet. Ze scheiden al dansend feromonen af, die een sterke geur hebben en de vrouwtjes lokken. Het is dus een paringsritueel, want muggen doen 'het' in de lucht. Dansmuggen zijn onschuldige insecten die over het algemeen makkelijk van steekmuggen zijn te onderscheiden door de grotere en witte vleugels die als een afdakje op de rug worden gevouwen in rust, in plaats van doorzichtig en recht achter de rug gevouwen zoals bij veel steekmuggen. De twee grote, veer-achtige uitsteeksels op de kop verklaren de naam vedermug, met name bij het mannetje die hiermee feromonen van een vrouwtje waar kan nemen. Ze hebben een lichtbruin tot groen lichaam. De meeste dansmuggen worden ongeveer 10 millimeter lang.

Het is hier toverachtig mooi:


Uitkijkje vanaf de brug  richting Panweg:


Ik ben in een zgn. broekbos aangekomen. Een broekbos is een bos, laag gelegen vlak bij een beek, en waar het dus vochtige en nat is:


Vlak langs het bospad liggen aan beide zijden sloten, met heel veel kroos:
 

Hier en daar hoorde ik een kikkertje in het water plonsen:



Er is een hele rijke begroeiing:


Veel bramenstruiken hier: de mooie bloesem van de braam:


Grappig gezicht:


Met zijn tweeen:


Hier gaat het over de Sterkselse AA heen:




Kevertjes in het zonnetje:


Toen zag ik een prachtige vlinder die ik nog niet eerder had gezien, het was het landkaartje (Araschnia levana):


Het is een dagvlinder uit de familie Nymphalida: (vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders). De onderkant van de vleugels is een netwerk van lijnen waar deze vlinder zijn naam aan dankt. Bijzonder aan deze vlinder is dat er twee vormen zijn. De eerste generatie in het voorjaar is oranjerood met zwarte vlekken terwijl de zomergeneratie zwart is met een witte band en rood-oranje streepjes op de bovenvleugel. De eitjes worden gelegd op de brandnetel.

Dit is duidelijk de voorjaarsvlinder:


De voorjaarsgeneratie is met een voorvleugellengte van 16 tot 18 millimeter ook kleiner dan de zomergeneratie met 17 tot 21 millimeter. Door het aderwerk op de onderzijde kan de zomervorm niet verward worden met andere vlinders zoals de kleine ijsvogelvlinder of de voorjaarsvorm met parelmoervlinders. Ze heeft als leefgebied de bossen, tuinen, en bosranden. Ze vliegt van zeeniveau tot een hoogte van 1500 meter. Dat is best hoog! De vliegtijd is van mei tot en met oktober.
Hier in het broekbos zijn mooie bosbloemen te zien:
Dit is de wilde Akelei (Aquilegia vulgaris):


De standplaats van deze planten is op vochtige, beschaduwde grassige plekken, zoals hier. De plant bloeit van mei tot juli met 3-5 cm grote bloemen, die vijf opvallend gepunte paarsblauwe, roodpaarse, roze of witte kroonbladen en talrijke meeldraden hebben. De punt wordt gevormd door een honingklier (nectarie). De vrucht is een kokervrucht. Kan tot 60 cm groot worden. Ze zaait zichzelf uit en kan op de vreemdste plekken opduiken.

En natuurlijk ook mooi, hier nog in de knop: de kamperfoelie (Lonicera periclymenum):


De rechtswindende of kruipende, houtige stengels kunnen wel  2-10 m lang worden! Hoewel de plant niet parasiteert, 'wurgt' de plant wel zijn drager bv een andere boom, doordat deze zijn gewicht moet dragen en minder bladruimte en licht heeft. De roomwitte, 3-5 cm grote bloemen zijn in trossen gegroepeerd, later wordt de kleur iets donkerder en neigt naar geel. De bloemen hebben een aangename geur. De bloeiperiode is in juni tot september. De rode vruchten zijn enigszins giftig. In bossen vind je deze plant met name op lichte of halflichte plaatsen, zoals hier:


Veel varens in de schaduw van de bomen:


Ik kijk niet altijd alleen maar naar de grond hoor, ....ik kijk ook wel eens in de lucht, en zag warempel in de verte een buizerd circelen:


En een een boomblevertje hoog in een boom:


Je hoort wel heel veel vogeltjes, maar ziet ze bijna niet. Ze zitten hoog in de toppen tussen het gebladerte van de bomen. Ook hier lagen enkele kolossale bomen om:


Toen bereikte ik de panweg weer, ter plaatste van het witte zomerwoninkje, waar ik langs af liep om de weg weer te bereiken. Ik was intussen wel erg moe geworden. Via de Panweg liep ik weer terug naar de parkeerplaats. Onderweg kwam ik nog de peilmeter van de Sterkselse AA tegen:


Ik heb er niet zoveel verstand van, maar de waterstand lijkt me niet zo heel erg hoog: 50 lijkt het gemiddelde, gezien de bruine verkleuring. Ook hier is de AA mooi:


Blik naar de andere kant:


En weer terug bij het infobord bij de parkeerplaats:


Het was een lange wandeling, maar zeer gevarieerd. Ik heb het allemaal gezien: de loofbossen en gemengde bossen, de ongerepte heide, kleine beekjes en stukjes moeras. De mooie meanderenede Sterkselse AA met haar weelderige oeverbeplanting, maar ook het Sterksels Kanaal met haar rijke begroeiing. Het was allemaal even mooi om te zien, en ik heb erg genoten van mijn wandeling. Ik heb weer allerlei dingen kunnen fotograferen  die ik nog niet eerder had gezien, en vandaag veel kunnen leren van de plantjes en de beestjes.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten